De Gids. Jaargang 154
(1991)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
[Nummer 4]Jolande Withuis
| |
De nationale feestrokWie in Leeuwarden het Verzetsmuseum Friesland bezoekt, treft in de vaste collectie twee etalagepoppen aan, gekleed in bontgekleurde handgemaakte ‘lapjesrokken’, exemplaren van de ‘Nationale Feestrok’, die het onderwerp vormt van het hiervoor geciteerde Lied.Ga naar eind2. Het maken van zo'n rok werd direct na de Tweede Wereldoorlog gepropageerd door de bekende Amsterdamse verzetsvrouw A(drienne) M(inette) Boissevain-van Lennep (1896-1965) als een symbolische politieke daad - een vrouwelijke uitbeelding van het wederopbouw- en vernieuwingsstreven. Als het aan Mies Boissevain, overlevende van het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück, had gelegen, hadden alle Nederlandse vrouwen vanaf de eerste viering van bevrijdingsdag in 1946 op nationale hoogtijdagen een kledingstuk gedragen dat was samengesteld uit oude lapjes. Die lapjes moesten zo op bijvoorbeeld een oude rok worden genaaid dat die ondergrond verdween en er een nieuw en kleurrijk geheel ontstond. Het uitgangspunt van dit patchwork was dat door een smaakvolle en kleurrijke rangschikking ook allerlei restjes stof die op zichzelf niet bijzonder zijn of die op het eerste gezicht zelfs ‘vloeken’, samen iets moois vormen, en iets nieuws: een geheel dat meer is dan de samenstellende delen. ‘Eenheid in veelheid van lijnen en kleuren’, zoals in het lied de lapjesvariant van de politieke doorbraak luidt. Volgens de door Boissevain uitgevaardigde richtlijnen mocht men vrijelijk variëren op het patroon waarin de stofjes aan elkaar werden gezet. Alleen de zoom was voorgeschreven: die moest altijd uit effen punten bestaan waarin allereerst door iedereen middenvoor ‘5 mei 1945’ moest worden geborduurd, en vervolgens de data van de nationale vieringen waarbij de rok gedragen was. Op de rest van de rok zouden ook herinneringen aan het gezinsleven worden aangebracht. In de levensrok (de titel die Boissevain prefereerde) dienden beide soorten ervaringen te worden vervlochten, want allebei maakten ze deel uit van het vrouwelijk bestaan. Om diezelfde reden was het ook de bedoeling dat vrouwen de rok niet alleen in het openbaar droegen, maar eveneens bij hoogtepunten in de huiselijke kring, want ‘saamhorigheidsfeestdagen en persoonlijke (zijn) beide nodig voor het geluk en de harmonie van het mensenbestaan’. Als alle vrouwen zo'n feestrok aan hadden, zouden eenheid (iedereen als het ware in uniform) zowel als uniciteit (ieders persoonlijke variant) zijn gegarandeerd. | |
[pagina 256]
| |
Diverse Nederlandse musea bezitten exemplaren van dit naar hedendaagse maatstaven nogal curieuze politieke expressiemiddel, dit ‘uit de rampspoed van de oorlog’ geboren ‘feestelijk saamhorigheidssymbool’.Ga naar eind3. Het Amsterdams Historisch Museum exposeerde onlangs een rok waarop met oranje kettingsteek ‘5 mei 1946’ staat geborduurd. Het Nederlands Kostuummuseum in Den Haag bezit een rok met een tailleband van oranje-rood-wit-blauw gestreept lint waarin leeuwemotieven en de tekst ‘Nederland herrijst’ zijn geweven. Op de rok zijn teksten geborduurd als ‘Hulde en Dank aan hen die vielen’, ‘Marshallplan’ en ‘Dienen maakt rijk’. Aan een opgenaaide parachute hangt, in koordjes van borduurzijde, een tinnen soldaatje. Verreweg de indrukwekkendste mij bekende variant is de rok van mevrouw J. de Jong-Brouwer (geboren in 1924), die van tailleband tot zoom is volgeborduurd met kleurtjes enNationale Feestrok, ontwerp en uitvoering mevrouw J.C. Dekker-de Rijke, Collectie Nederlands Kostuummuseum
kraaltjes. De zoom van deze rok (die in Leeuwarden te zien is) bestaat uit driehoekige punten van oranje stof, allemaal voorzien van een geborduurd monogram: te beginnen bij 5 mei 1946 en eindigend bij 5 mei 1959 staan naast elk volgend jaartal de vervlochten letters jb of jdjb (de naam van de maakster na haar huwelijk). Op de tailleband is in notenschrift het Wilhelmus geborduurd - geïnspireerd door vader Brouwer, die als dirigent van de plaatselijke harmonie weigerde zijn vereniging bij de Kultuurkamer in te schrijven en pas weer wilde spelen als het het volkslied kon zijn. De rok zelf bestaat uit zo'n zeventig blokjes stof van ruim 10 bij 10 centimeter, met uiteenlopende kleuren en motiefjes. In die vakjes zijn gebeurtenissen beschreven vanaf de geboorte van prinses Beatrix (in 1938) tot haar troonsbestijging in 1980, het jaar waarin mevrouw De Jong haar rok ‘afsloot’ om hem, zoals in een van de vakjes staat te lezen, over te dragen aan | |
[pagina 257]
| |
‘dochter Aafje Klazina’. Dat was overeenkomstig de bedoelingen van Boissevain, die zich de rok voorstelde als een van moeder op dochter overgaande kroniek van het vrouwenleven. Tussen die koninklijke data in ligt om te beginnen de oorlog, waarin de maakster als jong meisje hulpdiensten verrichtte voor de knokploeg van haar dorp, het Noordhollandse Hoogkarspel. Allerlei gebeurtenissen uit die jaren staan vermeld: het gijzelaarschap van de burgemeester; de moord op de dokter die de leider was van het plaatselijk verzet; data van gevangenneming en terugkeer van familieleden en dorpsgenoten. Naast geborduurde treintjes staat de datum van de treinstaking; aan een dropping wordt herinnerd door een geborduurde parachute; de dag waarop de elektriciteit uitviel, is met een kaarsje uitgebeeld. Er is een geborduurd hakenkruis met de tekst ‘nazi’ en een van gele stof gemaakte davidster met ‘jood’; naast een aantal rood-wit-blauwe vormpjes staan de namen van de verzetsbladen ‘Waarheid, Trouw, Parool, VN, JM’; naar de hongerwinter verwijzen geborduurde kromme slepende vrouwen; er is de tekst ‘de eerste reep chocola hmmm’; er is een geborduurd schoentje met de woorden ‘schoenen zonder bon’; naast een geborduurde vingerafdruk staat ‘persoonsbewijs’, enzovoort. Ook naoorlogse gebeurtenissen verwerkte mevrouw De Jong in haar kroniek: de onafhankelijkheidFeestrok mevrouw J. de Jong-Brouwer. Verzetsmuseum Friesland
