De Gids. Jaargang 153
(1990)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |||||
Ria van den Brandt
| |||||
[pagina 183]
| |||||
gen aanschouwelijk te maken:
Zijn deze vragen eenmaal beantwoord, zijn we eenmaal geconfronteerd met de wereld van Etty Hillesum, dan kunnen we de vraag stellen naar haar Eckhartbeeld. De rechtvaardiging van deze vraag is het feit dat Etty Hillesum in één van haar brieven Meister Eckhart vermeldt. De begeleidende voetnoot in de kritische editieGa naar eindnoot5. laat weten dat Etty Hillesum in haar laatste levensjaar veel in het werk van Meister Eckhart gelezen heeft. Dit concrete gegeven wordt ondersteund door de algemene hypothese dat aspecten van het denken van Meister Eckhart heel goed in de belevingswereld van de dagboekschrijfster passen. Ons vizier moet derhalve nog scherper afgesteld worden: na een inleidende oriëntatie waarin beide denkwerelden qua oppervlaktestructuur naast elkaar gezet worden en we tevens ons vermoeden uitspreken dat het Eckhartbeeld van Etty Hillesum voor een deel gevormd is door Eckhart-populariserende literatuur (§5), gaan we op zoek naar concrete aanwijzingen (§6): Welke ‘schriften van Meister Eckehardt’ heeft Etty Hillesum gelezen? (6.1) In welke fase van haar ontwikkeling, in welke omstandigheden heeft zij Eckhart gelezen? (6.2) Wat kan voor de ‘latere’ Etty Hillesum - een inmiddels volgroeide persoonlijkheid, getekend door Westerbork - een wezenlijk aspect van Meister Eckhart geweest zijn? (§7) Geven de brieven van Etty Hillesum bepaalde aanwijzingen wat betreft Eckhartiaans termgebruik of woordfrequenties? (7.1) Is Meister Eckhart voor Etty Hillesum de ‘meester’ der ‘gelatenheid’? (7.2) Kan dit beeld van Meister Eckhart - ‘meester’ der ‘gelatenheid’ - gebaseerd zijn op de door Etty Hillesum gelezen ‘schriften van Meister Eckehardt’? (7.3) | |||||
1. Op zoek naar levenswijsheidAls Etty Hillesum haar dagboek begint, aangespoord door Julius Spier, heeft ze als therapeutisch doel een ‘produktieve bewustwording’, dat wil zeggen ‘alle persoonlijke en produktieve krachten vrijmaken van belemmeringen uit zowel het verleden als de toekomst, zoals daar zijn: remmingen, minderwaardigheidscomplexen, valse voorstellingen’. Dit proces moet begeleid worden door een dagelijkse ‘Innenschau’, het schrijven van een dagboek. Etty Hillesum drukt haar behoefte aan loutering ook uit als een ‘zelfvergeten’. Zij heeft het vermoeden dat zij door zelfvergetenheid tot iets belangrijks kan komen.Ga naar eindnoot6. Het gevecht tegen het ‘kleine ik’ is in zekere zin een bevrijdingsstrijd. Het doel is duidelijk en onduidelijk tegelijkertijd. Duidelijk is dat haar psyche zich bevrijd wil zien van egocentrische lasten, onduidelijk is welke inhoud dit therapeutisch doel zal krijgen. Door welke inhoud (filosofie) zal het nagestreefde doel gedragen worden? Etty Hillesum vindt onder andere bij Will Durant, In den hof der WijsbegeerteGa naar eindnoot7., de vage contouren van de waarheid die zij zoekt: ‘Kennis is macht, maar alleen wijsheid is vrijheid.’Ga naar eindnoot8. ‘Hineinhorchend’Ga naar eindnoot9. in zichzelf zoekt zij haar ‘eigen waarheid’ en heeft nog geen idee op welke wijze deze vorm gaat krijgen: ‘Ik ga blind op een bepaald doel af, ik voel dat er een doel is, maar waar en hoe weet ik niet.’ Ook omschrijft ze haar doel als ‘rust’, ‘eenvoudigheid’, de ‘kracht’ in haarzelf. ‘Die kracht zit van binnen, een klein, besloten centrum op zichzelf, waar ik me soms even helemaal op terugtrek, als de buitenwereld me voor een moment te rumoerig is.’ Voortdurend maakt ze onderscheid tussen ‘binnenwereld’ en ‘buitenwereld’, een onderscheid - gevoed door derden - dat noodzakelijk is voor het weergeven van haar ervaringswereld. ‘De binnenwereld is even reëel als de buitenwereld. Men moet dit bewust weten. Zij heeft ook haar landschappen, haar contouren, haar mogelijkheden, haar onbegrensde gebieden. En zelf is men het kleine centrum, | |||||
[pagina 184]
| |||||
