| |
| |
| |
A.J. Dunning
Over de anatomie van verdriet
Verdriet, zegt het woordenboek, is het synoniem van hartzeer en zieleleed. Het is geen primitieve reactie als pijn, honger, dorst of slaap die we met dieren delen, maar iets hogers op de ladder van voelen en gewaarworden. Als geluk meer is dan we verwachten, dan is verdriet het mindere, het tekort of verlies, een ander perspectief. Verdriet kan kortdurend en oppervlakkig zijn, afhankelijk van huiddikte of klaagdrempel, maar ook een ongeneeslijke aandoening die het bestaan levenslang verziekt.
Verdriet kan gewogen, geteld en vergeleken worden, naar aard en oorzaak en op die schaal van Richter staan ziekte en dood vanouds hoog genoteerd.
Wie de Nederlandse bevolking periodiek vraagt naar haar hoogste waarden, zoals het Sociaal Cultureel Planbureau doet, krijgt een stereotiep antwoord: gezondheid. Die gezondheid is dan ook in ruime mate voorhanden, meer dan in enig ander tegenwoordig land en meer dan in enig ander tijdperk van onze geschiedenis. De gezondheidsstatistiek die ons reduceert tot de abstractie van de gemiddelde Nederlandse burger, laat zien dat we tot ons zestigste vrijwel zonder ziekte en gebrek leven en dan nog een kleine twintig jaar tegoed hebben als individuele ziekte en gebrek de statistiek niet dwarszitten. De statistisch gemiddelde hoeveelheid verdriet per Nederlander zou op het stuk van gezondheid gering moeten zijn, maar het begrip zelf is natuurlijk een fictie, want onderweg en aan het eind staat verdriet.
| |
Wat is verdriet?
Verdriet is het gevoel van verlies, tussen verwachting en werkelijkheid en in alle soorten en maten. Er is kinderverdriet en zielsverdriet, dronkemansverdriet en verdriet om wat was, is of komen gaat. Het is zelden onbestemd en meer dan een stemming, omdat het verdriet verbonden is met een context, een gebeurtenis. Het verdriet is ergens om, het is een communicatie van onszelf met de buitenwereld.
Verdriet wordt individueel beleefd, ook al wordt het gezamenlijk geuit. Onze televisiejournaals laten dagelijks de lijken zien van burgeroorlog op de Balkan of in het Midden-Oosten met huilende familieleden en medestrijders, maar ieder rekent zich het eigen verlies het meest en anders. De hongersnoden van Afrika met de uitgemergelde kinderen, de vliegen en de opgejaagde vluchtelingen tonen weer een ander verdriet, nauwelijks registreerbaar tussen zoveel ziekte, gebrek en dood. Misschien stompt verdriet wel af als het zich als eindeloze prikkel herhaalt, als het regel is en geen uitzondering en er geen verwachtingen meer zijn. De context van honger, oorlog en gebrek maakt iedere emotionele reactie zinloos, een shell shock die enige reflectie op wat gebeurt verlamt.
Lang geleden herinner ik me het dode jongetje, de nek gebroken toen een auto hem aanreed bij het spelen. Hij lag, wit en gaaf, op de brancard op de Eerste Hulp en ik kon niet veel meer dan de dood constateren, ongelovig en
| |
| |
woedend. De ouders kwamen en zagen, en niemand kon een emotie tonen omdat de onwerkelijke werkelijkheid ieder verdoofde. De aanzet tot verdriet kan klein zijn maar ook te groot en de ziel komt, naar het spreekwoord, te voet.
Wie een hartinfarct doormaakt, heeft hevige pijn en doodsangst maar geen verdriet. Pas bij herstel treedt op wat sommigen het rouwproces over de verloren hartspier noemen, het verdriet over het veranderde, verkorte levensperspectief en de metgezellen van het verdriet, gevoelens van boosheid en schuld. Verdriet is niet alleen een reactie, maar ook een proces in tijd waarin het kan groeien, zich nestelen of oplossen, met en zonder blijvend litteken.
| |
Wat doet verdriet?
