De Gids. Jaargang 153
(1990)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 503]
| |
[Nummer 7/8]R.A. Römer
| |
Ontstaan en ontwikkeling van de Caribische samenlevingenHoewel reeds lang voor de reis van Columbus, die zou uitmonden in de ontdekking van Amerika, de verschillende eilanden in het Caribisch gebied al bewoond waren en er autochtone samenlevingen bestonden, valt het ontstaan van de Caribische samenlevingen in hun huidige verschijningsvorm samen met de kolonisatie van dit gebied na 1492. Ofschoon het totaal aantal bewoners van deze eilanden bij de komst van Columbus geschat wordt op drie miljoenGa naar eindnoot1., hebben deze oorspronkelijke bewoners geen duidelijk stempel gedrukt op de samenlevingen die in het Caribisch gebied zijn ontstaan. Een verklaring hiervoor is te vinden in de wijze waarop dit gebied is gekoloniseerd, welke weer samenhing met de doeleinden die men primair met de kolonisatie voor ogen had. Want aan de ontdekking en de kolonisatie van | |
[pagina 504]
| |
Amerika, en bij implicatie van het Caribisch gebied, lagen zowel ideële als materiële motieven ten grondslag. Meestal wordt wat betreft de Spanjaarden het godsdienstige element benadrukt: de prediking van het christelijk geloof, in dit geval het katholicisme. Maar in feite heeft ook bij de Spanjaarden reeds direct na de ontdekking het economische motief gedomineerd. Als derde element kan nog genoemd worden de uitbreiding van het grondgebied en daarmee van de politieke (en tevens economische) macht. Degenen die de oceaan overtrokken gingen allereerst koloniseren om rijker te worden. Het merendeel van de kolonisten uit de zestiende en zeventiende eeuw waren gelukzoekers en avonturiers die hoopten zo spoedig mogelijk met zo min mogelijke inspanning zo rijk mogelijk te worden, een karaktertrek die nog menige hedendaagse bewoner van dit gebied kenmerkt. Bij het ontstaan van deze samenlevingen heeft met andere woorden vanaf het begin het primaat van de economie gegolden. Niet-economische motieven en waarden, zoals bijvoorbeeld religieuze en ethische normen, speelden een ondergeschikte rol. Kort en kernachtig werd dit uitgedrukt in het gezegde dat volgens de toenmalige gouverneur van Jamaica in de zeventiende eeuw op Curaçao opgeld deed: ‘Jezus Christus is goed, maar de commercie is beter.’Ga naar eindnoot2. Aanvankelijk waren de Spanjaarden vooral geïnteresseerd in goud. Toen dit edelmetaal op de eilanden niet zo rijkelijk aanwezig bleek te zijn, namen de landbouwactiviteiten toe. Produkten als tabak, cacao, katoen en suiker vonden hun weg naar Europa. Dit laatste produkt zou een allesoverheersende rol spelen in de verdere ontwikkeling van het Caribisch gebied. De suikerproduktie op grote plantages en de wijze waarop in de behoefte aan mankracht werd voorzien, namelijk de slavernij van de neger, zijn bepalend geweest voor de verdere vormgeving van de Caribische samenlevingen. In de suikerproduktie namen in de zeventiende en achttiende eeuw de Hollanders, Engelsen en Fransen een dominerende plaats in. Hollandse en Joodse planters, die tot ± 1650 in de Hollandse kolonie (Pernambuco) in Brazilië hadden gewoond, brachten van daaruit de techniek van suikerproduktie op grote schaal over naar plantages in het Caribisch gebied. Zij vestigden zich op Barbados, Martinique en Guadeloupe waar Engelse en Franse planters snel overschakelden op de grootschalige produktie van suiker. Men spreekt in dit verband wel eens van een ‘economic revolution’ vanwege de omwenteling in de economie die deze produktiewijze teweegbracht.Ga naar eindnoot3. Deze ‘revolution’ heeft echter niet alleen gevolgen gehad voor de economische structuur, maar ook voor de sociale structuur en voor de cultuur omdat, zoals ik al terloops opmerkte, de produktie gebaseerd was op de slavernij van de neger. Reeds aan het begin van de zestiende eeuw waren de Spanjaarden op Hispañola ertoe overgegaan negers, eerst uit Spanje, later direct uit Afrika, als slaven te importeren ter vervanging van de Indiaan, die niet opgewassen was gebleken tegen de harde, gedisciplineerde vorm van arbeid die het economisch systeem van de Spanjaarden vereiste. De West-Afrikaanse neger daarentegen was wel gewend aan een grootschalige produktie als deel van een markteconomie, bovendien was hij in zijn eigen omgeving bekend met slavernij als een economische produktiewijze. Hij kon zich, niet zozeer vanwege zijn fysieke kracht alswel vanwege zijn mentale instelling, beter aanpassen. Aan de andere kant is het goed op te merken dat slavernij in West-Afrika niet het kapitalistische karakter had die zij later in het Caribisch gebied zou krijgen. De inpassing van de neger in het rigide systeem aldaar is dan ook niet zonder vele vormen van verzet verlopen.Ga naar eindnoot4.