waar binnen- en buitenwereld samenkomen.’ Etty Hillesum wil doordringen tot de realiteit van de ‘binnenwereld’ en beschouwt een dergelijke vorm van zelfkennis als de enige weg die naar wijsheid leidt. Zij zoekt de innerlijke eenvoud en eenheid, van waaruit zij alles kan begrijpen. ‘Als ik het buiten me ga zoeken, mezelf, m'n ziel zogezegd loslaat, dan raak ik verloren, begrijp de zin van de dingen niet meer.’ Doorgronding van de ‘bronnen’ van de ziel is de voorwaarde voor het overwinnen van het ‘ich-hafte’ en het openstaan voor het ‘overpersoonlijke’ of het ‘kosmische’. In crises beschouwt Etty Hillesum zichzelf als ‘verstopte ziel’, afgesloten van haar bronnen door barricades van persoonlijke kleinigheden. Steeds opnieuw moedigt ze zichzelf aan haar strijd ‘om de verovering van een stukje eeuwigheid’ voort te zetten: ‘Verleg je oren en zintuigen weer eens helemaal naar binnen en probeer te rusten in jezelf.’ Of: ‘Je niet de toegang verbarricaderen door je persoonlijke kleinmenselijke dingen.’ | |||||
2. Groeiende religiositeitDoor de eisen die Etty Hillesum aan zichzelf stelt, de innerlijke concentratie, het verlangen naar eenvoud, ondervindt ze steeds meer haar innerlijke kracht. De ‘wijdheid’ die zij in zich voelt is niet een indifferente leegte - een therapeutisch moment van zelfvergetenheid -, maar wordt ervaren als een Godsaanwezigheid: ‘Die wijdheid is toch niets anders dan een vervuld zijn van jou.’ Het proces van ‘geboren worden tot innerlijke zelfstandigheid’ gaat gepaard met een groeiende religiositeit. Haar terminologie past zich aan, woorden als ‘liefde’, ‘deemoed’, ‘dankbaarheid’ krijgen de overhand. ‘En het woord “deemoed” wordt me steeds duidelijker, wordt steeds ervaarbarer.’ Ze vindt het vooral een kwestie van moed om de naam ‘God’ uit te spreken.Ga naar eindnoot10. De Godsnabijheid wordt steeds uitgedrukt door termen die de ‘binnenwereld’ betreffen. Het is diep in zichzelf, in de ‘bronnen’, in de ‘put’ dat Etty Hillesum God ontmoet. De ‘binnenwereld’ is een ‘woning’ die langzaam verbouwd wordt tot een paleis. ‘Ik geef je een steeds grotere ruimte om in te wonen en ik begin je ook trouw te worden. Ik hoef je haast nooit meer te verloochenen.’ Uiteindelijk kan de ‘hemel’ in haar huizen en noemt ze het wezenlijkste en diepste in haar God; door God luistert ze naar het wezenlijkste en diepste in de ander: God tot God. De reis door het ‘innerlijk landschap’ doet haar alle andere landschappen begrijpen: hemel en aarde, omdat daarvan een afdruk in haar is; de hel, omdat ze deze ‘vroeger voor een heel leven tegelijk beleefd’ heeft. De wijsheid die vrijheid is, krijgt bij Etty Hillesum meerdere benamingen, maar één van de belangrijkste sleutelwoorden is ‘liefde’. In haar derde cahier, net nadat ze zichzelf weer ‘al een aardig stuk de sloot uitgetrokken’ heeft, zegt ze: ‘Het moet de werkelijke liefde tot dit leven zijn.’ Zinspelingen op de Bijbel - vooral Cor. 1, 13 - komen steeds vaker voor. ‘Wat helpt mij alle kennis, wanneer ik de liefde niet heb’ gaat functioneren als een leidmotief. Woorden als ‘kennis’ en ‘intellect’ zijn negatieve termen voor zover zij niet door een diepere bezieling gedragen worden. Niet vanuit de ‘hersens’ komt men tot levenswijsheid, maar vanuit ‘diepere en eeuwige bronnen’. De wijsheid waartoe Etty Hillesum komt, wordt niet ‘gekend’, maar ‘beleefd’: de kosmos is van haar hersenen naar haar hart afgedaald. De ‘elementaire gloed’ van waaruit ze leeft, is de liefde voor de medemens. ‘Ik groei steeds meer naar het besef toe, dat de liefde tot iedere toevallige naaste, tot ieder evenbeeld Gods, uit zou moeten stijgen boven de liefde der bloedverwantschap.’ Het is ‘die heimelijke innerlijke vrede, die alle verstand te boven gaat’Ga naar eindnoot11. waardoor Etty Hillesum de wereld en zichzelf bevrijd en verwerkelijkt ziet. | |||||
3. De rol van literatuur: herkenning, bevestiging en verlossingHet verslag van Etty Hillesum is een combina- | |||||
[pagina 185]
| |||||
