De Gids. Jaargang 128
(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |||||||||||
G.A.C. HubersGa naar voetnoot+
|
1. | In de bijbel spreekt tot mij Jezus Christus, wiens vóór-theoretisch denken en goddelijk-eenvoudig willen uitgangspunten zijn voor alle religieus denken en handelen, in wie lijden en lusten, strijden en rusten zin krijgt. |
2. | Gescheiden symbolisme (rationeel, voorafbeeldend); verenigd symbolisme (vereenzelviging); substantieel symbolisme (transsubstantiatie). |
3. | Jezus kende niet de verstarring van het systematische, van de verziekte redelijkheid. |
4. | Heiligen zijn aspecten van Jezus. (Iets dat, meen ik, een godgeleerde kort geleden ook eens geschreven heeft.) |
5. | We moeten ons niet wegcijferen, we moeten geen nul worden, we moeten juist één worden, één met de Ander. |
Ik geloof dat ik er aanleg voor had. Mijn lectuur: Guardini, Schillebeeckx, Anciaux, Kierkegaard, Lubac, Tillich enzovoort. Het heeft niet geholpen, het enige dat ik ervan geleerd heb, is
dat de theorie van het geloof nog absurder is dan de praktijk.
Voor de meesten van de katholieken die ik ken, valt het allemaal wel mee. Ze geloven wat de kerk ze te geloven voorhoudt, plukken de dag, hopen dat ze na hun dood niets anders meer hoeven te doen, en gebruiken tamelijk wel hun gezonde verstand. In gesprekken en ongelukkige momenten blijken ze opeens gelovig, dat wil zeggen: komen ze niet meer voor hun eigen waarheden en meningen uit, maar voor die hun zijn bijgebracht door moeder, kindermeid, schoolmeester en pater. Het begint met: maar als er geen god is, wat dan? en eindigt met het complete geloof der vaderen. Op moreel gebied erkennen ze het fatsoen, zullen dat hun kinderen voorhouden, maar beschouwen het ook als iets dat hun pleziertjes geheim en pikant maakt.
Niet zo deze katholiek. Leven en leer dienen één te zijn, wat inhoudt: een levenslange strijd tegen jezelf enzovoort, enzovoort. Begin daar maar eens aan als puber. Enkele jaren van mijn leven heb ik verdaan met het rationaliseren van schuld en schaamte, het heeft me heel wat punten op rapporten en eindexamenlijst gekost.
De zelfbevlekking dier jaren heeft me tot de diepste diepten der existentie gebracht. Ik bedacht het volgende syllogisme:
Iedereen van goede wil krijgt voldoende genade om niet te zondigen en zalig te worden; wel, ik was van goede wil, en tòch zondigde ik almaar; ergo, ik kreeg niet genoeg genade om niet meer te zondigen, om zalig te worden: ik was verdoemd.
In plaats dat ik daaruit de conclusie trok dat het me dan allemaal niet méér kon verdommen, viel ik ten prooi aan de diepste wanhoop. Dat duurde niet zo erg lang; niet alleen went alles, maar ik vond een ander geloofsartikel bruikbaar: de erfzonde. Ik bedacht dat ik, al zelfbevlekkend, rechtstreeks geconfronteerd werd met de gevallen menselijke natuur, een troostende gedachte.
Daarbij kwam het biechten. Al vond ik een goede biechtvader ('Dat je zinnelijk bent, is niet erg, maar je moet er niet aan toegeven’), de schulden schaamte-exploitatie werkt perfect. Dat je masturbeerde, dat was aan je te zien, aan je oogopslag, aan je houding, en je vereenzaamde ervan. En bovendien moest je je intieme zonden nog belijden (‘Hoe? hoeveel keer?’) in een nauwelijks verlicht kaal hokje, aan een vreemdeling achter gaas, die zo hard praatte dat je bang was dat mensen buiten de biechtstoel hem konden verstaan. Ja, ik heb me er te druk om gemaakt, het me te veelaangetrokken, het te serieus opgevat. Maar van de biechtvader kreeg ik het compliment dat ik ‘bewust leefde’.
De dood van mijn vader heeft me, na een korte opleving van het geloof, voorgoed op weg geholpen naar bevrijding.
Waarom sterft iemand? Omdat Adam indertijd ongehoorzaam of hoogmoedig was, om zijn zonde. Niet om eigen zonde, we zondigen trouwens omdat onze natuur sinds Adams misgreep gevallen is.