Suikerproduktie volgens het plantagesysteem en slavernij van de neger zijn de factoren geweest die van bepalende invloed moeten worden beschouwd voor de economische structuur, de sociale structuur en voor de cultuur | |
[pagina 505]
| |
van het Caribisch gebied. Geschat wordt dat van het begin van de zestiende tot het midden van de negentiende eeuw in totaal tien à twaalf miljoen negers uit Afrika in het Caribisch gebied zijn ingevoerd.Ga naar eindnoot5.
Hoewel Curaçao geen plantage-economie heeft gekend, is dit eiland toch nauw betrokken geweest bij het proces dat zich op de overige eilanden heeft voltrokken door de rol die het eiland heeft gespeeld in de levering van slaven. Tot ± 1715 heeft Curaçao, als belangrijkste vestiging van de West-Indische Compagnie, een dominerende functie vervuld in de levering van slaven aan de Caribische kolonies van Spanje. Deze leveranties gebeurden vanuit het centrale depot op Curaçao (en Sint Eustatius). Duizenden slaven zijn op het eiland ingevoerd en later weer naar bovengenoemde kolonies uitgevoerd. Slechts een zeer gering deel bleef op het eiland achter. Deze achterblijvers zijn van belang geweest voor de verdere structurering van de samenleving, een proces dat zich ook hier op een min of meer gelijke wijze ontwikkelde als op de andere eilanden. Heel in het kort gesteld komt dat proces hierop neer dat op de Caribische eilanden een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen West-Afrikanen en West-Europeanen, waarbij de eersten als slaaf ondergeschikt waren aan de laatsten. Er vond echter tegelijkertijd ook een ontmoeting plaats tussen de West-Afrikaanse en West-Europese culturen. Enerzijds heeft dit geleid tot een sociale structuur waarin raciale elementen een hiërarchiserende rol gingen spelen, anderzijds resulteerde uit dit samengaan een amalgamatie van de hierboven genoemde culturen. Er ontstond een creoolse cultuur met uitlopers naar West-Afrika en naar West-Europa.Ga naar eindnoot6. Gordon Lewis spreekt in dit verband van een ‘civilization sui generis that can be understood only in the Caribbean’.Ga naar eindnoot7. Het is tegen deze achtergrond dat ik de Curaçaose samenleving wil projecteren. Curaçao, een Caribische samenleving
Wie de haven van Curaçao komt binnenvaren en de huizen aan de waterkant (de handelskade) met hun Hollands aandoende gevels ziet, zal er niet aan twijfelen met een oud-Hollandse nederzetting te doen te hebben. De architectuur van Willemstad, maar ook die van de plantagehuizen daarbuiten, draagt een onweerspreekbaar Hollands karakter. Toch zullen bij een nadere beschouwing variaties en afwijkingen van het Hollandse patroon opvallen. De ornamentiek is veelal uitbundiger en de gevels vertonen een eigen patroon van horizontale en verticale lijnen; daarnaast zijn zij dikwijls gevat in witte omlijstingen. Het