De Gids. Jaargang 129
(1966)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
Richter Roegholt
| |
[pagina 292]
| |
vorming begint echter pas wanneer de mogelijkheid en wenselijkheid hiervan theoretisch worden gesteld. Om te beginnen moet zij op betrouwbare wijze mogelijk zijn: een kwestie van kennis omtrent de juiste gang van het bevruchtingsproces en van techniek (rubberverwerking en chemische industrie). Maar van theoretische aard is de vraag, of deze mogelijkheid ook wenselijk is. Deze wenselijkheid is veel fijner verdeeld dan de eenvoudige burger die een pakje condooms koopt, waarschijnlijk zal bevroeden. Ze kan van medische aard zijn of van demografische aard, waarbij weer politieke overwegingen meespelen. Maar bovenal was en is ze voor de mensheid een vraag van morele, ethische, religieuze aard; een vraag waartegenover nagenoeg geen mens, gezien de vitale betekenis van seksualiteit en voortplanting, onverschillig staat. Vandaar dat zij die de wenselijkheid aanvaarden, vaak heel wat ongelijksoortige argumenten door elkaar gebruiken: demografische, medische, psychoanalytische, morele, religieuze. Vandaar ook de verwarring wanneer medestanders het onverhoeds niet eens zijn. Hun uitgangspunt was verschillend, hun doelstellingen waren niet helemaal gelijk. Maar het bindende element blijkt dan toch weer te zijn die kerngedachte van seksualiteit-zonder-kinderen, machtig genoeg om vele schakeringen onder haar aanhangers te kunnen verdragen.
Het wordt misschien niet altijd beseft, hoe nieuw de gedachte was van Thomas Robert Malthus, dat het beter was als er minder in plaats van meer mensen geboren zouden worden. Van oudsher werd over de staat gedacht in termen van macht, over de samenleving werd nauwelijks gedacht. Meer mensen zouden de staat machtiger maken. Veel soldaten, veel gelovigen, veel landarbeiders dienen staat, kerk en landadel. Maar nu werd het tegendeel beweerd door de vriendelijke hulppredikant uit Albury House, wiens naam zulk een omineuze klank kreeg na het verschijnen van zijn Essay on population (de volledige, echt-achttiende-eeuwse titel luidt: An essay on the principle of population as it affects the future improvement of society) in 1798. Malthus was de eerste voorstander van massale geboortebeperking, population planning. Zijn middelen daartoe: het ontmoedigen van vroege huwelijken, het opheffen van armenzorg, armenhuisvesting en kindertoeslagen, en in het algemeen: seksuele onthouding, ‘moral restraint’. Desondanks voorzag hij dat de drie apocalyptische ruiters: famine, pestilence and war het grove werk zouden moeten blijven doen. Maar geboortebeperking door onthouding staat nog ver af van de seksuele hervorming. Dat men systematisch geslachtelijke omgang en geboortebeperking kan combineren, kwam niet in Malthus op. En toch riep zijn theorie geweldige emoties wakker. ‘Hij was de meest verguisde man van zijn eeuw, door zijn tijdgenoten erger gehaat dan Napoleon’, schrijft zijn biograaf James Bonar (1885). Verklaarbaar uit zijn pessimisme en de reactionaire invloed hiervan op de sociale wetgeving? Maar lang niet alle reactionaire politici worden zo fel gehaat. Daarnaast moet deze haat zijn opgewekt door zijn aanval op de vruchtbaarheid. Zo werd hem als verraad aan zijn eigen theorie aangewreven dat hij zelf wel - zij het laat - trouwde. Malthus, die nog lang geen seksueel hervormer was, had de waarde van de kinderzegen aangetast en daarmee al één taboe geschonden. Gecombineerd met behoud van de seksualiteit, zou deze gedachte de machtigste taboes van de christelijke samenleving schenden en dus nog