Wat is dat dan wel voor een god die miljarden mensen straft voor een zonde die zo'n miljoen jaar geleden gepleegd zou zijn? Niet alleen de dood werd door Adams zonde in de wereld gebracht, maar alle ellende (zelfs dat de leeuw het lam opvreet).
En wat heeft Jezus gedaan met zijn verlossing? Hij heeft ons alleen maar verlost van allerlei vage dingen waar ik nog nooit iets van gemerkt heb (eerder heeft het christendom de hoeveelheid ellende op de aarde vergroot). En wat is dat wel voor een god die van zijn zoon een bloedige kruisdood eist ter verzoening? Terwijl, gezien zijn almacht, één kik genoeg zou zijn, en, gezien zijn goedheid, ook waarschijnlijk?
Bovendien is het idee van een god die ‘het goede loont en het kwade straft’ zo iets zonderlings. Omdat nooit de juistheid ervan gebleken is, heeft men de toepassing van het oordeel maar verschoven naar een hiernamaals. Bij voorbeeld: Wie komt er nu eigenlijk in de hemel als ik er niet kom zoals ik ben, dat wil zeggen als zondige bliksem? Als ik in de hemel mag kijken naar het concentratiekamp, hel geheten, dan bedank ik voor de eeuwige zaligheid;en als ik er alleen maar gelukkig zou kunnen zijn door onwetendheid van het lot der zondaars, dan wens ik van die onwetendheid verschoond te blijven.
Gelukkig is dit allemaal theorie, want volgens pater Van Doornik (1963) heb ik me schuldig gemaakt aan wat Johannes de ‘zonde ten dode’ noemt, en Jacobus ‘zonde tegen de heilige Geest’, waar geen vergiffenis voor bestaat, noch in deze, noch in de komende wereld.
De korte opleving van mijn geloof was (natuurlijk) een wanhoopskwestie: ik meende dat er een huiveringwekkend verband bestond tussen mijn zelfbezoedeling en mijn vaders ziekte, kanker. Ik had geleerd dat vrijwillige vruchtafdrijving een ‘wraakroepende zonde’ is, en ik meende dat dat op masturbatie sloeg. Ik vernietigde levenskiemen, kanker was een vernietigende groei, er moest verband zijn, en dat was wraak, Gods wraak. De opleving was kort, want mijn reeds dwalend verstand wist voldoende argumenten te bedenken tegen zo'n relatie.
Tot dusver weinig zakelijke overwegingen, maar je moet toch ergens beginnen. Niemand kan ontkennen dat ik consequent doorgedacht heb op orthodoxe principes; en ik geef er dan de voorkeur aan, aan de principes te prutsen in plaats van aan de consequenties. In de loop van de jaren die volgden (achttiende tot vierentwintigste jaar) heb ik me langzamerhand losgemaakt van het bij mijn opvoeding ingebouwde controle-apparaat. Daarbij heb ik een raad benut die me eens, tijdens een retraite, door een pater gegeven is: ‘Geef je nooit over aan twijfels en slechte gedachten, wen je nooit verkeerde gewoontes aan, want het wordt steeds moeilijker ervan los te komen.‘ Wel, ik heb me overgegeven aan slechte gedachten, ik heb me slechte gewoontes aangewend, en ik denk dat het me nu heel moeilijk zou vallen er weer van los te komen. Bovendien, wat doe je zonder goede wil?
Lectuur, op lange fiets- en wandeltochten overdacht, heeft me een flink stuk op weg geholpen naar de verlossing. Niet dat ik slechte boeken las, integendeel (zie boven). Aan twee boeken heb ik veel te danken: de bijbel en Fenomenologie en atheïsme van W. Luijpen. Uit het laatste begreep ik dat God ‘transcendent’ is, een magisch attribuut, dat Hem op stel en sprong ongrijpbaar maakt voor atheïsten (die almaar pseudo-goden treffen), maar, o wonder, wel bereikbaar voor gelovigen.
Van de bijbel gaat het vooral om de evangelies. Het christendom beroept zich erop uniek te zijn onder de verzameling wereldgodsdiensten, omdat zijn wezen een persoon is, Jezus van Nazareth. Het is juist deze figuur die me antipathiek werd. Zijn primitieve denkbeelden zijn hem vergeven, al mogen we van Gods zoon wel iets anders verwachten. Maar tot een van de grote geesten der mensheid kan ik hem niet rekenen. Niets heeft hij toegevoegd aan 's mensen kennen en ervaren.