tie van oorspronkelijkheid enerzijds, (bewust) eclecticisme anderzijds. Etty Hillesum heeft het tweede nodig als spiegel, bevestiging en aanmoediging van haar innerlijke ‘realiteiten’. Het lezen van teksten betekent voor haar in het begin vooral een op zoek zijn naar woorden die een bevestiging zijn ‘van wat in me wroet en werkt’. In de literatuur die zij leest (of de gesprekken die zij met Spier voert), zoekt ze naar de ‘verlossende formule’, ‘een ordescheppende gedachte’. Nadat de bibliotheek van Spier (wegens plaatsgebrek in zijn woning) in het huis van Han WegerifGa naar eindnoot12. opgeslagen wordt en zich dus in haar directe nabijheid bevindt, zegt ze: ‘Iedere dag zal er een ander figuur zijn, die me zo een verdroomd en wezenlijk gevoel geeft. Ik lééf met boeken. Ze kleuren de atmosfeer om me heen. Eén naam of enkele bladzijden kan m'n hele dag beheersen.’ Han Wegerif kritiseert haar leesmethode als ‘te veel’, ‘te vluchtig’ en ‘tòch niet de ware belangstelling voor het boek’. Hij heeft gedeeltelijk gelijk. Het gaat Etty Hillesum vooral om het ‘herkennen van de eigen momenten’. Ze probeert een beeld - een ‘eigen waarheid’ - te vormen met behulp van treffende tekstfragmenten. Alleen wanneer de ‘herkenning’ van verpletterende aard is, uit ze de behoefte alle werken van de betreffende auteur te willen leren kennen. Dit is het geval met haar lievelingsauteur Rainer Maria Rilke. De Duitse dichter is dan ook in het werk van Etty Hillesum heel duidelijk aanwezig. Toch kan de leeswijze van Etty Hillesum niet zonder meer ‘vluchtig’ genoemd worden. Haar ‘ware belangstelling’ voor een boek ligt niet in de veelheid van details, maar in de onaantastbare wijsheid van het boek: woorden die geldig blijven onder alle omstandigheden. Wanneer de berichten over de moordpartijen op de joden haar bereiken, schrijft ze: ‘Rilke geldt nog steeds, ook nu.’ ‘Wanneer men hem (Rilke) niet gedurende een heel leven met zich meedraagt, heeft het überhaupt geen zin hem te lezen.’ Uittreksels van boeken maakt ze ‘bijna instinctief, een enkele zin, een woord houd ik soms vast, die moet ik bewaren voor de toekomst, denk ik dan, die komt me te pas later’. Het leven van Etty Hillesum - ‘een gaan van het ene verlossingsmoment naar het andere’Ga naar eindnoot13. - wordt bekleed door tekstfragmenten die aansluiten bij haar verlangen naar een inzicht dat blijvend geldig is. Literatuur als herkenning, bevestiging en verlossingsmoment: literatuur dient om een ‘eigen beeld bij elkaar te lezen. Een opgevangen worden als in duizend scherven van een spiegel’. | |||||
4. InspiratorenOfschoon er dus geen sprake is van een systematische kennisverwerving, weet Etty Hillesum zich verrijkt en ondersteund door woorden die zij leest en hoort. Het laatste aspect komt vooral tot z'n recht bij haar leermeester en vriend Spier. Julius Spier - psycho-chiroloog, afkomstig uit de school van C.G. Jung - en Etty Hillesum waren aan elkaar gewaagde geesten. Ondanks en dankzij hun liefdesgeschiedenis brengt hij haar op een hoger plan. ‘En bij zijn vele woorden was het weer eens of ik dronk uit een krachtgevende bron.’ In termen van Spier is Etty Hillesum op weg naar ‘das kosmische Fühlen (...) dem materiellen Fühlen entgegengesetzt’. Het is Julius Spier die haar het model van zelfverwerkelijking aanreikt. Uiteindelijk beschouwt zij hem als de bemiddelaar tussen God en haarzelf. Onder invloed van Spier leest Etty Hillesum veel uit de werken van C.G. Jung. Teksten die haar aanspreken schrijft ze over. ‘Nirgends stehen wir näher dem vornehmsten Geheimnis aller Ursprünge als in der Erkenntnis des eigenen Selbst.’ Bij Jung treft ze een (haar passend) verzet aan tegen het ‘westers rationalisme’, een rationalisme dat volgens Jung ontkent dat de bron van ware kennis in het onbewuste ligt. Ware kennis komt niet ‘van buiten’. ‘Wir wissen aber heute bestimmt, daß das Unbewußte über Inhalte verfügt, die, wenn sie bewußt gemacht werden könnten, einen unabsehbaren Erkenntniswachs bedeuten würden.’ | |||||
[pagina 186]
| |||||