zijn afwijkingen van het oud-Hollandse idioom, maar daar tevens harmonieus in vervlochten. Men kan daarom terecht van een eigen Curaçaose architectuur spreken: zij vertoont, ondanks veel gelijkenis met de Hollandse zestiende- en zeventiende-eeuwse architectuur, toch een geheel eigen identiteit. De Curaçaose architectuur is een typisch voorbeeld van de ‘civilization sui generis’ die in het Caribisch gebied tot stand is gekomen. Men heeft hier in feite te maken met een aanpassing van een stuk Westeuropese cultuur aan lokale omstandigheden, zoals klimaat, beschikbaar materiaal, levenswijze en smaak. Zij is de resultante van een Caribisch acculturatie-proces. Meer nog dan in de architectuur treffen wij dit aan in andere aspecten van de cultuur zoals bijvoorbeeld de dans, de keuken, de taal en de lokale gewoonten. Kunnen wij bij de architectuur, vooral buiten de stad, spreken van een indirecte, meer verhulde aanwezigheid van het Caribische element, in de andere cultuuruitingen is dat element duidelijk waar te nemen. De Westafrikaanse bijdrage in de totstandkoming van de muziek en de dans is zo manifest dat het de meest argeloze waarnemer bij het eerste contact al opvalt. Dit is het duidelijkst het geval bij de ‘tambú’ en bij de ‘tumba’. De ‘tambú’ is onweerspreekbaar Afrikaans in structuur en ritme; de ‘tumba’ is het resultaat van het samengaan van Afrika en Europa. De | |
[pagina 506]
| |
gelijkenis met andere Caribische dansen en muziek is onmiskenbaar. Minder manifest is het Caribisch-Afrikaanse element in de taal. Toch blijken de Caribische creoolse talen ook gemeenschappelijke trekken te vertonen die terug te voeren zijn tot de talen van de streek waaruit de slaven voornamelijk afkomstig waren, namelijk West-Afrika. Alleyne merkt ten aanzien van deze creoolse talen op: ‘The remarkable fact about all the Caribbean languages is that in contrast with their lexical diversity they show a high degree of structural similarity.’Ga naar eindnoot8. Dat het ‘Papiamentu’, de taal van de Benedenwindse eilanden van de Nederlandse Antillen, in bepaalde opzichten meer gelijkenis vertoont met het (Franse) Creools van Haïti dan met het Spaans, zal menigeen vreemd in de oren klinken. Ik noemde verder de keuken, het zogenaamde ‘local food’ en de folklore. Wat dat laatste betreft moeten vooral de spinneverhalen genoemd worden. ‘Nanzi’, zoals de held van deze verhalen op Curaçao heet, is de ‘Anansi’ van Suriname. Hij is verder de centrale figuur van de ‘Anansi-stories’ van de Engelstalige eilanden in het Caribisch gebied en laat zich terug traceren tot de ‘Ananse’ van de Ashanti in Ghana (West-Afrika).Ga naar eindnoot9. ‘Ananse’, de spin, speelt een belangrijke rol in het geloof en in de folklore van de Ashanti, die hem een zekere verwantschap met de Scheppergod, Nuyankopon, toeschrijven.Ga naar eindnoot10.