Verdriet wekt vaak medelijden, goed bedoeld maar van korte duur. Misschien troost of relativeert het, maar het ontneemt zelden het isolement dat verdriet veroorzaakt en waarvoor de omgeving onverschillig is. De dichter Auden, in het Brussels Museum voor Schone Kunsten, beschrijft het in zijn gedicht over Breughels val van Icarus. Iedereen gaat door met het dagelijks leven en kijkt niet om bij de verdrinking. De boer ploegt voort, het schip zeilt verder, de wereld is onverschillig tegenover wat de enkeling ondergaat.
Verdriet, net als ziekte, raakt de schaduwkant van het bestaan, maar een kant die er beter niet had kunnen zijn. Verdriet is daarom in essentie Einzelhaft, eenzame opsluiting, en daarmee vaak veroorzaker van emotionele kettingreacties. Apathie is er één van, een onvermogen zich te uiten, lichamelijk en geestelijk; ongerichte, rusteloze bezigheid is een andere vorm. Verdriet, vooral bij het verlies van dierbaren, geeft schuldgevoel omdat er, vermeend of terecht, sprake is van onherroepelijk tekortschieten. De vraag blijft kwellen of anders handelen beter was geweest en zelfverwijt leidt soms tot een drang tot zelfvernietiging omdat verder leven zonder perspectief is. Verdriet mag buigzaam zijn, maar doet sommigen breken.
Verdriet leidt niet alleen tot zelfverwijt, maar ook tot boosheid naar anderen, tot wrok en woede. Wie lang genoeg in een ziekenhuis werkt, weet hoe verwanten ziekte en dood wijten aan behandeling en instelling, die het hadden kunnen voorkomen. Boosheid geldt ook vaak de familieleden die minder verdriet tonen, al of niet willen delen in woede en verbittering. De boosheid in het verdriet richt zich soms op de overledene, die gezin, familie of geliefde in de steek heeft gelaten op een moment waarop hij of zij onmisbaar was. Verdriet laat ook fysieke sporen na, want ziekte en sterfte onder weduwnaars in het eerste jaar na het overlijden van hun vrouw zijn 40 procent hoger dan in een vergelijkbare groep. Verdriet maakt ons minder immuun voor psychische en lichamelijke schade als het door merg en been gaat. Verdriet komt dan ook zelden alleen.
| |
De tijdschaal van het verdriet
Alle verdriet is tijdelijk en kan naar aard en duur op een tijdschaal worden afgezet. Dat is des te gemakkelijker wanneer verdriet gebonden is aan één herkenbare gebeurtenis, de dood van een geliefde, de breuk in een leven door oorlog, geweld of conflict. De sequentie van stemmingen bij diep verdriet is vele malen beschreven, van ontkenning en woede tot berusting en aanvaarding, maar individuele trajecten verschillen en zijn niet altijd naspeurbaar. Bovendien is in onze westerse samenleving het ritueel waarmee wij rouw of verdriet omgeven verdwenen, zeker in algemeen aanvaarde, uiterlijke vormen. Tranen worden ingehouden, kleding verraadt weinig en de familieband als samenbinder bij ongeluk is losser. Dat alles versterkt een zekere opsluiting in het eigen verdriet dat niet getoond of gedeeld kan worden.
Er zijn reacties van verdriet, vooral bij over- | |
| |
lijden, die begrijpelijk want invoelbaar zijn. Er is ook een behoefte om de anonieme gladde praktijken van sterven en rouwen met nieuwe, eigen inhoud te vullen. Overledenen worden weer thuis opgebaard, gedichten en teksten van allerlei makelij verlevendigen, doodsadvertenties en vele omstanders nemen op strikt persoonlijke wijze afscheid in voor buitenstaanders ontoegankelijke rouwmededelingen vol koosnamen en sleutelwoorden. Privé-verdriet vindt zo nieuwe, publieke uitdrukkingsvormen en wordt minder stereotypisch en nameloos.