machtiger weerstanden oproepen. In de tegenwoordige wereld is naar mijn weten het enige land dat een typische malthusiaanse bevolkingspolitiek voert, communistisch China. Uit berichten in het nieuwsbulletin van de International Planned Parenthood Federation (I.P.P.F.) blijkt incidenteel wat onlangs in ons land vrij uitvoerig werd verteld door Han van der Ploeg (artikelen in Vrij Nederland van 19 en 26 maart en 2 april 1966), namelijk dat de regering in dat land het geboortecijfer tracht te drukken door het ontmoedigen van jonge huwelijken, door jonggehuwden in ver uiteenliggende streken te werk te stellen en door het inhouden van distributiebescheiden voor een zoveelste kind. Deze bevolkingspolitiek laat zich goed rijmen met een officieel gepropageerd puritanisme zoals dit vaak in dictaturen wordt gevonden. | |
[pagina 293]
| |
Voor Malthus dus wel geboortebeperking, maar geen seksuele hervorming. Deze wil immers de geslachtelijke omgang laten doorgaan en toch het kindertal regelen (wat meteen impliceert: wèl kinderen zodra de ouders het verlangen). Het motief hiervoor kan alleen liggen in het feit dat men de seksualiteit accepteert als een niet weg te denken gegeven in ieders persoonlijk leven. Het is dan nog maar een kleine stap, die gezien de vitale betekenis van het onderwerp haast automatisch moet volgen, om te komen tot het streven naar een ‘gezond geslachtsleven’ en de erkenning dat dit een ‘belangrijke bijdrage vormt tot de harmonische ontplooiing van mens en gemeenschap’Ga naar eind1.. Met andere woorden: deze aanvaarding van de seksualiteit als gegeven brengt bijna vanzelf positieve waardering van de seksualiteit met zich mee. Het lijkt misschien of het ook anders kan. Men zou, in de trieste berusting dat de mensen ‘het’ toch niet afleren, bevolkingspolitiek kunnen trachten te bedrijven door gratis voorbehoedmiddelen te verstrekken. Maar wie dat doet, riskeert dat zijn geboortecijfer niet zal dalen, terwijl de middelen tot speelgoed van de kinderen dienen. Het blijkt - en het is ook begrijpelijk - dat elke individuele anticonceptie mislukt wanneer ze niet wordt begeleid door de doorleefde wil haar te doen slagen. Om de mensen de voortplantingsidee te doen loslaten, is attitude-beïnvloeding nodig, waarin dus techniek en ideaal tot ideologie versmolten zijn. Het is in de laatste jaren C. van Emde Boas geweest, die binnen de I.P.P.F. het begrip anticonceptie-attitude heeft ingevoerd en erop heeft gewezen, dat deze aanwezig moet zijn bij beide partijen, zowel voorlichters als gebruikers. Van Emde Boas wees erop, dat ook de voorlichterarts fouten kan maken die door een onbewust schuldgevoel zijn ingegeven, en hij noemde deze falende medestanders de ‘partizanen van het slechte geweten’Ga naar eind2.. Het complex dat men anticonceptie noemt, is te zeer met de hele mens verbonden dan dat het als een simpele techniek geleerd kan worden. De seksuele hervorming werd tot een wetenschappelijke techniek die innig vergroeid is met een praktisch-ethische wil de mensen te beïnvloeden en te veranderen. Twee elementen die elkaar wederzijds beïnvloeden, terwijl het object, ‘de mensen’, afwisselend wordt geïnterpreteerd als massa of maatschappij, dan wel als individu of individueel gezin. Organisatorisch deed de seksuele hervorming haar intrede in ons land met de oprichting van de Nieuw Malthusiaansche Bond in 1881 door de voorzitter van het (liberale) Algemeen Nederlandsch Werklieden Verbond B.H. Heldt, de liberale wethouder van Amsterdam en Tweede-Kamerlid C.V. Gerritsen, later echtgenoot van Aletta Jacobs, en de leraar J.M. Smit.