van ‘Indië’ en zo'n vijfentwintig jaar later van Suriname; de watersnoodramp; de zaak-Menten; de ‘Drie van Breda’; de afschaffing in 1973 van de bede in de troonrede (uitgebeeld door het woord ‘bede’ met een geborduurde streep erdoor); de autoloze zondag; het huwelijk van prinses Margriet (twee koperen ringetjes, kraaltjesbloemen en een geborduurd margrietje); diverse borduursels betreffende verlovingen en geboortes van het koningshuis; en tenslotte mei 1980: ‘J laatste koninginnedag’. Naar de maakster vertelt heeft ze steeds de ‘echte’ lapjes gebruikt: een stukje hemd van een teruggekeerde gevangene; een blokje jurk van een onderduikster; een stukje ‘parachutezijde’; de trouwdag van prinses Juliana staat op oranje stof van de jurk die de maakster die dag droeg. En zo was ook de opzet: in de feestrokken, die ook wel bevrijdingsrokken of oranjerokken werden genoemd, zou de geschiedenis van de natie aan ons voorbijtrekken. ‘In de lappenmanden van de vrouwen leeft het verleden van een volk,’ stond in augustus 1948 in het themanummer ‘Onze vorstin als moeder en werkende vrouw’ van Iris, tijdschrift voor levenskunst. | |
A.M. Boissevain-van LennepDe contouren van de nationale feestrok winnen aan scherpte als we nader ingaan op de | |
[pagina 258]
| |
motieven en achtergronden van de stuwende kracht van de campagne. Toen Mies Boissevain in februari 1965 overleed, herinnerden alle in memoriams aan de vooraanstaande rol die de bankiersfamilie Boissevain speelde in het verzet en aan de grote verliezen die Boissevain persoonlijk leed.Ga naar eind4. Haar woonhuis, Corellistraat 6, was een doorgangshuis geweest van velerlei onderduikers en had de basis gevormd van de naar het adres vernoemde radicale verzetsgroep cs-6. Tot de groep behoorden twee zonen van Boissevain-van Lennep, Jan Karel en Gideon Willem, en een neef en nicht, Louis en Thea Boissevain, broer en zus. cs-6 werd grotendeels opgerold en slechts weinigen overleefden het.Ga naar eind5. Op 2 augustus 1943 werden mevrouw Boissevain en haar nichtje Thea gearresteerd. Zij overleefden Vught en Ravensbrück. Onderweg, op 29 oktober, van de gevangenis aan de Amstelveenseweg naar Vught hoorden ze dat de drie jongens waren gefusilleerd. De echtgenoot van mevrouw Boissevain, al in 1941 opgepakt, stierf vlak voor het einde van de oorlog in een Duits concentratiekamp. Haar oudste dochter zat in de Scheveningse gevangenis, een derde zoon overleefde Dachau. Na haar crematie werd de as van ‘mammie’ Boissevain uitgestrooid over de erebegraafplaats Bloemendaal, waar Gideon Willem, Jan Karel en Louis Boissevain na de oorlog waren herbegraven. Mevrouw Boissevain moet een indrukwekkende persoonlijkheid zijn geweest. Volgens de Haagse Post ging bij haar overlijden ‘een golf van ontroering’ door ‘tal van Nederlandse huiskamers’.Ga naar eind6. Het Parool sprak in zijn in memoriam van ‘een der grootste figuren van de geschiedenis van het verzet’Ga naar eind7., het cpn-propagandablad Voorwaarts noemde haar in 1946 ‘een der moedigen van Ravensbrück’.Ga naar eind8. ‘Mammie’ Boissevain, schreven diverse bladen, leek na de oorlog ongebroken. ‘Zij was zonder rancune, zonder klacht, sprankelend van energie,’ aldus in de nrc mevrouw Posthumus-van der Goot. Aan die ‘grote gaven van geest en hart’, zoals Het Parool het omschreef, dankte ze ook de bijnaam ‘zuster mammie’. Op de ziekenzaal in Vught was ze een bron van troost. ‘Toen de trein uit Vught vertrok met zeventig gevangenen opgepropt in één wagon regelde zij de gang van zaken en dank zij haar organisatietalent kwamen de vrouwen na vier dagen zingend in Ravensbrück aan. Ook in dit kamp slaagde zij erin het moreel hoog te houden,’ aldus wederom Het Parool. En de nrc vervolgde: ‘De verhalen uit het kamp zijn legio. Lotgenoten prijzen om het hardst (...) haar bereidheid tot helpen (...) en haar moed (...).’ Haar beide zonen, nog maar net in de twintig, krasten voor hun executie de wapenspreuk van het oude geslacht der Boissevains in de muur van hun Scheveningse cel: ‘Ni regret du passé, ni peur de l'avenir.’Ga naar eind9. Hetzelfde streven is terug te vinden in een slotstrofe van het Feestroklied: ‘Voert dat wat Was en wat Is in Uw vaan. / Heden - Verleden, blijmoedig gedragen, / Siere Uw kleed, Uw gezin, Uw bestaan.’ | |
HarmonieNadat zij in augustus 1945 via Zweden in Nederland was teruggekeerd, waar haar huis was leeggeroofd en door anderen in bezit genomen en waar haar bovendien een leven wachtte zonder haar man en twee van haar zonen, ging Mies Boissevain als enige vrouw deel uitmaken van de commissie die richtlijnen moest uitvaardigen voor de viering van nationale hoogtijdagen. In dat kader stelde zij de rok voor als een uiting van feestvreugde die in verarmd Nederland binnen de mogelijkheden lag. Er werd een stencil met voorschriften uitgevaardigd over hoe men zo'n rok precies moest maken en het ‘Nationaal Instituut’ zou de registratie op zich nemen. (Dit Instituut, in 1947 ten onder gegaan, was een particuliere doorbraakorganisatie die tot doel had het nationaal bewustzijn te verdiepen; het Prins Bernhardfonds is er een voortzetting van.) Registratie, inclusief het verlenen van een stempel met de spreuk ‘saamgevoegd op één ondergrond’, werd gewenst geacht omdat het om meer ging dan individuele creativiteit: de zelfgemaakte | |
[pagina 259]
| |
rok symboliseerde de wederopbouw en het werk eraan moest een waarlijk nationaal gevoel bewerkstelligen. Wegens al deze vergaande associaties (‘Uw rok heeft een symbolische bedoeling, een ernstige achtergrond’) telde alleen eigen maak - fabrieksrokken konden niet worden ingeschreven. Harmonie was de sleutelterm in de filosofie rond de feestrok: het bonte, maar toch gestileerde patroon moest een streven naar een harmonieuze samenleving uitdrukken. Hoezeer mensen ook verschillen, door er moeite voor te doen zou het mogelijk zijn een mooi geheel te vormen. Het werd bovendien het beste geacht als de rok, naar het klassieke Amerikaanse quilt-voorbeeld, werd gemaakt door groepjes vrouwen die lapjes uitwisselden en elkaar hielpen met naaien; door daarbij te vertellen over de oorsprong van de lapjes zouden ze begrip kweken tussen verschillende beroepen en standen. De metaforische verwijzingen naar het wederopbouw-idealisme lagen er steeds dik op: ‘nieuw uit oud, opbouw uit afbraak’.Ga naar eind10. Aan het blad Binding, het ‘contactorgaan van het Nationaal Instituut’, werd door vrouwen uit Winschoten in juli 1946 een eigen rokkenlied ingestuurd:
4 Mei dragen we lapjesrokken
Van stukjes zij, katoen, fluweel.