De cultuur wordt echter altijd door een volk gedragen. Cultuur is te herkennen in het gedrag van de mens in groepsverband. Wat bij de bevolking van Curaçao meteen opvalt is haar multiraciale karakter, want evenals de andere samenlevingen in het Caribisch gebied heeft ook Curaçao, zoals wij zagen, tot het midden van de negentiende eeuw slavernij gekend. In de slavensamenlevingen in het Caribisch gebied was reeds vroeg een sociale stratificatie op raciale basis ontstaan. In grote lijnen zag de sociale structuur van deze samenlevingen er als volgt uit: een top blanke plantage-eigenaren, hogere ambtenaren, handelaren en officieren van het garnizoen; een middengroep, iets omvangrijker dan de top, bestaande uit lagere blanke ambtenaren, ambachtslieden, kleine handelaren en winkeliers en tenslotte de aldaar gevestigde soldaten en het scheepsvolk. De grootste groep, die tevens de basis vormde waar de rest op steunde, werd gevormd door de negerslaven. In het contact tussen de blanke man en de slavin vindt er rasvermenging plaats met als gevolg het ontstaan van een mengtype, de mulat, in het Caribisch gebied aangeduid met ‘kleurling’. Dat deze mulatten door hun blanke vaders werden vrijgelaten, is in zijn algemeenheid niet waar; wel werd onder de vrije niet-blanken een onevenredig groot deel aan mulatten aangetroffen. Zij gingen deels tot de middengroep behoren, deels bleven zij deel uitmaken van het laagste sociale stratum. Tussen de blanken en de niet-blanken bestond een grote sociale afstand. Wat betreft Curaçao moet nog vermeld worden dat tot de blanke elite ook de Sefardische joden behoorden. Oorspronkelijk afkomstig uit het Iberisch schiereiland, vestigde de eerste groep zich reeds in 1659 vanuit Amsterdam blijvend op het eiland. Hoewel de afschaffing van de slavernij in de loop van de negentiende eeuw een eerste aanzet inhield tot veranderingen in dit rigide systeem, is de sociale mobiliteit van de niet-blanke bevolking in de Caribische samenlevingen pas in de twintigste eeuw goed op gang gekomen. Wat betreft Curaçao heeft in dit proces de vestiging van de Shell op dit eiland een grote rol gespeeld. De economische ontwikkeling die hieruit voortvloeide, bracht een moderniseringsproces op gang dat in allerlei andere sectoren van de samenleving aanleiding gaf tot veranderingen.Ga naar eindnoot11. Curaçao kreeg hiermee veel meer dan de andere Caribische samenlevingen, met uitzondering misschien van Puerto Rico, een westers aanzien. Westerse, meer objectieve normen gingen geleidelijk gelden ten aanzien van de kansen van het | |
[pagina 507]
| |
individu in de samenleving, wat erop neerkwam dat de raciale criteria, die nog stamden uit de slavensamenleving, aan betekenis inboetten. Had de afschaffing van de slavernij in feite niet meer betekend dan een emancipatie in juridische zin, met de ontwikkelingen in de twintigste eeuw werd de basis gelegd voor de sociale emancipatie van de gekleurde bevolking. Toch laat zich dit proces nog niet aflezen in de huidige sociale structuur: de lagere sociaal-economische strata worden nog steeds door het donker gekleurde deel van de bevolking ingenomen. Curaçao heeft, evenals de andere Caribische samenlevingen, nog steeds een raciale sociale structuur. Voor een juiste behandeling van de sociaal-structurele aspecten van de huidige samenleving lijkt het mij echter wel dienstig meer gedifferentieerd te werk te gaan en onderscheid te maken tussen: a. de sociale structuur in engere zin, gebaseerd op sociaal prestige; b. de economische machtsstructuur; c. de politieke machtsstructuur, zoals die tot uiting komt in de bezetting van politieke/bestuurlijke posities. Hoewel ook in sociaal en economisch opzicht (er bestaat een nauwe correlatie hiertussen) van enige mobiliteit gesproken kan worden, is de veranderde positie van de gekleurde bevolking vooral merkbaar in de politieke machtsstructuur. Verwonderlijk is dit niet, omdat hier met het verkrijgen van de bestuurlijke zelfstandigheid de meeste posities beschikbaar waren, dat wil zeggen niet reeds door de oude elite waren ingenomen. Dit patroon treffen wij ook in andere Caribische maatschappijen aan: ook daar wordt de politieke elite gevormd door leiders uit de gekleurde bevolking, daaronder mede begrepen de nazaten van de contractarbeiders uit India, die na de afschaffing van de slavernij als arbeidskrachten waren aangetrokken. Naast de politiek moet ook het vakbondswezen genoemd worden als mobiliteitskanaal voor de gekleurde bevolking. Dat laat zich gemakkelijk verklaren uit het feit dat sociaal-economisch de donkere bevolking de laagste positie is blijven innemen; de arbeider is de neger, al is deze stelling niet omkeerbaar, althans niet meer. Het niet meer omkeerbaar zijn van deze stelling is overigens een bewijs van de op gang gekomen mobiliteit. Pogingen van politieke leiders, in het verleden aangewend om de vakbonden in het patronagesysteem van de politieke partijen te betrekken, zijn mislukt; 30 mei 1969 betekende het begin van een definitieve breuk tussen de politieke partijen en het vakbondswezen. Een structuur zoals men die in de Engelstalige ex-kolonies in dit gebied tot voor kort nog aantrof, waarbij politieke partijen en vakbonden nauw met elkaar verbonden waren en de vakbond niet zelden als een oefenschool en een springplank diende voor politieke leiders, heeft op Curaçao nooit bestaan.Ga naar eindnoot12.