Het nieuw-malthusianisme droeg een liberale signatuur. Het kreeg zijn impuls uit de sociale wenselijkheid, echter beperkt tot het individuele gezin: gevoed door het liberale geloof in het individuele zelfbeschikkingsrecht, door het opkomend socialisme van meet af aan vijandig bejegend uit hoofde van deze beperking die het armoedeprobleem niet wilde zien in breder sociaal-economisch verband. Daarbij zal in het socialistische kamp wel een puriteinse trek gekomen zijn, terwijl het juist de liberale verdraagzaamheid was, die de weg leidde naar de acceptatie van de seksualiteit, waardoor het toepassen van voorbehoedmiddelen dus noodzakelijk werd. Hiermee was het beginsel van seksualiteit-zonder-kinderen gesteld. De gevolgen waren niet te overzien. De eerste nieuw-malthusianen waren zich hiervan nauwelijks bewust. Eerder en scherper dan de partijgangers speurde de gevestigde orde de revolutionaire implicaties van het plaatsen van een pessarium. Het schond machtige taboes; het emancipeerde de seksualiteit. Had Malthus' aanval op de kinderzegen tenminste mèt de lasten (een ander woord voor zegen) de lusten verbannen, hier werd, zo voelde de gangbare moraal heel goed aan, het lustprincipe ingevoerd. De mensen zouden een andere attitude tegenover de seksualiteit krijgen, de gehele moraal zou veranderen. En dat gebeurde ook, al gewagen de eerste statuten van de N.M.B. niet van positieve waardering der seksualiteit, gezond geslachtsleven of attitude-beïnvloeding, doch alleen van de bevolkingstoename en ‘hare gevolgen en invloed op de zeden en gewoonten (later: stoffelijke en geestelijke gesteldheid) der menschen’, alsmede (in 1895) van de ‘wettelijk geoorloofde middelen... de geboorte te voorkomen van kin- | |
[pagina 294]
| |
deren wier verschijning de kansen op geluk van het gezin vermindert en voor welke geene vooruitzichten zijn op een menschwaardig bestaan’. Aletta Jacobs, die als eerste vrouwelijke studente en dan nog wel in de medicijnen al twee taboes had geschonden, die zich als praktizerend arts vestigde en dan nog de brutaliteit had - ze vertelt het in haar Herinneringen - even hoge rekeningen te schrijven voor haar vrouwenarbeid als haar manlijke collega's; Aletta Jacobs zette de kroon op deze reeks provocaties door haar vrouwelijke patiënten anticonceptie-adviezen te geven.Ga naar eind3. De medische stand in Nederland wilde hier niets van weten. De N.M.B. beschikte in 1919 nog slechts over vijf medewerkende artsen en vier verloskundigen. In 1899 werd een ‘Vereeniging tot bestrijding van het neo-malthusianisme’ opgericht. Het befaamde bijbelcitaat ‘Gaat heen en vermenigvuldigt u’ was natuurlijk maar voor een deel debet aan deze vijandigheid. Zij wortelt immers in de antiseksuele stroom die in het christendom te vinden is en in de burgerlijke maatschappij naar voren was gekomen. De openhartige behandeling van de seksualiteit was niet het struikelblok, maar, zoals we al hebben gezien: de aanvaarding van het lustbeginsel als onderdeel van een gezond geslachtsleven... speciaal voor de vrouw. Er werden nog achterhoedegevechten geleverd. Zo protesteerden de socialistische vrouwen tegen de anticonceptie omdat deze de vrouw geheel tot lustobject van de man verlaagde, die nu eerst recht zijn gang kon gaan daar de vrouw zich niet meer kon verweren met het dreigement van zwangerschap. De vrouw echter, bevrijd van het gevaar der zwangerschap, zette een reuzenstap op het pad der emancipatie en kon de geslachtsdaad gaan beschouwen als iets dat op zichzelf prettig is, kàn zijn of behoort te zijn. Hoe moeilijk het lustbeginsel toch nog aanvaard werd, wil ik laten zien aan het voorbeeld van Nellie van Kol, die in de jaren 1893-1900 redactrice was van het veertiendaagse blad De Vrouw. Nellie van Kol geeft blijk van een positieve instelling ten aanzien van de seksualiteit. Haar artikelen over seksuele voorlichting aan kinderen schuwen geen natuurlijk detail. Op de vraag: ‘Doet een meisje kwaad met geslachtsgemeenschap te hebben buiten het huwelijk?’ geeft zij een antwoord waarin zij de kwestie ‘getrouwd of niet’ handig omzeilt en slechts rept van wederzijds respect en ‘volle bewustheid van wederzijdsche liefde en trouw’. Maar de geslachtsdaad zóver emanciperen, dat zij door voorbehoedmiddelen een eigen waarde krijgt en doel op zichzelf wordt, daar komt ze niet aan toe. Zij gaat zover, te erkennen dat de voldoening der geslachtsdrift een genot is, en dat het enig doel dezer voldoening niet hoeft te liggen in de voortplanting. Maar zij ziet die voldoening als ‘het symbool der innige, volkomen gemeenschap naar lichaam en ziel tusschen een man en een vrouw die elkander voor altoos willen toebehooren’. In dit geval berust de huwelijksliefde ‘niet enkel op zinnelijke aantrekking maar ook op geestelijke gemeenschap’ en dan ‘valt de zelfbeheersching licht en kan het kindertal beperkt blijven zonder preventieven’. Dit betoog geeft in een beginstadium van de ontwikkeling der seksuele hervorming een voorbeeld van de strijd tussen twee ontwikkelingsfasen, die zich telkens in het klein en in het groot voordoen: de fase der tolerantie en die der acceptatie. Tolerant is Nellie van Kol, tolerant zal de seksuele hervorming steeds zijn ten aanzien van de seksualiteit die zij losgemaakt heeft van de voortplanting, die zij positief is gaan waarderen, waarvan zij de lustgevende functie heeft erkend; en dus ook ten aanzien van telkens andere vormen waarin deze seksualiteit zich manifesteert. En telkens zal dan de vraag worden gesteld: betekent tolerantie van een verschijnsel ook de acceptatie daarvan als gelijkwaardig? En telkens zullen er diegenen zijn, die zeggen: tot hiertoe en niet verder - iets wat Nellie van Kol al in een heel vroeg stadium deed; maar er zullen telkens ook anderen zijn die zich laten meevoeren door de inwendige dynamiek van het beginsel en bereid worden gevonden de volgende stap te zetten.
De socialistische vrouwen, die zo bang waren dat ze nu aldoor meer door hun echtgenoten ‘gebruikt’ zouden worden, Nellie van Kol die toch weer op de nobele zelfbeheersing terugkwam, zij konden niet tegenhouden dat het lustprincipe eenmaal was ingevoerd. | |
[pagina 295]
| |
Het Middelenboekje van de N.M.B., dat in 1884 voor het eerst (anoniem) verscheen, noemt (bij de bespreking van de coïtus interruptus) het bezwaar dat deze soms ‘èn de man èn de vrouw onbevredigd laat’. In deze ene opmerking over de vraag naar het bevredigd zijn van de vrouw ligt de kiem van een lange reeks studies over de techniek en de fysiologie van de seksuele gemeenschap. Dit volgt onafwendbaar uit het aanvaarden van seksualiteit zonder kinderen: eerst de tolerantie, dan de acceptatie dat dit een volwaardige menselijke gedragsvorm is. En ten slotte de derde fase: een gezond geslachtsleven gezien als voorwaarde voor een gezond leven. (Het verdient opmerking, dat de statuten van de N.V.S.H., hierboven reeds geciteerd, op dit punt een wijze beperking in acht nemen door de woorden ‘een belangrijke bijdrage tot’ te gebruiken.) Van de talloze boeken over de techniek van het geslachtsverkeer werd Het volkomen huwelijk van dokter Van de Velde (eerste druk 1926) het schier alomtegenwoordige symbool. De bevrediging van de vrouw werd een van de meest omstreden en bestudeerde onderwerpen van de seksuologie. Freud zelf was er niet uit gekomen. Het echtpaar Eberhard en Phyllis Kronhausen publiceerde in 1964 in Amerika The sexually responsive woman met een voorwoord van niemand minder dan Simone de Beauvoir, waarin conclusies waren gebaseerd op kleurenfilms van de vrouwelijke geslachtsorganen (ook inwendig via een speculum) tijdens de (auto-erotisch) opgewekte cyclus van opwinding, hoogtepunt en ontspanning. De wetenschappelijke waarde van de op deze wijze verworven opzienbarende fysiologische feitenkennis staat hier niet ter discussie, noch ook de vraag of de interviews met enkele vrouwen die de rest van het boek vullen niet min of meer tot de edel-pornografie moeten worden gerekend. Wel