Overgeschoten klerenbrokken
Maken samen één geheel.
Het symbool van deze tijd:
Wij bouwen op uit de weinigheid
Van wat restte in ons land
Na vijf jaren oorlogsbrand.
De voorgestane harmonie betrof ook de verhouding tussen het maatschappelijke en het persoonlijke leven. Boissevain wilde er met de feestrok op wijzen dat de traditioneel aan vrouwen toegewezen sfeer - de huiselijke - de basis vormt van het bestaan, de basis ook van de openbare, politieke wereld. Maar de rok moest in de eerste plaats helpen het nabije verleden te verwerken: ‘Vlecht in Uw rok het patroon van Uw leven (...) Voert dat wat Was en wat Is in Uw vaan...’ De rok symboliseerde de oorlogservaringen van vrouwen en moest helpen die harmonieus te integreren in een nieuw vrouwenleven in een nieuw Nederland. Zuster mammie trok met haar patchwork het land door en vertelde er steeds bij dat het plan was geïnspireerd door eigen belevenissen. Zoals in dit fragment uit een radiopraatje, uitgezonden op 18 april 1946, onder de titel ‘De geboorte van een traditie’: ‘Het was augustus 1943. Het was in de cel smoorheet. (...) De vloer was van steen, de muren waren van steen. De ramen van matglas. De deur van ijzer. Een klaptafeltje, krukjes, een plankje met kroezen, een ton achter een schermpje, een leelijk spiegeltje, waarin je een mismaakt beeld van jezelf kon zien, alleen je hoofd. Leelijk, leelijk, leelijk, alles... en kaal. Na 14 dagen kwam de... waszak. Heerlijke afleiding. (...) In je zenuwachtigheid kun je het niet los krijgen. Eindelijk! Hij is open. Gretig rommel je erin, bekijkt alles, zoekt naar een teken van leven. (...) Ons huis is door den s.d. bezet. Niemand mag erin. Toch heeft iemand gezorgd, dat we wat krijgen en dat is al een troost. En wat kwam er onder uit den zak? Een lappendasje! Misschien 3/4 meter lang en 15 c.m. breed. Allemaal kleine lapjes, bont dooreen, fleurig, kleurig, frisch. Lapjes, die ik ken uit kinderjurkjes en japonnen, zorgvuldig gerangschikt en tot een geheel geworden onder de handen van iemand, die van mij houdt. Voor mij gemaakt. Ik heb een prop in m'n keel. Iedereen neemt het dasje in de handen; uitroepen van bewondering, vroolijke gezichten. Opeens is er kleur gekomen in ons celbestaan. Het lapje hangt over het leelijke spiegeltje. Toen ging ik naar Vught, en na een jaar, op Dollen Dinsdag, naar Ravensbrück, die hel van verwording en vernietiging. Het lapjesdasje was mij al lang afgenomen. Maar, mijn geest hield de herinnering vast. Niet alleen om dat dasje, maar om de heel lieve wereld, die erachter lag, erin verwerkt was.’ De wetenschap dat je elders een geschiedenis had, te midden van mensen die je liefhadden, hielp om niet ten onder te gaan in de al- | |
[pagina 260]
| |
ledaagse ellende van het gevangenis- en kampleven, hielp de hel te overleven. Een van de acht vrouwen in de cel aan de Amstelveenseweg stonk en een zieke nam het enige bed in beslag. De stemming was slecht: ‘Alle saamhorigheid ontbrak en na een week dreigde eenieder zenuwziek te worden.’Ga naar eind11. Het leek in die omstandigheden een ‘wonder’ dat een vriendin de vindingrijkheid had om het brievenverbod te omzeilen en ‘een boodschap (te) sturen van saamhorigheid, van troost’. De vrouwen schaarden zich om het dasje en Boissevain vertelde van elk lapje waar het haar aan deed denken: ‘En zo kwamen alle goede vrienden en familieleden mij voor de geest en ik vertelde maar. Er kwam contact, stemming. Alles veranderde (...).’ Aan het feit dat zij in het sjaaltje naast de blauwe zijde van haar eerste baljurk kleding herkende van cs-6-mensen - hier een das, daar een jas - ontleende Boissevain bovendien het vertrouwen dat het verzet werd voortgezet. De das was een les in saamhorigheid en die les was, blijkens Boissevains verhalen, nadien de redding van de 90 vrouwen die veel te dicht op elkaar gepakt de vier dagen durende reis van Vught naar Ravensbrück moesten afleggen. De rok drukte voor Boissevain een levensfilosofie uit: handenarbeid als Trauerarbeit, als therapie. Het bezig zijn met een harmonie van kleuren zou innerlijke vrede bevorderen. Je moest naar je leven kijken zoals je kleurige lappen bekijkt wanneer je ze smaakvol wilt combineren: uit de verte, zodat je, met afstand tot de details, het geheel kunt beschouwen. ‘Het in elkaar zetten van het verleden en heden, daar word je rustig van.’ Een vrouw schreef aan het eerder aangehaalde blad Binding dat zij ‘door aan haar rok te werken, onder het schikken en groeperen van de vele lapjes een geheel nieuw overzicht over haar leven had gekregen en dat vele herinneringen boven gekomen waren, die haar hadden doen inzien dat zij vele redenen tot dankbaarheid had, die ze alle vergeten was’. De ‘arbeid’ aan haar rok had ‘in haar een nieuw voornemen geboren doen worden om verder iets goeds van haar leven te maken, de harmonie te zoeken en dankbaar te zijn voor wat ze behouden mocht (...)’. Hoeveel vrouwen en meisjes de feestrok hebben gedragen is mij niet bekend. De Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers (uvv) heeft het idee jarenlang gepropageerd en er zijn er ruim 4000 geregistreerd (die van mevrouw De Jong kreeg nummer 234).Ga naar eind12. Uit Binding valt op te maken dat in allerlei steden en dorpen op 4 mei 1946 de rokken werden gedragen, en dat dit ook op Koninginnedag het geval zou zijn. In sommige dorpen had haast elke vrouw er een aan gehad. Diverse burgemeesters openden in hun gemeente een mogelijkheid rokken te laten stempelen en leraressen lieten schoolklassen rokken maken. Het hoogtepunt van het fenomeen viel op 2 september 1948, toen bij het defilé ter gelegenheid van het regeringsjubileum van koningin Wilhelmina honderden gerokte vrouwen het lied zongen. (Op beide in Friesland geëxposeerde rokken staat deze datum geborduurd.)2 september 1948. foto: Nederlands Kostuummuseum