Verdriet en rouw kunnen ook ontkend en gemaskeerd worden en de vage scheidslijn tussen alledaags en neurotisch verdriet laat zich nauwelijks trekken. Blijvend, invaliderend verdriet vooronderstelt een gemiddelde duur van een helingsproces, maar dat laat zich moeilijk omschrijven. De treurende weduwe die een lang leven terugziet op het eenmaal geleden verlies is geen zeldzaamheid, maar dat wordt niet alleen bepaald door onbeëindigde rouw. Franse dorpen na de Tweede Wereldoorlog waren bevolkt met in het zwart geklede oude weduwen uit de Eerste, omdat er uit hun generatie en omgeving nauwelijks huwbare mannen waren overgebleven. Verdriet zet zich voort in permanent slachtofferschap, zonder kans of hoop op Wiedergutmachung, en wordt gekoesterd.
Verdriet uit zich soms in uitgestelde vorm. Het wordt, als door verdoving, lange tijd niet gevoeld, vooral als na een oorlog de opbouw van een bestaan alle energie vraagt. Vele jaren later steekt het oude verdriet op, als onbetaalde rekening, met alle nachtmerries die eens voorbij leken. Wat sommigen een kampsyndroom noemden, wordt nu ruimer beschreven als een late, posttraumatische reactie waarin persoon en omstandigheden beide een rol spelen. Vaak is erkenning van krenking en toegebracht verdriet achterwege gebleven en het voorbijleven aan emoties tot norm geworden totdat afnemende vitaliteit en opdringende herinneringen om uiting vragen. Het verborgen oorlogstrauma van vele Nederlanders in Oost en West is een teken van een niet beheersbaar verleden van verdriet, waarvoor vaak geen erkenning of begrip is gevonden. Als voor dat verleden, kort na de oorlog, wel dat begrip was gevonden en zichtbare erkenning, in pensioen en onderscheiding zoals in Frankrijk is gebeurd, waren de late gevolgen van vervolging en verzet in ons land misschien minder schrijnend geweest.
| |
De biochemie van verdriet
Aard en omvang van iemands verdriet laten zich moeilijk voorspellen. Instabiele, weinig volwassen mensen worden door eenzelfde verdriet meer getroffen dan stabiele personen, maar neurotische mensen blijken niet erg kwetsbaar. Depressieve mensen worden door verdriet depressiever en eenzame mensen, zonder steun, bezwijken vaker onder de last van verdriet. Het is echter meer de aard van het verdriet, conflict of verlies dat maakt hoezeer of hoelang wij verdriet ervaren. Verdriet uit zich dan ook in herkenbare vormen, van tranen tot slapeloosheid, teruggetrokkenheid, angst of radeloosheid, en het heeft als alle emoties een neurofysiologische basis in de biochemie van onze denkprocessen als beleving, herinnering en affectie.
De neurofarmacologie heeft laten zien hoezeer emotionele toestanden door geneesmiddelen kunnen worden nagebootst. Sommige middelen als heroïne, mescaline of xtc zijn in staat, naast verslaving en andere nevenwerkingen, een kortdurend geluksgevoel op te wekken, de hoofdreden van gebruik. Een hoge dosis van het bloeddrukverlagend middel reserpine brengt ieder mens in een gevaarlijke depressie en de hallucinaties van lsd lijken op die bij schizofrenie. Geheugenfuncties worden beperkt of ingrijpend veranderd door tranquillizers, manische activiteit wordt geremd door lithiumzouten en depressies beperkt door tricyclische verbindingen. Slapeloosheid, onbehagen, onrust, agressie en hallucinaties kunnen ten dele chemisch worden opgewekt en ook chemisch worden bestreden. Er is geen
| |
| |
medicament dat verdriet opwekt of bestrijdt en misschien komt dat omdat verdriet, anders dan hallucinatie of agressie, tot de gewone menselijke ervaringen behoort en niet een aberratie van een normale mentale toestand is. Het enige wat de ervaring van verdriet zou kunnen bestrijden is een afdemping van ieder gevoel, een anesthesie bij vol bewustzijn, of een totale vergetelheid voor wat ons overkomt. Die pathologische toestand bestaat, maar is erger dan verdriet. Herinneren en voelen maken dat verdriet tot een menselijke ervaring, het verlies ervan ontmenselijkt, zoals schizofrenie en dementie laten zien.