Neem zijn onverdraagzaamheid: ieder die niet in hem geloofde, zegde hij verdoeming toe. Uitbuiten van vrees en bijgeloof doet niet mee in een discussie tussen volwassen mensen, dacht ik. Het christendom heeft deze trek van Jezus overgenomen en gecultiveerd: een rij van ketters, heidenen en joden kan getuigen. Voor zijn familie was hij bepaald niet aardig, hij zal, als ‘vreemde jongen’, wel een moeilijke jeugd gehad hebben. Het familieleven was hij niet vriendelijk gezind. Als Martha zich voor hem uitslooft bij een van zijn bezoeken, krijgt ze het verwijt te horen: ‘Slechts één ding is noodzakelijk: red uw ziel.’ Mèt de uitspraak: ‘Gij zult God meer liefhebben dan de mensen’ is dit wel een van de meest twijfelachtige uitspraken uit de blijde boodschap; een grote hoeveelheid plat egoïsme is ermee gerechtvaardigd. En dan Jezus’ leer dat je je medemens niet moet liefhebben om hemzelf, maar om Gods wille; een dergelijke liefde vind ik hoogst verachtelijk, vooral als je er de hemel voor beloofd is.
Het behoorlijke dat Jezus ook gezegd heeft: geweldloosheid, naastenliefde, verwerping van rijkdom, is door heel wat anderen vóór en tijdens hem ook al gezegd, en door het christendom nooit serieus genomen. Maar zijn antipathieke dingen: onverdraagzaamheid, egoïsme, bijgeloof, zijn door de kerken uitgebreid geëxploiteerd.
De bijbel heb ik geschrapt van mijn lijst heilige geschriften. Het is ook zo'n duister boek. Geïnterpreteerd hebben theologen hem nooit: alleen gebruikt voor eigen standjes. Dat kan gemakkelijk, want hoe ouder een tekst, hoe verder de cultuur waarin die tekst tot stand kwam, van ons afstaat, des te vrijer zijn we in onze interpretatie. Dat de bijbel nog betekenis heeft voor onze problemen, ach nee; hij is interessant voor de archeoloog, de theoloog, de cultuurhistoricus en dergelijken.
Een verwijt dat katholieken een afvallige nogal eens maken, en dat ik vaak genoeg heb moeten aanhoren, is dat het geloof te hoge eisen stelt. Dat doet het nu juist niet, het stelt onzinnige eisen. Ik begrijp niet dat jongelui (en ik vroeger) zich in de liefde laten beperken tot het voorspel, tot de
pastoor heeft aanhoord dat je allebei wilt, of dat ze als ze doen wat in de liefde te doen staat, hun liefde zondig moeten noemen of een kwestie van nood-ethiek; het is mijn eer te na. Ik begrijp niet dat de kerk haar gelovigen van de verantwoordelijkheid voor het nageslacht ontheft door ze abortus en pil te verbieden.
De katholieke moraal, met haar idee van goede en slechte daden, met haar idee dat moraal een kwestie van intenties is, is een gevaar in een tijd waarin we te maken hebben met problemen als overbevolking en kernoorlog, die beide rechtstreeks een aanslag doen op het voortbestaan van mensen. Moraal is een zaak van mensen, niet van waarden, God, sabbat of intenties.
Na al die niet ter zake doende bezwaren, heel kort, wat ik in de loop der jaren allemaal bedacht heb tegen het geloof mijner jeugd. Al lang geleden ontdekte ik, dat spreken over God een simpele onmogelijkheid is, al is de betekenis daarvan nog niet zo lang echt tot me doorgedrongen. Over de uitspraak ‘God is goed’ kun je discussiëren of hij geel, linksdraaiend of gekarteld is, maar niet of hij waar of onwaar is. Waar er geen enkele mogelijkheid is tot argumentatie of observatie, kan ik aan God toeschrijven wat ik wil.
Dan: het progressieve christendom is verdacht. Het verwerpt het gezag van de bijbel niet (welke interpretatie?), en de katholieken verwerpen het kerkelijk gezag niet. Er is dus geen werkelijk vrije discussie met ze mogelijk; en op welk ongelegen moment doet het gezag zich gelden?
In de derde plaats is het progressieve christelijke grotendeels gegoochel met taal. De vorm is vaak: X betekent niet x, maar y, waarin: X de kreet (aan de moederschoot bijgebracht), x de orthodoxe definitie, y de progressieve. Oude en nieuwe theologie zijn homoniem. Nieuwe verklaringen met behulp van Freud, Marx of de Verzamelde Existentialisten zijn lichtelijk belachelijkomdat F., M. & V.E. vormen zijn van gesecu, leerd christendom.