| |
[pagina 261]
| |
Op foto's is de ‘bont waaierende’ fleurigheid te zien die Boissevain voor ogen stond. Er is bijvoorbeeld een vrolijke foto waarop plattelandsvrouwen, de armen hoog geheven, in rijen van vier hun feestrok tonen. Aan het defilé was op 26 juni in de Betuwe een proefoptocht voorafgegaan, waarin, in klasseloze eenheid, ‘de vrouw van de burgemeester en de vrouw van de boer, de onderwijzeres, de winkelierster en de huisvrouw’ in dezelfde rok gekleed de feestdans oefenden. ‘Eén dracht ... maakt eendracht,’ meende Boissevain.Ga naar eind13. De laatste persverslagen inzake de rok die ik ben tegengekomen, betreffen Boissevains succesvolle Amerikaanse tournee in 1949.Ga naar eind14. Op de in New York gehouden Women's International Exposition was een Nederlandse stand aan de rokken gewijd. De wederzijdse lapjesuitwisseling die tot het rokkenritueel behoorde, kreeg daar de titel Marshall Plan for Women. Op een foto is een enorme waaier te zien bestaande uit rokken, op andere foto's toont Boissevain haar rok, en er zijn allerlei verslagen van lezingen die ze hield. In gesprekken met onder andere mrs. H. Truman en Eleanor Roosevelt bepleitte mammie voor vrouwen een speciale rol in het ‘patching the pieces together after the war’ en in het bewerkstelligen van de wereldvrede. | |
VrouwelijkheidDat het idee van een Nationale Feestrok op vrouwen was gericht, is wel duidelijk. Toch is dat gegeven meer dan een open deur, want het was niet toevallig dat Boissevain een campagne voerde die op vrouwen betrekking had. ‘Mrs. Boissevain has always been a convinced feminist (...). Her choice of a skirt as a symbol was because a skirt is strictly feminine,’ verluidde een Amerikaans persbericht, waarin bovendien bekend werd gemaakt dat ‘the magic skirt of reconstruction’ moest uitgroeien tot ‘an international symbol of feminine value’ en ‘women's unity’. Feministe was mevrouw Boissevain beslist, zij het dat haar feminisme van een bepaald genre was: ze ging ervan uit dat vrouwen de wereld een speciale inbreng te bieden hebben, en dat niet alleen ‘de vrouw’, maar vooral ook de wereld daar wel bij zou varen. Vrouwen zouden het goede en het mooie brengen. Innerlijk en uiterlijk; gezondheid, intelligentie en schoonheid hingen in die visie samen. Als schoonheidsspecialiste (toentertijd een nonconformistisch beroep) hield ze zich bezig met gezonde zalfjes en massage; ‘kleur’ vergeleek ze in verband met het lapjesdasje in de cel met vitamines: een levensnoodzaak. Haar gedachten over de samenleving waren gekoppeld aan dergelijke uitgesproken ideeën over het wezen der vrouw. Dat is een manier van denken die past binnen een oude feministische traditie, maar mijn indruk is dat dit denken bij Boissevain door de oorlog was aangescherpt. Zoals haar vriendin en feministisch medestrijdster Posthumus schreef in het in memoriam in de nrc: ‘Uit haar immense beproeving had zij bepaalde inzichten geput die zij probeerde ingang te doen vinden. Zij had onder al onze vrouwelijke verscheidenheid een eenheid ervaren (...)’; haar was gebleken ‘dat het in elke situatie voor een vrouw mogelijk is met haar moederlijke gevoelens warmte en kracht te geven aan ieder die daaraan behoefte heeft’. De rok was ook niet zomaar een vrouwenversie van een algemeen-nationale stemming. Boissevain gaf expliciet een geseksueerde invulling aan de doorbraakidealen zoals velen die er in en net na de oorlog op na hielden. Juist voor vrouwen zag zij de taak weggelegd om ‘die vernieuwing (...), die ieder schijnt te wensen’ teweeg te brengen.Ga naar eind15. Dergelijke redeneringen, waaraan de feestrok letterlijk vorm gaf, treffen we ook aan bij twee andere zaken waarmee Boissevain zich na haar terugkeer bezighield. Ten eerste bij Praktisch Beleid, een door Boissevain opgerichte ‘vrouwenlijst’, die in het najaar van 1946 in Amsterdam meedeed bij de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen. Ten tweede bij de Nederlandse Vrouwenbeweging (nvb), een organisatie die bekend staat als de uit gestaalde kaders opgetrokken vrouwenorganisatie van de cpn, maar die oorspronkelijk een soort vrouwelijke doorbraakvariant was.Ga naar eind16. Het feit dat Boissevain en | |
[pagina 262]
| |
haar nichtje Thea, beiden volstrekt niet communistisch, bij de oprichting van deze nvb, in november 1946, waren betrokken wekt vanuit ons door de koude oorlog gekleurde denken verbazing, maar er zat een zekere logica in: de nvb werd opgezet met het doel vrouwen, ongeacht hun klasse-achtergrond of politieke en religieuze overtuiging, meer politieke zeggenschap te bezorgen. Zowel Praktisch Beleid als de nvb zijn te interpreteren als organisatorische uitvloeisels van Boissevains op sekse toegespitste levensbeschouwing: ‘samenbundeling’ van ‘vrouwelijke krachten, kleuren, persoonlijkheden’ moest de eerste stap zijn in de richting van een wereld zonder oorlog.Ga naar eind17. Praktisch Beleid, als lijst negen ingeschreven in het Amsterdamse kiesregister, had tot doel ‘den bezwaren van het uit manlijken geest stammende partijstelsel te verminderen door de vrouw gelegenheid te geven haar practisch vernuft buiten de partijen om te laten inspelen op alle partijen (...)’. Een propagandalimerick, vermoedelijk van de hand van Boissevain, luidde:
Een man uit de betere kringen
wou een dame zijn mening opdringen
maar ze sprak: ‘Beste man,
geen partij trekt me an,
maar een vrouwengroep los van die dingen.’
