Dichters in dit nummer
C. BUDDINGH'. Geb. 1918. Debuteerde in 1941 met de bundel Het geïrriteerde lied. Publiceerde daarna onder meer de bundels West Coast (1959), Zo is het dan ook nog weer eens een keer (1963) en Deze kant boven (1965), en de roman Misbruik wordt gestraft (1967).
ADRIAAN MORRIËN. Geb. 1912. Publiceerde onder meer de gedichtenbundel Moeders en zonen (1962); de verhalenbundel Mens en engel (1964); Concurreren met de sterren, opstellen over moderne poëzie (1959). Vertaalde een groot aantal literaire werken, vooral uit het Frans. Oud-redacteur van onder andere Tirade. Ter perse de dichtbundel Het gebruik van een handspiegel en een bundel gemêleerd proza Cryptogram.
D. HILLENIUS. Geb. 1927. Studeerde biologie aan de Universiteit van Amsterdam (dissertatie 1959: The differentiation within the genius Chamaeleo Laurenti, 1768). Sinds 1954 conservator van het Zoölogisch Museum van de Universiteit van Amsterdam. Vertaalde tal van werken, voornamelijk op zoölogisch gebied, en publiceerde voorts: Inleiding tot het denken van Darwin (1956), Tegen het vegetarisme (gedichten, essays en notities, 1961), Oefeningen voor een derde oog (essays en notities, 1965), Uit groeiende onwil om ooit nog ergens in veiligheid aan te komen (gedichten, 1966) en De vreemde eilandbewoner (essay, 1967).