Al wat in deze periode is vertaald vormt nu de kern van de klassieke literatuur, waarnaar steeds zelfs in impromptu verzen of prozawerken wordt verwezen.
Ergens in de elfde eeuw is het handeldrijvende Axum in verval geraakt. Het land vervalt in een bijna totale isolatie van de buitenwereld en in zijn cultuur vindt men de eerste sporen van de verstening die voor het latere Ethiopië zo fataal zal blijken. De heilige boeken vullen zich met steeds meer wonderen en steeds geringer wordt het besef van de eigen erfenis: in het Boek der Wijze Filosofen worden zonder meer vaag Aristotelische en christelijke uitspraken gelegd in de mond van Socrates! Niet dat deze werken zonder belang zijn. De Zena Iskender, de Roman van Alexander, of de lofzangen op koning Amda Sion illustreren hoe verwante elementen uit geheel verschillende tradities, in onbegrip samengevoegd, leiden tot geheel nieuwe boeiende constructies.
In de Ethiopische iconografie ziet men hoe de hiëratische vormen van de middeleeuwse school plaats maken voor een lichtere toets. De heiligen op de ikoon Concilie van Nicea uit de Eerste Gondarijnse Periode volgen nog altijd de Byzantijnse canons, maar zijn in levendige discussie met elkaar gewikkeld - ze zijn als het ware op aarde teruggekomen. Toen het Hof zich na vijf eeuwen rondreizen omstreeks 1600 vestigde in de stad Gondar begonnen 150 jaar van culturele bloei en beperkt contact met de (Portugese) buitenwereld. Yasu I de Grote en David III de Zanger laten nieuwe werken schrijven of vertalen volgens de klassieke regels, maar wij krijgen nu ook voor het eerst toegang tot de zogeheten populaire literatuur, ook al is die vooralsnog oraal en beperkt tot het Amhaarse stamland, dat het noorden en noord-westen van het land omvat.
De Amhaarse taal, doorgaans Amhariña genoemd, is er een van double entendre, zegt men vaak. Een double entendre die tot norm verheven is, zodat ook in persoonlijke contacten elk woord gewogen wordt op zijn waarschijnlijke en waarschijnlijk onprettige bijbetekenissen. Sam enne worq, was-en-goud, noemt men de double entendre in de literatuur en met name de poëzie: wat je zo hoort is de wassen vorm, die vervangen wordt door het echte goud als je van elk woord de juiste associaties hebt gevonden. Levine geeft in zijn boek Wax and Gold het volgende voorbeeld.
Etsa balas Addam kanfareshe
Medhane Alem lebe tasaqala leshe.
betekent letterlijk
Omdat Adam een appel heeft gegeten van de Boom der Kennis
Is voor jou gekruisigd het Licht van de Wereld.
maar Adams voorkeur betekent nog iets meer, en bovendien is tasaqala niet alleen ‘werd gekruisigd’, maar in een andere uitspraak ook ‘wensen dichtbij te zijn’. En daarom betekent dit qene, dit vers, eigenlijk:
Zo verleidelijk is je mond voor mij,
Dat ik heel dicht bij je wil zijn.
De moeilijke kunst van qene, liederen volgens bepaalde strikte regels, werd de Ethiopiër tot voor kort zelfs in de kleinste kloosterschooltjes geleerd. Het is een schande als men niet à bout portant een qene kan improviseren met alle vereiste dubbele bodems en formele regels, maar een goed gelukte woordspeling brengt de auteur roem en wordt enthousiast overgenomen. Een verschijnsel dat naar nu blijkt ook voor andere volkeren in het land geldt. De zuidelijke, deels animistische, deels Muslim stammen der Guragé, zo tonen Shack en Habte Maryam Markos aan, passen de techniek van sam enne worq toe in hun oude religieuze liederen en de nieuwe variaties daarop.
De consolidatie van het rijk in Gondar heeft er onder meer toe geleid dat in de laatste decennia van de negentiende eeuw het Ethiopië zoals wij het nu kennen langzaam vorm kreeg. Het is een periode geweest van voortdurende oorlogen, waarin mensen naar voren kwamen als Johannes IV, Theodoros II, Menelik II en