Op een meeting in juli 1946 in de grote zaal van het Concertgebouw ontvouwde Boissevain de visie dat vrouwen, nu hun ‘zelfbewustzijn’ en ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ voor ‘de publieke zaak’ waren gegroeid, moesten ophouden zich aan ‘mannelijke normen’ te meten. Ook zij presenteerde haar feminisme als veranderd, als ‘modern’: de behoefte aan gelijkheid aan de man was voorbij. ‘Wij gaan uit van de volkomen ongelijkheid van man en vrouw,’ schreef Boissevain in het radicaal-linkse blad De Vrije Katheder. Vrouwen konden nu een andere inhoud aan hun emancipatiestreven geven. In de nieuwe fase van de menselijke ontwikkeling zou het vrouwelijke element het tegenwicht moeten vormen tegen het mannelijke. Boissevains boven de partijen staande lijst van grote persoonlijkheden zou geen ‘intellectuele, vermanlijkte vrouwen’ bevatten, die zich ‘aan het leven der mannen geassimileerd’ hadden. Als de ‘bewust vrouwelijke vrouw’ overal de plaats bezette die haar rechtens toekwam, zou de wereld er aanmerkelijk prettiger uit komen te zien.Ga naar eind18. Zoals voor communisten het marxisme, de ‘klasse-analyse’, een zingevend verhaal was dat zij aan hun oorlogservaringen konden verbinden, en zoals anderen hun geloof hadden, zo maakte mammie van de ontbrekende vrouwelijke inbreng een tot handelen inspirerende verklaringswijze van het kwaad. De oorlog was behalve een breuk in haar leven tevens een ervaring die zij - men denke aan het familiemotto - op vruchtbare wijze wilde verwerken, en ‘sekse’ was in die verwerking het sleutelbegrip. Sekse - of minder abstract: een uitgewerkt stelsel van gedachten over mannelijkheid en vrouwelijkheid - was het scharnier tussen openbaar en privé, tussen politiek en persoonlijk leven. Het beginsel van Boissevains politiek was het ‘vrouw zijn’: omdat de vrouw het ‘morele peil’ en de ‘gevoelswaarden’ vertegenwoordigde, zou door haar inbreng weer ‘een gemeenschappelijk doel’ kunnen ontstaan, zoals in het verzet, ‘waar de mensen elkaar vonden’. Dat doel zou nu moeten liggen in ‘de welvaart, de tevredenheid en het geluk der burgers’, gemeenschappelijke zaken waarvan ten gevolge van het verdelende mannelijke partijsysteem niets meer te vinden was. Voor zover ik weet is Boissevains geseksueerde vernieuwingsinterpretatie neit massaal nagevolgd. Na 1948 lijkt het in Nederland afgelopen met de feestrok, althans als openbare activiteit. Wat Praktisch Beleid aangaat: er ligt een enorme stapel adhesiebetuigingen in het persoonlijk archief van mevrouw Boissevain - net als zijzelf vooral afkomstig uit de gegoede regio's van Amsterdam-Zuid - en ook in den lande werden diverse initiatieven voor vrouwenpartijen genomen, maar geen van alle haalde het (Praktisch Beleid kreeg in Amsterdam 2500 stemmen). Het idee riep volgens | |
[pagina 263]
| |
Posthumus-van der Goot ook onder feministes weerstand op, van wie sommigen op de lijst stonden van de nieuw opgerichte Partij van de Vrijheid. Mede-nvb'sters van communistische huize toonden zich op zijn zachtst gezegd niet gecharmeerd van de gedachte aan een vrouwenpartij. (Toen de nvb in de jaren vijftig veranderde in een cpn-vrouwenorganisatie deden zich precies in het denken over ‘vrouwelijkheid’ grote wijzigingen voor.) Wel werden Boissevains opvattingen gedeeld door mevrouw Posthumus. In een enthousiast avro-radiopraatje over de Amerikaanse tournee van haar vriendin (waaruit blijkt dat die werd overstelpt met kritische vragen over het Nederlandse optreden in Indonesië) sprak Posthumus van Boissevains ‘vrouwelijke vindingrijkheid’ en haar verzoenende ‘diepte van gevoel’. In hetzelfde praatje liet ze echter doorschemeren dat er ten tijde van het defilé voor Wilhelmina ‘benauwde dames’ waren geweest - ‘verschraalde of al te hooggestemd intellectuele’ theoretica's, het ‘zusterlijke, vertrouwelijke’ ontgroeid - die de rok niet beschouwden als de vrouwelijke weg naar de politieke macht. | |
Een feministisch netwerkIn hun loftuitingen aan het adres van Mies Boissevain negeerden de beide verzetskranten Het Parool en De Waarheid haar betrokkenheid bij het feminisme, wat toch zo'n belangrijk aspect was in haar leven. Ook anderen zien feminisme zelden als een vermeldenswaardige levensbeschouwing. Het denken over sekse blijkt echter een relevante invalshoek voor onderzoek naar de manier waarop althans deze verzetsvrouw omging met de breuk die de oorlog in haar leven vormde, en voor inzicht in naoorlogse initiatieven als Praktisch Beleid en de nvb. Maar er is meer. Boissevains feminisme had ook zijn consequenties voor de samenstelling van haar kennissenkring. Of er een inhoudelijk verband bestond tussen feminisme en verzetsactiviteiten, of de verzetsstrijdsters (die ik nog ter sprake zal brengen) verzet pleegden vanuit een redenering omtrent sekse, zou ik niet durven zeggen - we weten daar nog veel te weinig van af. Wel is zeker dat Boissevainvan Lennep, om het in hedendaagse termen te zeggen, voor de oorlog het middelpunt vormde van een omvangrijk netwerk van vrouwen die verbetering nastreefden van de maatschappelijke positie van hun sekse, en dat dat kruispunt van vrouwenvriendschappen politiekhistorische relevantie bezit. Boissevain was, conform de traditie van de gegoede familie Boissevain om te ijveren voor vrouwenbelangen, in de jaren dertig voorzitster van de afdeling Amsterdam van de Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap (vvgs), de erfgename van de oude kiesrechtstrijd. (In de twee feministische kiesrechtverenigingen die Nederland heeft gekend, hebben diverse Boissevains bestuursfuncties