kan men stellen, dat er een lange weg is doorlopen van de eerste vermaningen aan de man om een beetje rekening te houden met zijn vrouw (men spreekt tegenwoordig van partner), via de technische aanwijzingen van de idealistische Van de Velde, tot deze klinische benadering van het orgasme, die men opnieuw ontmoet in het recente standaardwerk van William H. Masters en Virginia E. Johnson, Human sexual response (Boston, 1966). Het is niet ondenkbaar dat mede door dergelijke onderzoekingen vooral in Amerika een mythe van het orgasme is ontstaan en een mythe van de behoeftebevrediging op lichamelijk gebied, parallel aan die op economisch gebied. Het is als een behoefte in economische zin, waarvan de bevrediging door een bepaalde heersende stroming wordt beschouwd als een grondvoorwaarde voor het behoud van de gezondheid - wat men daar dan ook onder mag verstaan. De literaire neerslag van deze houding vindt men bijvoorbeeld in The company she keeps van Mary MacCarthy (in het Nederlands vertaald als De eerste persoon meervoud). Onvermijdelijk doet zich aan hem die zich van deze mentaliteit rekenschap geeft, de vraag voor of Penelope, die twintig jaar trouw bleef, zich niet deerlijk heeft vergist. Maar ja, dat was dan ook nog onvervalst patriarchaat. Volledigheidshalve merk ik hier op dat een dergelijke ‘autonomie van de seksuele bevrediging’ niet in overeenstemming is met de gedachten die - globaal gesproken - leven in de N.V.S.H. Door haar tolerantie van het lustbeginsel stond de seksuele hervorming ongewild vierkant tegenover de gangbare repressieve moraal. En zo identificeerde zij zich allengs met de strijd tegen alle gangbare voorschriften en verboden, de strijd tegen de taboes. Zo werd zij een van de grote emancipatorische stromingen die onze eeuw uit de negentiende eeuw erfde: kind van rationalisme en secularisatie, van wetenschap en industrialisme. En op de meest onverwachte wijze kreeg zij steun van autonoom ontstane wetenschappen. De psychoanalyse, na '14/'18 snel gevulgariseerd en in die vorm van onberekenbare invloed op de attitude van het Europese deel der mensheid, leverde handenvol argumenten die de seksuele hervorming goed te pas kwamen. Was de seksualiteit de belangrijkste impuls van de mens? Streefde elk levend organisme naar een maximum aan lust? Werd de seksualiteit in de heersende maatschappelijke orde stelselmatig gefnuikt? Kreeg men van deze frustraties neurosen? Als dat zo was, lag de oplossing voor de hand: de oude moraal met haar frustraties moest worden weggeruimd, de seksualiteit bevrijd. De seksuele hervorming kon zich nu tooien in een eerbiedwaardige mantel van wetenschap. | |
[pagina 296]
| |
Dat Freuds leer ook àndere elementen bevatte; dat Freud zelf een preuts en conservatief man was; en dat in zijn persoonlijke visie juist het begrip sublimering een grote rol speelde, dat hem, wie weet, in de buurt van Nellie van Kol zou hebben gebracht, werd gemakshalve vergeten. Dat mag een ideologie doen, in tegenstelling tot de historicus. De etnologie speelde een vergelijkbare rol. Zij deed voor de afzonderlijke culturen wat Freud had gedaan voor de individuele levensfasen: zij bewees dat er meer dan één mogelijk gedragspatroon voor de mensheid bestaat. Elke cultuur doet een beperkte selectie uit de talrijke in ons menszijn gegeven mogelijkheden. Polygamie, promiscuïteit, homoseksualiteit, jeugdseksualiteit werden beschreven en velen zagen daarin de implicatie, dat die andere gedragspatronen best tot groter geluk zouden kunnen leiden dan onze christelijke moraal mogelijk maakte. Tolerantie en acceptatie van ‘afwijkende zeden’ werden hierdoor evenals door de psychoanalyse bevorderd. En ook hier werd veelal over het hoofd gezien, dat de etnologie ook tot conservatieve conclusies zou kunnen leiden - wanneer men dat zou willen. Dan kan immers worden gesteld dat de etnologie leert hoe de mens alleen gelukkig kan zijn wanneer hij blijft binnen het traditionele gedragspatroon van zijn cultuur.