| |
Remedies tegen verdriet
Gedeelde smart wordt niet gehalveerd, maar wel verminderd of veranderd. Als jongetje in Arnhem heb ik na de oorlog enkele jaren het graf verzorgd van een raf-piloot van een zweefvliegtuig, die het leven verloor voor hij de grond bereikte. Zijn moeder, weduwe die haar enige zoon verloren had, ging jaarlijks naar Arnhem met honderden pelgrims en logeerde bij ons thuis. Het individuele leed werd opgenomen in dat van een groep die mannen en zonen had opgeofferd voor een groter doel, de bevrijding van Europa. Verdriet werd gemengd met koralen, taptoes, uniformen en de film over de slag heette dan ook Theirs is the glory. Verdriet werd getransformeerd in offer, roem, vaderlandsliefde en tranen werden niet vergeefs vergoten.
De balsem voor verdriet is altijd gezocht in een transformatie naar een hogere zin om het draaglijk of verklaarbaar te maken. In het eeuwig gaat voor ogenblik bedwingt Vader Vondel het verdriet over de dood van zijn zoontje Constantijn. Dezer dagen lopend over Zorgvlied, naar het graf van een dierbare, trof het me hoezeer in steen wordt getuigd van de uiteindelijke oplossing van alle verdriet in een hogere harmonie. Zingeving is een menselijke drijfveer om willekeur van lot en leven verklaarbaar of aanvaardbaar te maken, als bezweringsformule, als troost of verlangen. Pascal schreef dat we een denkend riet waren, het zwakste in de natuur, maar dat in een onverschillige wereld die geen weet van ons heeft, we er alleen maar over kunnen nadenken.
Die zingeving, een vorm van fluiten in het donker, zou ons verdriet moeten stillen, ons geestelijk laten groeien of ons hoop op beter moeten geven. Dat kunnen wij onszelf zeggen, maar ook vrienden en familie kunnen dat doen. Er is ook een professionalisatie rondom verdriet met beroepstroosters die leren rouw te verwerken, verdriet te aanvaarden, woede uit te spreken of anderszins onze gevoelens proberen bij te buigen. Het zijn bij elkaar bezweringen die de realiteit van verdriet ontkennen, verkleinen of manipuleren, maar ze verschaffen kortdurend, zij het niet wezenlijk, een vorm van troost.
Belangrijker dan de aard van de troost is die van de trooster. In het befaamde gedichtje van Emily Dickinson over het gebroken hart zegt ze dat niemand kan helen zonder het grote voorrecht zelf geleden te hebben. Dat beeld van de gewonde heler is oud, van de sjamaan of medicijnman uit Centraal-Azië die zelf door ziekte of wonden was getekend tot de Christusfiguur en in de goddeloze wereld de heler die zichzelf en zijn zieken trouw blijft, als de arts in De Pest van Camus. Verdriet wordt draaglijker door werkelijk medelijden, door lotsverbondenheid van eenzelfde ervaring, als die gedeeld kan worden.
Het is immers uiteindelijk de tijd die verdriet relativeert en uiteindelijk doet vergeten. De puber heeft geen weet van zijn kinderverdriet, de volwassene is zijn liefdesverdriet als puber vergeten, de bejaarde ziet zijn leven door een successie van verdriet en geluk totdat de dood alle tranen afwist.
Dat moment laat vaak lang op zich wachten en ondertussen gaat het leven door, als een ontgoocheling. Nergens is dat mooier beschreven dan in het gelijknamige verhaal van Elsschot over het gezin De Keizer. Vader is maatschappelijk mislukt en drinkt, moeder is de sloof en de hoop van de ouders, de zoon Kareltje met het grote hoofd kan niet leren en
| |
| |
wordt in ieder baantje gepest. De vader overlijdt aan levercirrose, als een zieke hond, en wordt door de kaartclub met veel vertoon ter aarde besteld. De vrouwen blijven thuis en als Kareltje terug van de begrafenis rapporteert, staat zijn moeder in de keuken het eten klaar te maken. Elsschot besluit met de sublieme samenvatting van het verdriet van alledag: ‘En toen Kareltje haar aankeek omdat ze zo raar praatte, zag hij dat ze met neergetrokken mondhoeken wenend de soep proefde.’
|
|