vervuld.) Als zodanig was ze een geestdriftig actievoerster tegen Romme's voorstel (uit 1937) om gehuwde vrouwen bij wet betaalde arbeid te verbieden. Een belangrijk mede-activiste daarbij was de al frequent geciteerde dr. Willemijn Posthumus-van der Goot, in 1935 een van de oprichtsters van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging en later schrijfster van het standaardwerk over de geschiedenis van de vrouwenbeweging Van moeder op dochter. Veel van de vrouwen die elkaar kenden uit de anti-Romme-acties en het iav kwamen elkaar elders weer tegen, onder andere bij de oprichting in 1938 van het Korps van Vrouwelijke Vrijwilligers (kvv).Ga naar eind19. Ook in Boissevains verzetsactiviteiten zijn stukjes van zo'n vrouwennetwerk terug te vinden. Samen met Truus Wijsmuller-Meijer, eveneens vvgs-lid en kvv-oprichtster, loodste ze voor de oorlog ‘wagonladingen’ joodse kinderen uit Duitsland en Oostenrijk veilig naar Engeland. In 1942 bracht ze een andere vriendin, dr. Gesina van der Molen, later de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Vrije Universiteit, in contact met haar zuster Hester van Lennep. Van der Molen, die bij Vrij Nederland en Trouw zat, zocht adressen om joodse kinderen die in de Hollandsche Schouwburg | |
[pagina 264]
| |
wachtten op deportatie, via het gebouw van de ertegenover gelegen Hervormde Kweekschool te kunnen laten ontsnappen uit de crèche. Op deze manier zijn vele honderden kinderen gered. (Van der Molen werd na de oorlog voorzitster van de omstreden Commissie voor Oorlogspleegkinderen.)Ga naar eind20. Duidelijk is dat de contacten die Boissevain onderhield over de zuilen heen reikten: zelf was ze doopsgezind en liberaal ingesteld, Posthumus was sociaal-democrate, Wijsmuller en De Iongh waren lid van de Liberale Staatspartij en Van der Molen was gereformeerd - maar allen hadden iets met de ‘vrouwenzaak’ van doen. Dergelijke contacten lagen ook aan de basis van de illegale oprichting in het laatste oorlogsjaar van de uvv en het Nederlandse Vrouwencomité (nvc), organisaties die te beschouwen zijn als varianten van datgene waarmee ook anderen zich in die tijd bezighielden: de voorbereiding van de vernieuwing van de Nederlandse samenleving, met name door het creëren van niet-verzuilde politieke verhoudingen. Betrokken hierbij waren onder anderen De Iongh, dr. Marga Klompé en Posthumus. De landelijke uvv zou na de oorlog de wederopbouw ter hand nemen en werd vooral een hulporganisatie op het gebied van bijvoorbeeld de gezinszorg. Van meer politieke aard was het nvc, dat in het voorjaar van 1944 voortkwam uit ondergronds overleg tussen vooraanstaande leden van de oude vrouwenorganisaties ten huize van mr.dr. Marie Anne Tellegen. Tellegen, die in 1942 in Utrecht haar ontslag had genomen als afdelingshoofd van de gemeente-secretarie toen er een nsb-burgemeester werd aangesteld, werkte voor Vrij Nederland, maakte deel uit van het ‘Nationaal Comité van Verzet’, was in 1944 betrokken bij de oprichting van de Stichting 1940-1945, representeerde de ‘middensectie’ van de Grote Adviescommissie van de Illegaliteit, zat in de Nationale Adviescommissie en werd direct na de oorlog in verband met haar verzetsverleden benoemd tot chef van het kabinet van koningin Wilhelmina. Maar Tellegen maakte zich eveneens druk om wat er na de oorlog bij de Nederlandse regering aan ideeën zou heersen omtrent de positie van vrouwen. Als voorzitster van de Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding (vvao) was ook zij voor de oorlog een geprononceerd bestrijdster geweest van Romme's denkbeelden over vrouwenarbeid; tevens richtte ze het Utrechtse vrijwilligsterskorps op. Tellegen werd de eerste voorzitster van het nvc, dat al tijdens de hongerwinter contact zocht met de Nederlandse regering in Londen en dat nadien, tot de tweede feministische golf, de meest invloedrijke spreekbuis werd van ‘de Nederlandse vrouw’ in de richting van de overheid.Ga naar eind21. | |
Sekse en de betekenis van de oorlogAl deze gegevens zijn niet alleen van belang omdat ze ons iets laten zien van de politieke bezigheden van vrouwen. Ze tonen ook de bredere relevantie van de categorie ‘sekse’. Om een voorbeeld te geven: de discussie over de betekenis van de Tweede Wereldoorlog in termen van continuïteit en verandering, vernieuwing en herstel zoals die onder historici en ook in De Gids de laatste jaren heeft gewoed. Het uitgangspunt van die discussie was een artikel waarin de Amsterdamse historicus J.C.H. Blom opteerde voor de prikkelende visie dat de oorlog niet die breuk is geweest die het alledaagse spraakgebruik met zijn onderscheid van voor en na suggereert.Ga naar eind22. Volgens Blom is er ‘in de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving’ meer sprake van continuïteit dan van verandering. Wel geldt het beeld van ‘voor’ en ‘na’ voor de ‘persoonlijke ervaringswereld van de generaties die de oorlog bewust meemaakten’. Maar bij gebrek aan materiaal aangaande ‘het psychologische effect van de tweede wereldoorlog’ bleef dat gegeven bij hem een historiografisch terzijde. Die kennelijke kloof tussen het lange-termijnbeeld op macroniveau (politiek herstel) en de particuliere beleving (‘voor’ en ‘na’) is een belangwekkend gegeven. Het lijkt mij vruchtbaar om niet een van beide tot het geschied- | |
[pagina 265]
| |