De dagelijkse ‘Innenschau’ van Etty Hillesum is sterk gekleurd door Jungiaanse en Spieriaanse terminologie. Geïnspireerd door psycho-chiroloog en psychiater krijgen teksten van Rilke en uit de Bijbel een nieuwe betekenis. ‘Ik heb het de laatste tijd dat af en toe een enkele zin uit de Bijbel voor me oplicht in een duidelijke, nieuwe, inhoudsrijke en doorleefde betekenis - God schiep de mens naar zijn Evenbeeld - heb Uw naasten lief als U zelve. Enz.’ Het ‘enzovoorts’ betreft vooral (zie boven) teksten over de liefde. Haar belangrijkste leermeester naast Spier is uiteindelijk (niet Jung maar) Rilke. Hij is de dichter van haar zieleleven, bij hem vindt ze de ‘mooiste woorden’: ‘Durch alle Wesen reicht der eine Raum: Weltinnenraum.’ Deze woorden geven volgens Etty Hillesum precies datgene aan wat ze beleeft. Rilke is op allerlei manieren in haar teksten aanwezig. Zij schrijft fragmenten van hem over, gebruikt woorden die van hem afkomstig zijn. Rilke sluit aan bij het gevoelsleven van Etty Hillesum, zij bewondert in hem de onlosmakelijke verbondenheid van tederheid en oerkracht (dit bewondert zij ook in Spier). Over Rilke's Briefe an einen jungen Dichter zegt ze: ‘Men vindt er z'n hele levensprogramma in terug en er staan woorden in, die je eigenlijk een heel leven lang niet meer verlaten mogen.’ Rilkeaanse themata met betrekking tot ‘geduld’, ‘innerlijke eenzaamheid’ en ‘liefde’ spreken Etty Hillesum erg aan. Een niet te verwaarlozen constante in haar literaire wereld wordt ingenomen door haar ‘studie’: Russische literatuur en grammatica, vooral Dostojewski en Tolstoj. ‘De Rus draagt tot aan het einde en zet z'n schouders onder het volledige gewicht der ontroeringen en lijdt tot op de bodem. Wij houden halverwege op met dragen en bevrijden ons met woorden, beschouwingen, philosophieën, theoretische verhandelingen, wat je maar wilt.’ Vanaf haar achtste cahier krijgt Augustinus een duidelijke (maar niet overheersende) rol toebedeeld: ‘Ik ga weer de Heilige Augustinus lezen. Hij is zo streng en gloedvol. En zo hartstochtelijk en vol regelrechte overgave in z'n minnebrieven aan God. Eigenlijk zijn dat de enige liefdesbrieven, die men zou moeten schrijven, die aan God.’ Augustinus bekoort haar duidelijk meer dan Thomas à Kempis, de auteur die ze in het begin vaker met Spier las. Etty Hillesum werd door ‘meer dan 1000 boeken’ omgeven, maar haar denkwereld werd toch vooral bepaald door Spier, Jung, Rilke, de Bijbel, Russische literatuur en Augustinus. Zij, vooral Rilke, wijzen haar de weg naar de ‘eenzaamheid’ die haar niet van iedereen afsluit, maar haar uiteindelijk ‘met iedereen en alles en met God’ verbinden zal. | |||||
5. Etty Hillesum en Meister Eckhart: een oriëntatieDe zoektocht van Etty Hillesum is door Loet Swart vergeleken met een aantal themata uit de joodse en christelijke mystiek.Ga naar eindnoot14. Eén van de themata was ‘de ruimte van de ziel’.Ga naar eindnoot15. Dit vergelijkt Swart met middeleeuwse mystieke teksten uit de Nederlanden en het Rijngebied. Hij verwijst naar de wezensmystiek zoals onder andere is te vinden bij Meister Eckhart: Godservaring is mogelijk door inkering en ervaring van het wezen, de essentie van het menselijk zijn.Ga naar eindnoot16. De Rijnlandse denker Meister Eckhart en Etty Hillesum laten zich op het eerste gezicht gemakkelijk vergelijken. Wanneer we ons houden aan een zekere oppervlaktestructuur en niet ingaan op de betekenis van gebruikte termen, kunnen we zeggen: beiden zijn zogenaamde ‘binnenzoekers’. Ook voor Meister Eckhart ligt de waarheid niet ‘buiten’, maar ‘binnen’. Beiden spreken - in schijnbare ongebondenheid aan enig dogma - met voorliefde over het ‘wezen’, het diepste van de ziel als ontmoetingspunt met God. Gebonden zijn aan ‘ikheid’, ‘veelheid’ of een ‘naar-buiten-gerichtzijn’ betekent een afgesneden zijn van de zuivere kern. ‘Beelden’ en ‘voorstellingen’ belemmeren het ‘leeg-zijn’, de ‘rust’ en ‘eenvoud’ die voorwaarden zijn voor Godskennis en de ‘innerlijke vrijheid’ en ‘gelatenheid’ om zich in | |||||
[pagina 187]
| |||||
Godsvertrouwen en zonder vragen in de wereld te engageren. We moeten echter bedacht zijn op het verschil tussen de wereld van Meister Eckhart en die van Etty Hillesum. De laatste schrijft in spontane ongebondenheid haar eigen verhaal, gedragen door termen uit de psychologie en poëzie, terwijl de preken van Meister Eckhart geen ervaringsverhalen zijn, maar kleine exegeses voor bijvoorbeeld ordebroeders of leken. De taal van Eckhart, welliswaar aangepast aan zijn publiek, is sterk bepaald door het middeleeuwse wijsgerige denken. Zo zijn bijvoorbeeld termen die betrekking hebben op het wezen of de essentie van de ziel, van een filosofische en theologische beladenheid die in de teksten van Etty Hillesum