De seksuologie was de derde wetenschap die de seksuele hervorming te hulp kwam in haar frontale aanval op de heersende moraal. Er kwam een grondige inventarisatie van de mogelijkheden van seksueel gedrag, en er kwam het gedetailleerde neurologische en fysiologische onderzoek der seksuele processen, als welkome aanvulling op de ontdekkingen der psychoanalyse en de na haar komende psychiatrische scholen. Het Institut für Sexualwissenschaft van Magnus Hirschfeld in Berlijn werd een symbool van belangstelling, tolerantie, vernieuwing van het mensbeeld. Op geheel andere manier werd deze lijn voortgezet door Alfred Kinsey, die zijn rapport in 1948 publiceerde. De feiten van het Kinsey-rapport gaven de heersende moraal opnieuw een gevoelige klap en versterkten de seksuele hervorming. Er zijn vele vormen van beleving der seksualiteit mogelijk. Daarbij kwam dat Kinsey het orgasme uitsluitend als een biologische functie beschreef die haar nut voor het organisme had. Hoe het werd bereikt was, biologisch gesproken, niet van belang.Ga naar eind4. Minder koel dan Kinsey was - in een eerder stadium - de sterk geëngageerde Wilhelm Reich, exponent van de sexpol-beweging, een filosofisch moeilijk waar te maken synthese van psychoanalyse (individualistisch) en marxisme (collectivistisch). In zijn boek Die Sexualität im Kulturkampf, Zur sozialistischen Umstrukturierung des Menschen (Sexpol Verlag, Kopenhagen, 1936) citeert hij Marx: ‘... rücksichtslose Kritik alles Bestehenden, rücksichtslos sowohl in dem Sinne, dass die Kritik sich nicht vor ihren Resultaten fürchtet und ebensowenig vor dem Konflikte mit den vorhandenen Mächten’. In zijn offensief tegen de bestaande moraal gaat hij heel ver. Het lijkt soms of hij als psychiater maar één remedie kent: ‘ga maar fijn met elkaar naar bed’; en Dauerbeziehungen vindt hij toch eigenlijk maar een rest uit het bourgeoistijdperk met zijn kapitalistische bezitswaan. Maar tegenover prostitutie staat hij geheel vreemd: een schandelijk teken van kapitalistische ontaarding, ‘käufliche Liebe’. Nellie van Kol zou het hem niet hebben verbeterd. Moderne belangstelling voor en inzichten in de psychologie van de beide bij prostitutie betrokken partijen mag men van hem niet verwachten. Dit is niet bedoeld als verwijt aan Reich, maar als aanwijzing, dat telkens in de stroom van de emancipatie dammen worden opgeworpen waarbij de reiziger zegt: tot hiertoe en niet verder. Dezelfde Reich heeft intussen door zijn studies over de fysiologie (in onderscheid tot de psychologie) van het orgasme de studies van de Kronhausens, en Masters en Johnson voorbereid.
De emancipatiebeweging seksuele hervorming kreeg een steeds grotere reikwijdte. Zij manifesteerde zich op uiteenlopende gebieden als het bevorderen van de adoptie, de kunstmatige inseminatie, de wettelijke gelijkstelling van het bastaardkind, opinievorming over abor- | |
[pagina 297]
| |
tus, prostitutie, seksuele nood van gevangenen. In elk hoofdstuk van haar strijd tegen de taboes heeft zij de twee fasen doorlopen van tolerantie en acceptatie; waarna zij telkens weer voor de keus kwam te staan ook over te gaan naar de derde fase, die der bevordering. Dit is al beschreven voor het lustbeginsel, het geldt ook voor verschijnselen als masturbatie, ongehuwd moederschap, overspel, jeugdpromiscuïteit, homoseksualiteit... Aan het voorbeeld van de homoseksualiteit kan men zien, hoe moeilijk de overgang van tolerantie naar acceptatie kan zijn. Aanvaarding van ‘de homosexuele naaste’ (om de titel te citeren van een reeks beschouwingen uit 1961 van protestantse auteurs, van wie één, een homoseksueel, toen nog anoniem bleef) was voor de seksuele hervorming iets dat vanzelf sprak; waarin zij werd gesterkt door de feiten van psychoanalyse, etnologie, seksuologie en Kinseyrapport. Met de publikatie van het Wolfenden Report in Engeland (1957) en het optreden van Gerard Kornelis van het