beeld te benoemen, maar lagen te onderscheiden aan de historische werkelijkheid en te onderzoeken hoe er, individueel en maatschappelijk, met eventuele discrepanties tussen die lagen is omgegaan. De feestrok levert ons wellicht iets van het type materiaal dat Blom ontbeerde. Voor een vrouw als Boissevain blijkt (het aanscherpen van) het sekseverschil als een zingevende categorie in het leven en in de politiek een manier te zijn geweest om haar extreme ervaringen te verwerken: sekse als scharnier tussen openbaar en privé. Blom kwam tot zijn continuïteitsthese op basis van onder meer de tamelijk algemeen aanvaarde periodisering van de mislukking van de doorbraak, en de vaststelling dat er zich geen grote veranderingen voltrokken in de participatie van vrouwen. Het einde van de doorbraak wordt meestal gedateerd tussen de zomer van 1945, toen de Nederlandse Volksbeweging (eveneens afgekort tot nvb) leegliep, en de eerste naoorlogse Kamerverkiezingen van mei 1946.Ga naar eind23. Als we de vrouwenactiviteiten in aanmerking nemen die eveneens zo'n overbrugging van oude scheidslijnen ten doel hadden, moet aan Bloms beide gegevens enigszins worden gemorreld. De kring rond mevrouw Boissevain toont dat feministes al voor de oorlog ontzuilde contacten onderhielden en dat die mede leidden tot de oprichting van uvv en nvc. Dat bevestigt zijn stelling dat de weinige vernieuwing die zich na de bevrijding voordeed een voortzetting was van vooroorlogse ontwikkelingen.Ga naar eind24. Maar het materiaal van na de oorlog spreekt het idee tegen dat er geen sprake was van een vergrote participatie van vrouwen. De feestrok, de stoffelijke expressie van het vrouwelijk vernieuwingsstreven, werd (zij het vermoedelijk voor het laatst) nog gedragen op 2 september 1948. Rond het vijftigjarig regeringsjubileum van de koningin werd bovendien een grote tentoonstelling georganiseerd, ‘Vrouwen van Nederland 1898-1948’, met een bijbehorend gedenkboek onder dezelfde titel. Boek zowel als tentoonstelling stonden in de feministische traditie van de beroemde ‘Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid’ van 1898, het jaar van Wilhelmina's troonsbestijging. Ook Van moeder op dochter, uitgegeven onder auspiciën van het iav, beleefde zijn eerste druk ter gelegenheid van 1948. Posthumus noemde in latere drukken de feestelijkheden rond Wilhelmina's jubileum en de troonsbestijging van Juliana (die de tentoonstelling opende) ‘de voornaamste vrouwengebeurtenis in deze eerste drie naoorlogse jaren’. Ze roemde de samenwerking ‘van communiste tot gereformeerd’ bij het bijeenbrengen van het benodigde geld: daaruit sprak ‘nog duidelijk het gevoel van saamhorigheid en de hunkering naar een nieuwe tijd, ook voor en door de vrouwen, die zo levendig waren geweest tijdens de bezetting’.Ga naar eind25. Uit tentoonstelling en defilé blijkt dat vrouwen langer doorgingen met samenwerkingspogingen dan de politieke partijen. Terwijl De Waarheid in 1948 schreef ondanks alle respect voor Wilhelmina niet mee te willen doen aan de ‘oranjeroes’ rond de feestelijkheden, bezochten nvb-afdelingen nog de Haagse tentoonstelling. De oprichting van die nvb was, vanuit de gangbare tijdtabel, eveneens een historische absurditeit. Haar naamgenoot was al ingezakt en de koude oorlog al begonnen; het was in dat licht bezien een wonderlijk gezelschap (van notabel tot proletarisch en van communistisch tot christelijk) dat in het najaar van 1946 een brede politieke vrouwenorganisatie oprichtte. Dat zij dat toch deden valt alleen te verklaren uit het feit dat er iets extra's was dat hen bond: een expliciete redenering over sekse, over vrouwen. In de oprichtingsstukken van de nvb zijn veel zinsneden uit Praktisch Beleid terug te vinden. Omdat voor Boissevain het vrouwelijke de synthese vertegenwoordigde waar het mannelijke splijtend optrad, kon zij allerlei doorbraakidealen langer koesteren en praktizeren dan anderen. Zelf was zij, met haar contacten die het hele links-rechtsspectrum omvatten, de verpersoonlijking van synthetiserend optreden. Wat de participatie van vrouwen aangaat: 1946 was een jaar waarin in elk geval Amster- | |
[pagina 266]
| |
damse feministes het verrassend druk hadden als ze alle politieke vrouwenvergaderingen wilden bezoeken die toen op de agenda stonden. (Het beeld van twee feministische golven met daartussenin 50 jaar stilte is bedrieglijk.) Om wat voorbeelden te geven: op 9 mei 1946 organiseerde de vvgs in het gebouw van de Vrije Gemeente (het tegenwoordige Paradiso) een vergadering over het belang van vrouwen bij de komende verkiezingen. Een week tevoren had Thea Boissevain in het Concertgebouw onder de titel ‘Vrouwen spreken tot Vrouwen’ een massale vergadering geleid van vrouwen die op grond van hun oorlogservaringen een nieuwe landelijke vrouwenorganisatie wilden oprichten. Begin juli vergaderde in diezelfde (Grote) Zaal Praktisch Beleid en eind augustus trok het Comité Vrouwen van Ravensbrück daar, opnieuw onder leiding van Thea Boissevain, een volle zaal met een protestvergadering tegen de troepenzendingen naar Indonesië. De vrouwenkwestie was ook een van de gespreksonderwerpen waarover Wilhelmina na haar terugkeer vooraanstaande Nederlanders consulteerde; in dit geval vijf vrouwen, onder wie Tellegen.Ga naar eind26. Er werden misschien geen grote stappen voorwaarts gezet op het pad der emancipatie, maar ‘vrouwen’ was wel een politieke identiteit: er werd gediscussieerd over de vraag wat men als vrouw moest stemmen en er verschenen speciale aan vrouwen gerichte brochures (verschijnselen die bij mijn weten verdwenen totdat eind jaren zestig vrouwen zich opnieuw als sekse tot politieke categorie verenigden). Vrouwen van allerlei klassen, standen en overtuigingen meenden dat de oorlog hun sekse ingrijpend had veranderd en uit