onmogelijk aanwezig kan zijn. Metafysische termen uit de teksten van Eckhart vinden hun ongelijke gelijke in de ‘ervaringstermen’ van Etty Hillesum. Verder: de wijze waarop Meister Eckhart in (vooral het begin van) de twintigste eeuw door bepaalde kringen onthaald en geïnterpreteerd is, heeft ongetwijfeld invloed gehad op het Eckhartbeeld van Etty Hillesum. ‘Wo immer der Name Meister Eckhart in der Geschichte genannt wurde, erhitzte er die Gemüter,’ zegt Ingeborg Degenhardt in haar boek Studien zum Wandel des Eckhartbildes.Ga naar eindnoot17. Zij zegt dat vooral de twintigste eeuw onovertroffen is wat betreft het ideologisch inkapselen van Meister Eckhart. Hij werd niet alleen beschouwd als wereldverbeteraar en religieus vernieuwer, maar zelfs als rassenideoloog.Ga naar eindnoot18. Een ‘wahrer Platzregen flachpopularisierender Eckhartdeutungen überschwemmte die Büchermärkte’.Ga naar eindnoot19. Het beeld dat Etty Hillesum van Meister Eckhart gevormd heeft, is gevoed door elementen uit deze populariserende maalstroom waarin Eckhart als dogma-doorbrekende mysticus verscheen. Het is heel goed mogelijk dat Etty Hillesum voor het eerst van Meister Eckhart gehoord heeft via Spier of Jung. De middeleeuwer wordt door Jung in meerdere werken geciteerd en het is bij Jung-kenners alom bekend dat Jung een grote bewondering had voor Meister Eckhart. Hoe dan ook, het zal blijken dat Etty Hillesum niet zonder meer geconfronteerd wordt met de ‘historische Eckhart’, maar met een Eckhart die tegemoetkomt aan de religieuze honger van het begin van deze eeuw. | |||||
6. Etty Hillesum en Meister Eckhart: concrete aanwijzingenIn het dagboek dat ons is overgeleverd (8 maart 1941 tot en met 13 oktober 1942), schrijft Etty Hillesum op geen enkele plaats over Meister Eckhart. Waarschijnlijk heeft zij ook in haar zevende cahier - van de elf cahiers ontbreekt het zevende - geen noemenswaardige opmerkingen over Eckhart gemaakt. We vinden tenminste hiervoor in de latere cahiers geen aanwijzingen. We zijn wat betreft de periode ná 13 oktober 1942 afhankelijk van de brieven die ze geschreven heeft, aangezien van haar kampdagboek(en) geen spoor is teruggevonden. Begin september 1943 vertrekt Etty Hillesum samen met haar ouders en broer Mischa uit Westerbork, eind november 1943 sterft zij in Auschwitz.Ga naar eindnoot20. Uit de brieven hebben we één aanwijzing dat Etty Hillesum op z'n minst een exemplaar heeft gehad van werk van Meister Eckhart. In een brief uit Westerbork aan Christine van Nooten, daterend van 1 juli 1943, schrijft ze: ‘Ik heb hem gebracht de schriften van Meister Eckehardt en nog een paar boeken, die ik hier had.’ Met ‘hem’ bedoelt Etty Hillesum haar vader. Uit deze ene zin kunnen we een paar dingen afleiden: in de eerste plaats dat Etty Hillesum in Westerbork een exemplaar van werk van Meister Eckhart had. In een situatie van ontberingen vond zij het dus de moeite waard om woorden van deze schrijver bij zich te hebben. In de tweede plaats is het opvallend dat zij van de boeken die zij aan haar vader gegeven heeft, slechts ‘de schriften van Meister Eckehardt’ met naam noemt. Zij hechtte dus belang aan deze vermelding. In de derde plaats wilde zij kennelijk graag dat haar vader, die ijverig studeerde in de Bijbel, ook de ‘schriften van | |||||
[pagina 188]
| |||||
Meister Eckehardt’ zou bestuderen. Een gebaar van morele ondersteuning? Etty Hillesum had een exemplaar van de Eckhart-bloemlezing van Alois Bernt, Meister Eckehart. Ein Breviarium aus seinen Schriften. Via Maria Tuinzing weten we dat zij in haar laatste levensjaar - de periode waarvan geen dagboekaantekeningen bekend zijn - veel Eckhart gelezen heeft. | |||||
