Dichters in dit nummer
H.C. TEN BERGE. Geb. 1939. Publiceerde de bundel Poolsneeuw (1964). In voorbereiding de bundel Swartkrans.
J.B. CHARLES (pseudoniem). Geb. 1910. Publiceerde aan poëzie: Zendstation (1949), Het geheim (1952), Waarheen daarheen (1954), welke bundels verzameld werden uitgegeven onder de titel Gedichten (1955), en Ekskuseer mijn linkerhand (1959). Voorts de essaybundels Volg het spoor terug (1953) en Van het kleine koude front (1962).
MARTIN HARTKAMP. Geb. 1943. Studeert Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Publiceerde in Propria Cures, Merlyn en de Schrijftrant.
PIERRE KEMP. Geb. 1886. Dichter. In 1953 verscheen Een bloemlezing uit zijn kleine liederen, samengesteld door Adriaan Morriën. Voornaamste bundels daarna: Engelse verfdoos (1956), Vijf families en één poederblauw (1958), Emeritaat (1959), Garden, 36, 22, 36 inches (1959) en De incomplete luisteraar. De sieraden (1961).
SONJA PRINS. Geb. 1912. Typiste. Oprichtster (1930) en redactrice van het surrealistische tijdschrift Front. Publiceerde de bundels Proeve in strategie (onder pseudoniem Wanda Koopman, 1933), Het geschonden aangezicht (1955) en Nieuwe proeve in strategie (1957), en de roman De groene jas (1949). Toneel: Mittsommernachttraum (opgevoerd in Ravensbrück, 1943). Ongepubliceerde bundels: De koperen bol (1958), Fabels (1960), Dalmatijnse suite (1963), Dagnotities van een zondagsdichter (1964), Amsterdam - Sofia (1965).