De Gids. Jaargang 128
(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
1912). Deze cultuurperiode der romantiek kan nu worden gezien als duidelijk begrensd, omdat ze nu is afgelost door haar dialectisch tegendeel, waarbij het zoeklicht van de maker naar het publiek, van de ziel naar het materiaal versprongen is. Maar, zoals we zullen zien, met behoud van vele elementen die tot de ontdekkingen der romantiek behoorden. De zelfbeschouwing van de romantiek leidde al in de eerste generaties tot uitersten als waanzin (Hölderlin), incest (Byron, romans van Chateaubriand), verslaving (Coleridge, Baudelaire). ‘Horror is not from Germany (is geen modeverschijnsel), it's from the soul’, schreef Edgar Allan Poe als verontschuldiging tegenover een verwijt. Een pater jezuïet, die toch beter had kunnen weten, schreef aan de jonge George Sand: ‘le coeur ne peut pas se tromper’, en Baudelaire noemde zijn dagboek ‘mon coeur mis à nu’. Ten slotte opende de schizofrenie van Rimbaud (omstreeks 1870) een Fundgrube van nieuwe rijkdom, waaruit enkele generaties konden putten. Deze exploratie van het zieleleven, die op zichzelf dus niets nieuws was, werd gepopulariseerd in de tijd dat de psychoanalyse gemeengoed werd: Het was in de jaren '20. (Freud hield zijn Vorlesungen zur Einführung in die Psychoanalyse voor een ontwikkeld lekenpubliek in Wenen in 1917). Ze werd nu meer programmatisch ter hand genomen, als wilde men voor het aflossen van de wacht nog de laatste archetypen verrassen in de verste schuilhoeken waar ze zaten te sluimeren.
En dat werd dan de avant-garde van de jaren '20, de ‘klassieke avant-garde’. Met écriture automatique en surrealisme, met merzbilder en de dada-beweging, met allerlei explosies uit |
|