[Commentaar]
De tweede actie ‘Eten voor India’ is een flop geworden omdat zij maar een vijfde gedeelte van de opbrengst van haar voorgangster heeft opgeleverd. Hoe komt dat nou? We waren toch altijd een goedgeefs landje. Wie van uit de knoei naar ons om hulp riep werd nimmer teleurgesteld. Waarom laten we Bihar dan zitten nadat we de eerste keer voor 26 miljoen in de zak getast hebben? Hopelijk zit ik ernaast, maar ik vind dat deze tweede actie nauwkeurig aantoont wat er aan onze veel geroemde liefdadigheid mankeert. Ze is introvert en we staan er steeds mee voor de spiegel. Onze linkerhand wil nauwkeurig weten wat de rechterhand gaf. De gedachte dat het geld niet tot op de laatste cent op de bestemde plaats terechtkomt, verdragen we niet. We willen waar voor ons geld, ook als we het wegschenken. Ik vrees, dat de organisatoren van de actie te weinig rekening hebben gehouden met deze gevoelens.
Met schaamte herinner ik me de kater, die op de nationale geef-orgie van de eerste actie gevolgd is. Na gedane liefdadigheid leunde Nederland tevreden achterover om via de televisie de dank van de verblufte wereld in ontvangst te nemen. Toen kwamen de berichten van de woordvoerders van de Indiase regering: er was eigenlijk geen hongersnood, de ellende-verhalen waren wel wat overdreven en minder onrustbarend dan hier en daar verteld werd. Als een klap met een natte dweil! Een stroom van ingezonden brieven vervoerde het stekelig wrakhout van de gekwetste ijdelheid. We voelden ons bekocht en sloegen elkaar met de lege collectebussen op de schedel. India moest en zou honger hebben, al was het alleen maar omdat wij er met z'n allen, spontaan, als klein landje, 26 miljoen voor hadden opgebracht. Waarschijnlijk waren velen dit gevoel nog niet kwijt toen zij op Pinksterzaterdag met veel gebeier en hoempa opgeroepen werden om voor de tweede maal hun gaven te storten in het symbool van onze nationale goedgeefsheid, de aangeklede melkbus.
De Nederlander beoefent een zuinig soort van liefdadigheid. Een liefdadigheid op voorwaarden. Hij eist een duidelijk slachtoffer, dat na een doeltreffende sociale-mond-op-mond-beademing zijn eerste herwonnen levenskracht gebruikt voor een uitbundige dankzegging. In onze liefdadigheid schuilen lijfelijke bemoeizucht en verlangen naar grote ordelijkheid. Met ieder vluchtelingetje dat in onze vertroeteling geraakte, met iedere steek aan het hemd van een bloot ‘nikkertje’ in de missie-naaikring is aan die habitus gewerkt. In die sfeer knallen dorpen uit de grond, gaan de beurzen open, de dijken dicht en klaar is Kees. Maar de tweede actie voor India heeft niet aan onze voorwaarden voldaan. De televisiebeelden van Bihar hebben volgens mij averechts gewerkt, want zij bewezen dat het aanschijn van India na de eerste actie voor geen cent veranderd is. Nog altijd sloebers op zoek naar etensresten in de heilige koemest, dezelfde droogte en dezelfde pokken; beelden van onveranderde uitzichtloosheid. Bihar is met geen actie te behappen. Er is geen eer aan te behalen! Dat is natuurlijk ook zo, maar de fout is, dat wij altijd denken ergens eer aan te moeten behalen. Niet alleen de gevers denken het, maar ook de organisatoren. Het hele kneuterige beroep op het chauvinisme stoelt daarop. Nederland moet de wereld altijd weer laten zien hoe groot kleine landjes kunnen zijn.
Dat is nu dan mislukt en ik kan niet zeggen dat het mij - behalve op dit ogenblik voor Bihar - erg spijt. Misschien is het zelfs een vermomde zegen. Uit een onlangs gehouden NIPO-enquête is gebleken, dat een ontstellend groot aantal Nederlanders geen oog of geen hart heeft voor de noodzaak van een verhoging van de hulp aan arme landen. Het mislukken van de tweede hongeractie voorkomt in ieder geval, dat men deze oliebollencharitas aangrijpt als een argument om aan een dure plicht te ontkomen. - (A.J. Cuppen)
|
|