6.1. De ‘schriften van Eckehardt’ die Etty Hillesum gelezen heeftEtty Hillesum heeft - voor zover wij kunnen nagaan - geen volledige preken van Meister Eckhart gelezen, maar ‘Splitter’ ‘des tiefsten und reichsten Vertreters der deutschen Mystik’, aldus Alois Bernt in zijn voorwoord op de door hem gemaakte selectie van Eckhart-teksten. Het Breviarium van Alois Bernt, Insel-Bücherei nr. 280, verscheen voor het eerst in 1919Ga naar eindnoot21., zestien jaar na de eerste Hoogduitse vertalingen van LandauerGa naar eindnoot22. en Büttner.Ga naar eindnoot23. Mede door deze vertalingen was Eckhart sterk gepopulariseerd en werd hij toegankelijk voor een groot publiek. Eén van de effecten van deze popularisering was dat Eckhart door velen werd gezien als de filosoof van een nieuwe, ondogmatische religie. Het voorwoord van Alois Bernt is niet geheel vrij van een dergelijke tendens. Hij noemt bijvoorbeeld het denken van Eckhart een ‘Art Urchristentum, milde und rein, ohne Polemik’ en hij schrijft de middeleeuwer in zijn ‘ernstes Streben, die Wahrheit zu finden’ een ‘warme und volle Männlichkeit’ toe. Het is niet onwaarschijnlijk dat Etty Hillesum werd aangesproken door een dergelijke inleiding. Het Breviarium bestaat uit acht hoofdstukjes.Ga naar eindnoot24. Bij geen enkele ‘Splitter’ staat een verwijzing naar de oorspronkelijke tekst. Sommige teksten doen Eckhartiaans aan, maar zijn - voor zover we dat hebben kunnen nagaan - niet van Eckhart zelf afkomstig. Met name vinden we in het hoofdstuk over God enige vreemde constructies. In ‘Vom Wollen, Lieben und Leiden’ is de verheerlijking van het lijden net iets te zwaar aangezet, veroorzaakt door uit de context gelichte passages. Verheerlijking van het lijden is niet typisch voor Eckhart. Toch zijn de meeste teksten uit de bloemlezing zuiver genoeg en geven de gedachten van Eckhart redelijk tot goed weer. Wij volstaan in deze context met de opmerking dat het Eckhartbeeld van Etty Hillesum gevormd is door een ‘licht verdachte’ bloemlezing. In hoeverre het Breviarium de ‘historische Eckhart’ tekort doet, zullen we nu niet verder onderzoeken. | |||||
6.2. De periode en omstandigheden waarin Etty Hillesum het Breviarium gelezen heeftErvan uitgaande dat Etty Hillesum in haar laatste levensjaar veel Eckhart gelezen heeft, dan bestrijkt dit vooral de periode die ze afwisselend in Amsterdam en Westerbork verbleef: vanaf het najaar 1942 tot het najaar 1943. In Amsterdam was ze (steeds weer) om uit te rusten en te herstellen van ziekte(s), in Westerbork om als medewerkster van de Joodse Raad te assisteren bij de afdeling ‘Sociale verzorging doortrekkenden’. Sinds 5 juli 1943 heeft ze niet meer de status van medewerkster (met alle voorrechten van dien), maar wordt kampbewoonster. Vanaf dat moment lijkt het naderend eind onafwendbaar. Haar brief aan Christine van Nooten, waarin ze melding maakt van Meister Eckhart, is in deze periode - een paar dagen voor 5 juli 1943 - geschreven, een situatie waarin twee realiteiten de ervaringswereld van Etty Hillesum raakten: het naderend eind enerzijds, haar (ondertussen) volgroeide persoonlijkheid anderzijds. Het moment van haar ontwikkeling mag, zoals K.J. Hahn terecht opmerkt, niet onderschat worden.Ga naar eindnoot25. Welnu, Etty Hillesum was door haar ‘eigen innerlijke weg’ tot rust gekomen en ze engageerde zich vanuit deze kracht in het verlichten van ellende van anderen. In een brief van 3 juli 1943 spreekt ze over een ‘elementaire kracht’, de ‘kern’ die ‘steeds sterker’ wordt. Het beeld dat Etty Hillesum van Meister Eckhart heeft, behoort dus | |||||
[pagina 189]
| |||||
veeleer bij de Etty Hillesum die tot levenswijsheid gekomen is, dan bij de Etty Hillesum die nog op zoek was naar zichzelf en de wereld. De aanwezigheid van Meister Eckhart in Westerbork sluit aan bij haar ‘elementaire kracht’. Wellicht heeft ze bij hem woorden gevonden die ook en vooral in de Westerbork-situatie geldig bleven. | |||||
7. Meister Eckhart als ‘meester’ van ‘gelatenheid’Wat zijn voor Etty Hillesum de treffende woorden uit het Breviarium? Ongeveer een jaar voor haar dood schrijft ze over Westerbork: ‘Ik wilde, dat ik het alles in woorden kon bewältigen, die twee maanden tussen dat prikkeldraad, die de intensiefste en rijkste maanden uit mijn leven waren en die zulk een bevestiging waren van de laatste en hoogste waarden uit mijn leven.’ Mogelijkerwijs is Meister Eckhart zoals Rilke en de Bijbel een ‘Bewältigung’ geweest van de laatste en hoogste waarden uit haar leven. Vlak voordat zij ‘echt kampbewoonster’ wordt, schrijft ze: ‘Men drijft hier in enkele dagen ver af van z'n oude basis en er varen nieuwe en grote krachten in een mens - ook om een eigen ondergang te kunnen accepteren, heeft men innerlijke kracht nodig.’ De ‘Splitter’ uit het Breviarium waren waarschijnlijk spiegels van haar innerlijke kracht, geldige woorden die de naderende ondergang aanvaardbaar maakten. Vele stukken tekst uit de bloemlezing komen in aanmerking als spiegelbeeld, bevestiging of aanmoediging. Het gaat er nu om die Eckhartiaanse woorden te vinden die voor Etty Hillesum in de Westerbork-situatie hun geldige kracht bleven behouden. Aangezien directe uitlatingen van Etty Hillesum hierover ontbreken, hebben we zowel de brief waarin ze melding maakt van Meister Eckhart als de brieven die rondom deze periode geschreven zijn, onderzocht op specifiek Eckhartiaanse termen en/of woordfrequenties. Het resultaat van deze methode is verrassend. Het sleutelwoord blijkt ‘gelatenheid’, het aantal keren dat dit woord (of een afleiding daarvan) voorkomt, is ongebruikelijk hoog. | |||||
7.1. Het sleutelwoord: ‘gelatenheid’Voordat Etty Hillesum aan Christine van Nooten schrijft dat ze haar Eckhart-exemplaar aan haar vader gegeven heeft, schrijft ze over de laatstgenoemde dat hij ‘van een schone gelatenheid is’. Geeft zij het boek van Meister Eckhart aan haar vader om hem in zijn ‘schone gelatenheid’ te ondersteunen? Eerder in de brief gebruikt ze de term ‘gelassen’: ‘Weet je, wij spreken hier veel “grosse Worte” gelassen uit.’ Etty Hillesum geeft vaak de voorkeur aan Duitse termen, omdat zij hun oorsprong hebben in Duitse teksten. Is hier de associatie met de Duitse Eckhart? In een brief die zij twee dagen later schrijft, spreekt zij wederom over de ‘schone gelatenheid’ van haar vader. En in dezelfde brief schrijft ze dat mensen in Westerbork soms sterven aan een ‘gebroken geest’, het zijn vooral de oude mensen die sterk zijn en hun lot ‘gelaten’ aanvaarden. In haar dagboek en brieven is Etty Hillesum niet zo kwistig met deze terminologie, ofschoon ‘de geest van gelatenheid’ duidelijk in haar latere teksten aanwezig is. Het is haar vader die - min of meer tot haar eigen verbazing - de ‘gelatenheid’ lijfelijk vertegenwoordigt. Hij gedraagt zich (voor zijn doen) onder de gegeven omstandigheden - een enkele terugval daargelaten - buitengewoon goed. Hij leest en studeert in de Bijbel en lijkt de naderende ondergang te aanvaarden. ‘En waarom zou mij ook niet kunnen gebeuren, wat duizenden anderen ook gebeurt.’ Waren het de ‘Splitter’ van Meister Eckhart die Etty Hillesum als spirituele ondersteuning beschouwde voor de gelaten houding van haar vader? | |||||
7.2. Meister Eckhart: ‘meester’ van ‘gelatenheid’?Was voor Etty Hillesum Meister Eckhart de ‘mysticus’ of ‘meester’ van ‘gelatenheid’, de spirituele bewoording van ‘de heimelijke innerlijke vrede, die alle verstand te boven gaat’? | |||||
[pagina 190]
| |||||
De groei van Etty Hillesum is een groei naar een vorm van ‘gelatenheid’ die, zoals ze zelf zegt, geen berusting is en die bovendien samengaat met een begrijpen van de verschrikkelijke tijd waarin ze leeft. Nog voordat ze met Westerbork te maken krijgt, heeft ze momenten waarin ze zich bewust is van de kracht die in haar groeit: ‘Er is in mij zo een grote zachtmoedigheid en gelatenheid. En een tevredenheid, die rust in God.’ Deze ‘gelatenheid’ die langzaam vorm krijgt was in therapeutische en Spieriaanse termen een kwestie van ‘zich innerlijk bevrijden van alles’, ongebonden ‘een sprong in de kosmos durven wagen’, waardoor het leven als rijk ervaren wordt, ‘zelfs tot in z'n diepste lijden’.Ga naar eindnoot26. In termen van Rilke kunnen we het proces weer anders uitdrukken: met een Rilkeaans ‘geduld’Ga naar eindnoot27. had Etty Hillesum haar innerlijke eenzaamheid uitgedragen en geboren laten worden. Door het ‘levensprogramma’ van Rilke was ze in de innerlijke ‘Einsamkeit’ gesterkt waardoor ze temidden van welke omstandigheden dan ook altijd een ‘Halt’ en ‘Heimat’ had van waaruit alle wegen vindbaar waren.Ga naar eindnoot28. ‘Und im übrigen lassen Sie das Leben geschehen. Glauben Sie mir: das Leben hat recht, auf alle Fälle.’Ga naar eindnoot29. Etty Hillesum had het Breviarium mee naar Westerbork genomen, een situatie die innerlijke kracht vereiste: ‘gelatenheid’. We moeten de kernervaring van