In de vierde plaats blokkeert het christendom het denken. We hebben de eeuwenoude strijd van geloof en wetenschap, die bijgelegd heet te zijn. Maar overal waar de godsdienst een uitspraak doet over iets dat kenbaar is of blijkt, leeft het conflict op. En over het onkenbare zwijg ik liever.
Verder: godsdienst, hoe progressief ook, is een onding, dat de mensen afleidt van de vragen die aan de orde zijn. Wie kan nu met goed fatsoen lid zijn van een vereniging waarvan de leiding in Rome vergadert over: of de joden schuldig zijn aan godsmoord, of Maria moeder van de kerk ‘is’, of de pil in overeenstemming is met Gods wet, hoe godsdienstvrijheid (waar ze aanmoeten) verzoend kan worden met waarheidspacht? En al die theologen (met i.q. hoger dan 130, misschien) die zoveel beters zouden kunnen doen!
Godsdienst houdt het irrationalisme hoog, ideologisme, en daar wens ik me niet mee te compromitteren. Alleen de rede heeft het vermogen zichzelf te controleren. En alle werkelijke vooruitgang werd langs rationalistische weg tot stand gebracht. Mensen zijn slechts tegen de rede als ‘de rede tegen hen is’. Van het irrationele hebben we, tussen Wereldoorlog ii en Wereldoorlog iii onderhand genoeg.
In de zesde plaats geloof ik niet in dingen als Moraal, Kerk, Mystiek Lichaam, Bloed, Bodem, Leven, Waarheid. Ik ben er zelfs een beetje bang voor: ze kosten meestal een hoop ellende.
In de zevende plaats verwerp ik alle morele pressie, alle machtsuitoefening gebaseerd op angst, die in de kinderjaren kan worden aangebracht. Indoctrinatie van weerloze kinderen, wie zich daaraan bezondigen: ‘het ware beter als ze met een molensteen om de hals in het water geworpen waren’. (Het heeft me ettelijke jaren van mijn leven gekost om me ervan te verlossen; heb ik recht op rancune?)
En, ten slotte, ik zie er geen heil meer in. Godsdienst en christendom hebben meer ellende dan vreugde in de wereld gebracht. Alles wat we de laatste eeuwen aan vooruitgang hebben bereikt (wetenschap, verdraagzaamheid, sociale rechtvaardigheid, behandeling van geesteszieken, ook misdadige, enzovoort), is tot stand gebracht buiten het christendom om, vaak ertegenin. Wanneer christenen beweren dat die dingen eigenlijk christelijk zijn, dan mogen we blij zijn dat ze veranderd zijn. Bovendien hebben sommige christelijke kerken een gedeeltelijk misdadig verleden, en er is geen garantie dat ze zich gebeterd hebben. Integendeel, met de scheiding van de heiligheid der kerk en de zondigheid van de ge-
lovigen, proberen ze zich vrij te pleiten. Het helpt niet, de kerk bestaat niet, alleen mensen die de kerk maken.
Hoe betrouwbaar christenen wel zijn, moge blijken uit hun verdraagzaamheid tegenover afvalligen, vooral als deze hun kinderen zijn; àls er mogelijkheid is tot morele pressie, dan wordt die benut.
Dit alles was nakaarten en afbreken. Tot slot een positieve noot. Vooraf een waarschuwing: geen grapjes van ongeloof dat ook een vorm van geloof, of brood eten dat een act van geloof is. Ik geloof of ongeloof niets, ik leef met een aantal hypotheses.
Zonder liefde doen we niets. Liefde: inlevingsvermogen, communicatie, coöperatie, een ander zijn vrijheid laten, uitbanning van macht (ook tegenover kinderen), want die is er slechts om misbruikt te worden.
Zonder nieuwsgierigheid komen we nergens. Nieuwsgierigheid: een onverdroten zoeken naar nieuwe kennis, nieuwe ervaringen. Alleen zo kunnen we het samenleven draaglijk maken, en ons leven boeiend (= zin geven).
Zonder integriteit haalt het nog niets uit. Integriteit: de consequenties van zijn liefde en nieuwsgierigheid aanvaarden. Geen bedrog, geloof, zelfbedrog, illusie.
Zo blijven dan deze drie: en ze zijn alle drie even groot.
- voetnoot+
- g.a.c. hubers, Geb. 1937. Oud-redacteur van Propria Cures. Student in algemene taalwetenschap te Amsterdam.