Ik zal nader moeten omschrijven, wat ik met ‘achtervolgen’ heb bedoeld. Niet in de eerste plaats het justitiële ageren, dat in West-Duitsland zo veelbetekenend-laat op gang is gekomen. Veel meer heb ik op het oog de mentaliteit van waaruit naar mijn overtuiging met de Duitsers actuele politiek moet worden gevoerd. De feiten van de tweede wereldoorlog, met name de massaal georganiseerde moorden op joden, zigeuners, Poolse en Russische ‘Untermenschen’, zullen daarbij nooit over het hoofd mogen worden gezien. Zij waren immers niet de resultaten van een toevallige ontsporing van deze of gene, zij waren de vruchten van een kijk op het leven, die tot in brede lagen van de bevolking gemeengoed was geworden. Aangezien het niet aan te nemen is dat zo'n visie zich door een simpele verschuiving van generaties (‘tussen jeugd en ouders’) laat verdrijven, het daarentegen voor de hand ligt dat zij, indien niet herkend en aangewezen, opnieuw levenskansen zal krijgen, doet men er verstandig aan steeds naar haar te blijven speuren, haar te achtervolgen.
Ik kan mij voorstellen dat de jongere Duitsers hierdoor geïrriteerd kunnen raken; maar kan ons dat van waakzaamheid weerhouden? Het zou ons integendeel moeten aanzetten tot een buitenlands beleid, dat erop is gericht garanties te scheppen tegen mogelijke herhaling van Duitse chantage, Duits geweld. We beleven thans het omgekeerde van zo'n beleid. West-Duitsland maakt goede kansen om - met ons goedvinden - in een atoomclub te worden opgenomen, het handhaaft - zonder dat wij protesteren -gebiedsaanspraken die bijzonder omineus zijn, het maakt zich - terwijl wij stilzwijgend toezien - breed als potentieel oorlogsgevaar, wijzende op de mogelijke gevolgen van de spanningen die de deling wakker roept. Er is op het ogenblik geen Westduits politicus, die de verkiezingen durft in te gaan met een programma, dat op de in 1945 gegrondveste en sindsdien door de feiten bekrachtigde werkelijkheid is afgestemd.
De thans door West-Duitsland gevoerde politiek bedoelt niets anders dan chantage. Men speculeert met zovele woorden op de angst voor wat het ‘Versailles-effect’ zou kunnen worden genoemd. In feite is het zo, dat de Duitsers ons toeroepen: ‘Pas op, maak ons niet boos, want dan worden we gevaarlijk, en jullie hebben gezien waar dat toe leiden kan.’
Waarom zou ons antwoord niet eenvoudig dit kunnen zijn: ‘Inderdaad, we hebben gezien waartoe gij in staat zijt, en daarom zullen we u kort houden op die gebieden, waar uw rabies zich het meest vruchtbaar pleegt te ontwikkelen.’
Dat ‘kort houden’ vraagt een wilsovereenkomst tussen alle voormalige geallieerden en hun kleine bondgenoten. Het zou goede politiek zijn, daarop aan te sturen.
Het is ons, de jongere generatie die tussen 1945 en 1950 tot volwassenheid groeide, steeds voorgehouden: vergeet het niet. En thans waarschuwt mij een van de ouderen dat wij het ons niet kunnen veroorloven een volk van achtervolgden in ons midden te kweken. Daartegenover zet ik, dat ik het tot mijn plicht behoor te rekenen om van mijn leeftijdgenoten in West-Duitsland te eisen dat zij zich van het verleden van hun land voortdurend bewust blijven, en daaruit de