Etty Hillesum voor ogen blijven houden: pas door alles los te laten wordt de wereld in haar volle rijkdom beleefd en gekend. Ook in Westerbork zegt ze: ‘Dit leven is iets prachtigs en iets groots.’Ga naar eindnoot30. Ofschoon Etty Hillesum ongetwijfeld door meerdere aspecten uit het Breviarium aangesproken werd, is het gerechtvaardigd te vooronderstellen dat het aspect van ‘gelatenheid’ voor haar de ‘atmospheer’ of de ‘ziel’Ga naar eindnoot31. van het werk van Eckhart was. In het werk van de middeleeuwer is de geest van ‘gelatenheid’ duidelijk aanwezig; ook nu nog wordt Meister Eckhart met recht benaderd als de ‘meester’ van ‘Freiheit und Gelassenheit’.Ga naar eindnoot32. De vraag is nu of Alois Bernt het aspect van ‘gelatenheid’ in de bloemlezing voldoende profileert en of dus de bij Etty Hillesum geconstateerde woordverdichting indirect kan verwijzen naar een Eckhartbeeld dat zij zich met behulp van de ‘Splitter’ gevormd heeft. Deze vraag kan bevestigend beantwoord worden: Alois Bernt benadrukt inderdaad het aspect van ‘gelatenheid’. In zijn bloemlezing komen we vooral in het (bijna grootste) hoofdstukje - ‘Entäußerung in Gott’ - splinters over ‘gelatenheid’ tegen. ‘Die Seele, die von aller Welt am wenigsten hat, die hat am meisten. Niemand gehört der Welt so an als die Seele, die die ganze Welt gelassen hat.’ Of: ‘im selben Umfang, in dem du alle Dinge gelassen hast, da hat dir Gott alle Dinge gegeben.’ Etty Hillesum heeft deze woorden gelezen en ze herkend als de rijkdom die door alles los te laten verkregen wordt: de ‘goddelijk vervulde wijdheid’ van haar ziel. Ze heeft gelezen dat ‘lassen’ bij Meister Eckhart identiek is aan ‘sich selbst vergessen’ of ‘sich selber verlieren’. ‘Darum fang zuerst bei dir selber an und laß dich.’ Dit sluit aan bij haar aanvankelijk streven: in zelfvergetenheid tot grote dingen komen. Daarom moet men ook ‘leer sein aller Kreatur’, zich vrijhouden ‘von äußeren Vorstellungen’, want God werkt ‘ohne Mittel und Bild’. De ‘gelassen’ mens heeft ‘ein ruhiges Herz’ en is ‘in einer Stille und einem Schweigen’. De ‘gelassen’ mens leeft in echte ‘Abgeschiedenheit’, is opgewassen tegen elke vorm van leed en leeft ‘ohne ein Warum’, omdat God met die mens samenwerkt die ‘zuvor zunichte geworden’ is: ‘Hier ist Gottes Grund mein Grund, und mein Grund ist Gottes Grund.’ De ‘gelassen’ mens ervaart de rijkdom en rechtvaardigheid van de wereld. Zoals uit de bovenstaande citaten blijkt, geeft het Breviarium zowel de activiteit van het ‘lassen’ als de ‘gelassen’ grondhouding weer. ‘Lassen’ - een zich vrijmaken van zichzelf, beelden en voorstellingen - leidt tot ‘Gelassenheit’: een leeg en vrij zijn van beelden en voorstellingen en een vervuld zijn van God. In Eckhartiaanse termen zou men het ook zo kunnen | |||||
[pagina 191]
| |||||
formuleren: naarmate de mens meer ‘entbildet’ is, geraakt hij ‘überbildet’ van God. ‘Überbildet’ van God - Gods grond en de zielegrond zijn één - leeft en handelt de mens vanuit een ‘gelassen’ of ‘abgeschieden’ grondhouding: ‘zonder waarom’ engageert hij zich in de wereld. ‘Gelatenheid’ bij Meister Eckhart betekent noch ‘berusting’ noch ‘lijdzaam afwachten’, maar impliceert een Godservaring waardoor de mens in Godsvertrouwen en met innerlijke rust temidden van het wereldgebeuren staat. Precies dit idee van ‘gelatenheid’ vinden we bij Etty Hillesum terug. Meister Eckhart was voor Etty Hillesum niet de therapeut van ‘gelatenheid’ (Spier), niet de dichter van ‘gelatenheid’ (Rilke), maar de meester van ‘gelatenheid’. De middeleeuwse mysticus was de spirituele bewoording van de bevrijde psyche, van de hemelse ‘Weltinnenraum’, van ‘die heimelijke innerlijke vrede, die alle verstand te boven gaat’.
Toen Etty Hillesum in haar laatste levensjaar in het Eckhartiaans Breviarium las, werd zij door de tekstsplinters ‘opgevangen... als in duizend scherven van een spiegel’. Het spiegelbeeld was de herkenning van de weg die ze afgelegd had, de bevestiging van haar gewonnen levenswijsheid, de verlossing door onaantastbare en altijd geldige woorden die ze in Westerbork met zich mee wilde dragen: ‘Niemand gehört der Welt so an als die Seele, die die ganze Welt gelassen hat.’ |
|