Dichters in dit nummer
pierre kemp. Geb. 1886. Dichter. In 1953 verscheen Een bloemlezing uit zijn kleine liederen, samengesteld door Adriaan Morriën. Voornaamste bundels daarna: Engelse verfdoos (1956), Vijf families en één poederblauw (1958), Emeritaat (1959), Garden, 36, 22, 36 inches (1959) en De incomplete luisteraar. De sieraden (1961).
gerrit kouwenaar. Geb. 1923. Publiceerde onder meer de romans Negentien-nu (1950) en Ik was geen soldaat (1951), en de dichtbundels Achter een woord (1953), Hand o.a. (1956), De ondoordringbare landkaart (1957), Het gebruik van woorden (1958), De stem op de 3e etage (1960), Zonder namen (1962). De eerste vier bundels werden herdrukt in de verzamelbundel Sint Helena komt later (1964). Oud-redacteur van Podium.
cees nooteboom. Geb. 1933. Als columnist verbonden aan De Volkskrant. Publiceerde de romans Philip en de anderen (1955) en De ridder is gestorven (1963), de verzenbundels De doden zoeken een huis (1956), Koude gedichten (1959), Het zwarte gedicht (1960) en Gesloten gedichten (1964), de verhalenbundel De verliefde gevangene (1958), het toneelstuk De zwanen van de Theems (1959) en een keuze uit de columns Een middag in Bruay (1963).
j.c. Van schagen (mr. J.C.J. van Schagen). Geb. 1891. Tot 1942 werkzaam in overheidsdienst, sindsdien voornamelijk actief als graficus en letterkundige. Debuteerde in 1925 met de dichtbundel Narrenwijsheid. Publiceerde voorts onder meer Onderaards, Flarden van den wind (beide in 1946) en Zeeuwse reflexen (1953). Sinds 1963 Domburgse Cahiers.
michael slory. Geb. 1935 in Suriname. Studeert Spaans aan de Universiteit van Amsterdam. Debuteerde in 1961 met de gedichtenbundel Sarka. Winnaar prijsvraag Prins Bernhard Fonds Suriname 1960.
bert voeten. Geb. 1918. Publiceerde onder meer het oorlogsdagboek Doortocht (1946) en de dichtbundels Odysseus' terugkeer (1946), Twee werelden (1947), Suite in december (1948), De ammonshoorn (1949), Met het oog op morgen (1953), De zon op mijn hand en andere gedichten (1956), Menselijkerwijs (verzamelbundel, 1958), De tijd te lijf en andere gedichten (1961). Vertaalde voorts vijfenveertig toneelstukken, waaronder acht van Shakespeare en acht van Fry. Was redacteur van Proloog, Het Woord, Ad Interim en, van 1952 tot en met 1964, van De Gids.