Reve in Nederland (Op weg naar het einde verscheen in 1963) kan men zeggen dat deze ontwikkeling beslissende mijlpalen heeft bereikt. Maar het taboe verschuilt zich nu in de theorie dat de homoseksueel weliswaar onze ‘naaste’ is, maar dat hij tòch ziek is. Deze theorie vindt men bij voorbeeld bij de jonge psycholoog G.J.M. van den Aardweg, zoals men in zijn binnenkort te verschijnen Amsterdamse proefschrift zal kunnen lezen. Ook in publikatie nr. 31 van het Nederlands Gesprek Centrum Homoseksualiteit wordt de homoseksuele relatie naast de heteroseksuele gesteld als een kleiner glas naast een groter: ze kunnen beide vol zijn, ‘maar het feit van het kleiner zijn blijft’. Waarbij de lezer zich in gemoede kan afvragen of de gesprekspartners louter ideale heteroseksuele huwelijken om zich heen plegen te observeren. De brochure is hierop scherp aangevallen door F.E. Frenkel in Verstandig Ouderschap (september 1966). Wanneer we de vraag ziek of niet ziek, kleiner of groter glas, in het midden laten, kunnen we alleen zeggen dat de aanval van Frenkel in overeenstemming is met de inwendige logica van de seksuele hervorming, die pas tevreden kan zijn met acceptatie op voet van gelijkwaardigheid. De jeugdmasturbatie werd in de negentiende eeuw afgeschilderd als bron van de gruwelijkste ziekten en was ook voor Nellie van Kol nog een ‘ongelukkige kwaal’. De seksuele hervorming neutraliseerde haar als een verschijnsel dat nu eenmaal veel voorkomt, terwijl men van Freud leerde, dat de schuldgevoelens schadelijker waren dan de daad zelf. Tegenwoordig geldt de opvatting, dat masturbatie een natuurlijke fase in het menselijk gedragspatroon is (met dit voorbehoud dat excessieve (jeugd)masturbatie een uiting van angst kan zijn en dan toch in het kader van een neurose moet worden gezien). Zij wordt soms aanbevolen als een gezond middel tegen spanningen - mits zonder schuldgevoelens bedreven.Ga naar eind5. Evenzeer wordt het mogelijk geacht dat de vrouw in het huwelijk een gemakkelijker aanpassing zal vinden wanneer zij door masturbatie is voorbereid op het ondergaan van bepaalde reactieketens. Het ongehuwd moederschap is geen schande meer. Zwangerschap als enige of voornaamste reden om te trouwen wordt afgewezen. De economische onafhankelijkheid van de vrouw heeft dit mogelijk gemaakt. Een andere consequentie van deze economisch sterke positie, gezien in verband met de seksuele hervorming, werd bepleit door A.L. Constandse in Verstandig Lidmaatschap, kaderblad der N.V.S.H. (nr. 2, 1966): ons gezinsrecht moest zijn laatste patriarchale veer laten en aan elk echtpaar zou de keus moeten worden gelaten of de kinderen de naam van vader dan wel van moeder zouden krijgen. Seksuele moorden bieden natuurlijk het taaist weerstand tegen acceptatie en bevordering, maar in de rechtspraak is het strafelement in hoge mate vervangen door het genezingselement. Dat een aantal afwijkingen van het seksueel genormeerde patroon maatschappelijk minder bruikbaar zijn (men denke aan exhibitionisme), is voor de Zweed Lars Ullerstam aanleiding, juist iets te doen voor deze ‘seksuele minderheden’ (de Nederlandse vertaling van zijn boek, De seksuele minderheden, verscheen dit jaar). Hij zou willen dat ze in speciale instituten de kans kregen een gelukkig leven te leiden. Een logisch argument hiertegen is, zoals Sybren Polet in Vrij Nederland van 18 juni 1966 uiteengezet heeft, moeilijk aan te voeren. | |
[pagina 298]
| |
