De Gids. Jaargang 150
(1987)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 636]
| |
[pagina 637]
| |
LuciferSchroevend als een buizerd naar grote hoogte
daal ik af in het denkend licht.
Wat is niets zien anders dan kreng
en nergens steun voor de glijvlucht
opent de dood. Aaseter
die zich haakt in de vacht, klauwend
rolt om en om in het stof.
| |
[pagina 638]
| |
In nova fert animusZijn ogen ontmoeten zijn ogen.
Achter mij staat hij. Peinzend
streelt het lemmet de oorschelp.
Mijn polsslag drupt in zijn hand.
Alleen in de spiegel is uitzicht
waarin ik opspring. Voorover
valt alles in zijn mes
naar een bestaan zonder schaduw.
| |
[pagina 639]
| |
BeginI
Licht dat zich terug in een prisma
vouwt het rood in de zijde.
Hij buigt het hoofd.
Elke dag was er brood
maar niets ging voorbij, ook de honger niet.
In de morgen
sluit zich het werk van zijn handen
draagt zijn weerkaatsing binnen
zwart, mijn zwart, dat mij verlaat.
II
Een ogenblik leek het
als zijn weg over het water.
Mijn voet slaapt.
De vissen verkoolden. As
en vuur in een doodsbed van schelpen.
Alle opkomen
legt de golf terug op het strand
draait witte kringen naar boven
en zout, het zout vreet zich in.
III
Was hij dezelfde die riep
of spande hij zijn handen om de schacht
die inviel? Bedenk
| |
[pagina 640]
| |
waar het scheurt, in het licht
zijn geheimen een prooi van de raven
alleen dadelijk
hernemen voorwerpen de inzet
waaraan zij vervallen, dezelfde
die de enige is.
|
|