Een gunstige ontwikkeling de laatste jaren is het groeiende bewustzijn bij de Curaçaoënaar dat zijn eiland tot het Caribisch gebied behoort: cultureel, sociaal en economisch.Ga naar eindnoot13. Het komt mij voor dat dit besef aan het begin van deze eeuw veel sterker is geweest. In de eerste plaats vanwege de grotere economische betrokkenheid op de (ei)landen in het Caribische bekken. Een betrokkenheid die tevens een grote afhankelijkheid in zich borg. De handelsrelaties met zowel de kustlanden op het vasteland (Venezuela, Colombia, Panama) als met de eilanden (vooral Santo Domingo en Cuba) waren een belangrijke economische peiler voor Curaçao en het eiland was daarom ook duidelijk Caribisch georiënteerd. Maar behalve economische, waren er ook vrij intensieve culturele banden, gedeeltelijk door de rol die de verschillende scholen op het eiland, zoals bijvoorbeeld het Colegio Santo Tomás voor jongens en het Colegio Habaai voor meisjes, speelden. Deze twee scholen rekruteerden hun leerlingen uit omringende Spaanssprekende republieken en hadden het Spaans als voertaal. Het Spaans was toen ook in de samenleving de cultuurtaal bij uitstek. Tenslotte laat een blik in de kranten uit die | |
[pagina 508]
| |
tijd duidelijk de belangstelling zien die op het eiland bestond voor wat zich in dit gebied voordeed. Met de industrialisatie en het daarmee ingezette moderniseringsproces ging men zich meer op Nederland en de Verenigde Staten richten. De directe afhankelijkheid van het eigen gebied nam af en versmalde zich tot de levering van ruwe olie, een aangelegenheid waar het eiland zelf geen zeggenschap in had. Het Nederlands nam het als cultuurtaal over van het Spaans, terwijl naast het Nederlands het Engels een belangrijke rol ging spelen. Bij deze nieuwe oriëntatie op de wereld buiten de eigen regio is later van groot belang geweest dat, mede gedragen door een genereus beurzensysteem, vele jongeren na hun middelbare school-opleiding in Nederland, en in mindere mate in de Verenigde Staten, gingen studeren, waarna zij dikwijls getrouwd met een Nederlands- of Engelssprekende partner terugkwamen. Deze nieuwe elite heeft ongewild de ‘verhollandisering’ en ‘veramerikanisering’ bevorderd. Dit proces is thans niet alleen gestabiliseerd, maar er wordt zelfs vanuit het streven naar de bevordering van de eigen identiteit, dat zich de laatste decennia is gaan manifesteren, duidelijk stelling tegen genomen. De hernieuwde identificatie met het Caribisch gebied moet dan ook in dit licht bezien worden. Maar ook in dit opzicht is Curaçao Caribischer dan men zich bewust was (en is), want in feite hebben wij hier te maken met een proces dat ook op andere eilanden in de regio, zoals bijvoorbeeld Puerto Rico, Jamaica en Trinidad, valt waar te nemen.
Curaçao mag misschien bij een oppervlakkige beschouwing erg Nederlands of, zo men wil, westers aandoen, in wezen hebben wij te maken met een door en door Caribische samenleving, die als zodanig moet worden beschouwd en benaderd. Het is een samenleving die in een mentaal dekolonisatieproces is gewikkeld en bezig is zijn eigen doeleinden, staatkundigpolitiek en cultureel, te definiëren. |
|