Het principe der seksuele hervorming heeft nu eenmaal iets... onverbiddelijks. De abortus heeft een bewogen geschiedenis achter zich. In Sowjet-Rusland eerst vrijgegeven (1920) werd hij er met het wassend tij der autocratie weer verboden (1936). Seksuele hervormers wier beginselvastheid boven twijfel verheven was, voerden als zwaarste argument tegen de (verantwoord uitgevoerde) abortus aan, dat de vrouwen er later door schuldgevoel psychische storingen van kregen. Statistieken zouden dit aantonen. Op een congres over de abortus, gehouden op 22 april 1966 in Londen onder auspiciën van de I.P.P.F., werd echter deze uitspraak gedaan (die niet op zichzelf stond): ‘... although the view is widely held that termination of pregnancy, by causing a feeling of guilt in the mother, may induce serious psychiatric disturbances later, this has not been our experience’ (IPPF News, no 148, June 1966; cursivering door mij, R.). Normalisering van de abortus wordt nagestreefd om misstanden van de illegale abortus tegen te gaan (hoewel dit gevolg niet zeker is), maar ligt ook besloten in het beginsel van de seksualiteit zonder kinderen. Geleidelijk zullen de indicaties ruimer worden gesteld en in sommige gevallen zal de abortus worden aanbevolen. Alweer vergelijkbaar is de sterilisatie, in christelijke landen met een machtig taboe belast, geaccepteerd in sommige gevallen op medisch-therapeutische gronden, in India door de overheid bevorderd als methode van population planning, volgens kranteberichten in 1966 in Engeland steeds meer in zwang gekomen. Waarbij aangetekend dient te worden, dat mij geen enkel protest bekend is tegen de tijdelijke sterilisatie die wordt bewerkstelligd door het gebruik van de anticonceptionele pil.
En nu terug naar ons uitgangspunt de pornografie. Het komt mij voor dat de attitude, om nogmaals dat woord te gebruiken, ten aanzien van dit verschijnsel nog maar nauwelijks aan tolerantie toe is. Wel hebben de Kronhausens in 1959 hun poging gewaagd het onderwerp een wetenschappelijke omschrijving te geven (Pornography and the law); en wel hoort men al stemmen opgaan dat pornografie haar nut heeft voor bepaalde personen, zoals ook de prostitutie een sociaal-hygiënische functie kan worden toegekend; maar van een acceptatie zoals bij homoseksualiteit, masturbatie, ongehuwd moederschap, ja zelfs ten dele abortus, is hier nog geen sprake. De meningsverschillen binnen de N.V.S.H. die ik in de aanhef van dit artikel noemde, kunnen dan worden verklaard doordat de Stichting Uitgeverij met overslaan van de historisch en psychologisch onmisbare fasen tolerantie en acceptatie, de schijn wekte zich reeds in de derde fase, die van het bevorderen, te storten. Zó emotioneel werd gereageerd op wat toch niet anders was bedoeld dan als ‘ter discussie stellen’. Hoever de bandjir van de emancipatiebeweging seksuele hervorming zal voortijlen is een vraag waarop de geïnteresseerde toeschouwer het antwoord van de toekomst zal moeten afwachten. Zal het zover komen dat pornografie ‘gewoon’ en zelfs nuttig wordt? En dat de seksuele minderheden in gezellige voel-, kijk-, show-, sla- en knijpkampen mogen gaan kuren, dat getrouwde paren vrij mogen kiezen tussen de naam van man of vrouw, dat overspel (gevaarloos in het tijdperk van de pil) wordt aanbevolen, dat de staat mannen beschikbaar stelt aan de Penelope's van afwezige militairen, diplomaten en deskundigen, dat kunstmatige inseminatie schering en inslag wordt, meisjes vanaf hun eerste menstruatie worden voorzien van enig perfect (nu nog niet bestaand) voorbehoedmiddelGa naar eind6. en maagdelijkheid in de eerste huwelijksnacht een reden tot echtscheiding wordt? Voorlopig zal iedere betrokkene ‘ergens’ wel een grens trekken, en om dat grenstrekken door zijn radicalere medestanders worden beschuldigd van inconsequentie, fatsoensrakkerij, anti-seksuele instelling. Het kan echter zijn dat de bandjir - misschien nog vrij onverwacht - op een bepaald moment zijn kracht verliest, dat er een evenwicht wordt gevonden nog voor het einde is bereikt, zoals in de geschiedenis grote veroveringstochten verzadigd raakten terwijl nog enkele vestingen in handen van de vijand waren en eeuwenlang hun onafhankelijkheid wisten te bewaren. Dit gebeurt wanneer een andere grote zaak de mensheid gaat bezighouden, een andere misstand moet worden bestreden. Wat dacht u van: geweld? |
|