diverse teksten blijkt ontevredenheid met de mate waarin de maatschappelijke positie van vrouwen mee veranderde. Posthumus spreekt van een na 1948 toenemend ‘gevoel van teleurstelling (...) na de enorme krachtsinspanning van de vrouwen in de oorlogsjaren’.Ga naar eind27. Vrouwen uit het voormalig verzet klaagden al in 1950 dat hun aanwezigheid in de organisaties van ex-verzetsmensen voornamelijk ‘ter opluistering’ was.Ga naar eind28. Met de vaststelling van dit vrouwelijke onbehagen zijn we terug bij de discrepantie tussen de persoonlijke beleving van de oorlog als een breuk en de politiek-maatschappelijke continuïteit. De breuk die de Tweede Wereldoorlog vormde in het persoonlijk leven van velen, wordt blijkens de hevige massale reacties rond kwesties als Menten, de Drie van Breda (allebei in de Feestrok van mevrouw De Jong-Brouwer in borduurletters vastgelegd) en zelfs voetbalwedstrijden nog steeds gevoeld. De oorlog en de teleurstellingen van daarna kleuren de verhouding van veel getroffenen tot de natie. Dat de verzuilde elites terugkeerden, heeft invloed gehad op de verwerking van de discontinuïteit die de oorlog in individuele levens betekende. Die gecontinueerde elites waren ook als sekse dominant. Vrouwen werden, zei mevrouw Posthumus in 1981, na 1946 ‘overal weggewerkt’ door degenen die hun oude plaatsen weer wilden bezetten.Ga naar eind29. In 1948 al concludeerde ze somber: ‘Voorlopig schijnt het, althans van mannenkant, alsof alles weer geheel vanouds is.’Ga naar eind30. | |
Een uitnodiging tot onderzoekVoor onderzoek naar de betekenis van sekse kan het bevrijdend werken de gebruikelijke politiek-historische categorieën en het benauwende links-rechtsschema open te breken. De nvb is ten onrechte in dat schema geperst door haar tot louter mantelorganisatie te etiketteren. Dat ook de Feestrok en Praktisch Beleid er nauwelijks in passen verklaart wellicht waarom er zo weinig over bekend is. De publikaties over Praktisch Beleid zijn recent en op de vingers van een hand te tellen. Op zoek naar de Feestrok belandt men bij de Nederlandse Kostuumvereniging en bladen als Goed Handwerk. Sekse als folklore. Maar vrouwen als Boissevain wilden door middel van de rok vorm geven aan de vrouwelijke betrokkenheid bij de natie. Boissevains ideale vrouw doorbrak de scheiding tussen de openbare en de privésfeer; zij was geen ‘afgodsbeeld onder een stolp’, om Jan Romein te | |
[pagina 267]
| |
citeren. Volgens Boissevain was tijdens de bezetting gebleken ‘hoe flink, hoe doortastend, hoe nuchter, hoe zakelijk, hoe vol toewijding en hoe trouw vrouwen zijn’. Het drieluik Feestrok, Praktisch Beleid en nvb maakt duidelijk dat het niet de bedoeling was dat vrouwen zich zouden beperken tot quilting. Boissevain vertaalde haar feminisme echter in een ‘levenskunst’ die paste in de toenmalige maatschappelijke terminologie en in de moralistische sfeer van wederopbouw en vernieuwing en, achteraf gezien, ook in de voor vrouwen zo beperkende jaren-vijftig-ideologie - ‘gelijkwaardig-maar-niet-gelijk’. De feestrok werd niet de nationale dracht waarin vrouwen de politieke macht veroverden. Vanuit hedendaags feministisch oogpunt lijkt het beroep op een speciale inbreng zelfs een fatale strategie te zijn geweest. In reactie op de ‘vrouwelijke sfeer’, waartoe vrouwen in de naoorlogse jaren in wetgeving en ideologie werden veroordeeld, heeft het moderne feminisme zich dan ook vaak geïrriteerd betoond door de gedachte aan zo'n vrouwelijke inbreng en een veronderstelde vrouwelijke vreedzaamheid. Qua levenshouding was het feminisme van rond 1970 meer extravert en conflict-georiënteerd dan het harmoniemodel dat mevrouw Boissevain propageerde. De rok was precies het kledingstuk dat de tweede golf afschafte. De merendeels linkse en socialistische traditie waarmee dat feminisme zich in zijn beginjaren onderhield, bevorderde de belangstelling voor voorgangsters uit de betere standen als Boissevain en voor verbintenissen als die tussen het feminisme en Oranje niet. Het afstand nemen van die socialistische erfenis opent de weg tot dit in mijn ogen verleidelijke onderzoeksgebied. Verschillende hiervoor genoemde vrouwen vragen als het ware om ten minste een uitgebreid biografisch artikel: mevrouw Boissevain zelf, dr. J. de Iongh, prof. dr. G. van der Molen, dr. W.H. Posthumus-van der Goot en vooral mr.dr. M.A. Tellegen. Te zamen vragen ze om een gedetailleerde registratie van hun contacten. Dan zijn er de naoorlogse initiatieven tot vrouwenpartijen en het nvc en de uvv; en de oude verenigingen, zoals de vvgs, waarvan de rol in de oorlog pijnlijk onduidelijk is. En allerlei vragen dringen zich op. Wat deden feministes in de oorlogsjaren? Wat hadden opvattingen over vrouwelijkheid te maken met De Ionghs lidmaatschap van de Nederlandse Unie?Ga naar eind31. En wat met Tellegens aandrang op koningin Juliana om Lages te gratiëren? Wat heeft de geringe mate van erkenning (ook financieel) voor wat vrouwen in de oorlog hadden doorstaan voor invloed gehad op hun verwerking van die oorlog? Hoe ging het in naoorlogs Nederland verder met de klaarblijkelijke fricties tussen ‘vrouwelijke’ en ‘intellectuele’ feministes (om het taalgebruik van Boissevain en Posthumus over te nemen)? En, om met een treurig probleem te besluiten: wat gebeurde er met de vrouwelijke politieke betrokkenheid van direct na de oorlog? Heeft het gloedvolle streven de maatschappelijke betrokkenheid van vrouwen uit te drukken in een rok er wellicht toe bijgedragen dat het nog decennia zou duren voordat wij daar weer iets van zouden merken? |
|