Jan Kostwinder
Met de vlag op vallen?
Een ‘nieuw’ gedicht van Wilfred Smit
In 1983 verscheen het Verzameld werkGa naar voetnoot* van de dichter Wilfred Smit (1933-1972). De bezorgers, Frans van Houten en Wouter Voskuilen, hebben er langdurig en intensief aan gewerkt, en het is een prachtige uitgave geworden. Toch blijken er enkele gedichten aan hun aandacht ontsnapt te zijn. Eén daarvan is ‘Geluk is steentjes’.
Bij de presentatie van het Verzameld werk vertelde Maarten Biesheuvel indertijd aan Voskuilen dat hij waarschijnlijk een volstrekt onbekend gedicht van Wilfred Smit in zijn bezit had. Hij verklaarde zich bereid het aan Voskuilen toe te zenden. Eerst onlangs is het daarvan gekomen.
Eva Biesheuvel stuurde een kopie van het gedicht aan Voskuilen, en die stuurde het door naar mij. Dit laatste omdat ik werk aan een studie over de poëtica van Smit, waarbij ik diens nalatenschap betrek. Bij de kopie sloot Eva een briefje in: ‘Wilfred heeft dit gedicht voor ons opgeschreven ± februari 1961. Hij gaf mij toen bijles (onbetaald) oudkerkslavisch op Maartens kamer op het Rapenburg.’
In 1961 studeerde Wilfred Smit Slavische talen in Leiden. Zijn eerste bundel, Een harp op wielen, was in 1959 verschenen, en hij verkeerde in een zeer vruchtbare periode van zijn dichterschap, in 1963 resulterend in een tweede bundel, Franje. Daarin is ‘Geluk is steentjes’ niet opgenomen. In de nalatenschap is geen enkele versie van het gedicht terug te vinden, zelfs geen aanzet, en er wordt nergens aan het gedicht gerefereerd. Dat is er de oorzaak van dat het niet is opgenomen in het Verzameld werk.
De vraag rijst, of Smit het gedicht misschien ‘aus einem Guß’ heeft opgeschreven en later is vergeten het nog eens voor zichzelf op te schrijven (of het daarvoor eenvoudigweg niet interessant genoeg vond), hetgeen zou verklaren waarom er geen enkel spoor van is terug te vinden in de nalatenschap.
In eerste instantie ben ik niet geneigd om aan een spontane inval te denken. Met zijn subtiele vormkenmerken en verknoopte motieven (uit de klassieke mythologie en het sprookje) is het een typisch Wilfred Smitgedicht, en uit de nalatenschap blijkt dat hij schier eindeloos aan zijn gedichten moet hebben gewerkt. Maar aan de andere kant acht ik het niet onmogelijk dat een werkelijk groot dichter als Smit in een korte tijdspanne een gedicht van hoog niveau kan schrijven - ongeveer zoals een topschaker met de vlag op vallen ook geen mindere zetten doet dan wanneer hij er een uur bedenktijd voor heeft. In dit verband is het belangrijk te vermelden dat er in het handschrift maar één doorhaling staat: regel 4 opent daarin met het woord ‘maar’, dat later, ongetwijfeld ter wille van het ritme, is doorgekrast.
Hoe het ook zij: ‘Geluk is steentjes’ is een voltooid gedicht en een aanwinst voor iedere rechtgeaarde liefhebber van de poëzie van Wilfred Smit.