De Gids. Jaargang 126(1963)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 334] [p. 334] A. Marja Gedichten Snoepreis Honderd keer zeggen je bent zo mooi je bent zo lief je ruikt zo lekker we hebben honger we eten uitzicht we hebben dorst we drinken landschap we eten we drinken elkaar we zeggen niet te veel je moet nog rijden we weten één klapband en dit vlees in blik is er geweest honderd keer zeggen je bent zo mooi hetzelfde [pagina 235] [p. 235] de banden doen het nog wel de banden worden hechter we hebben heel wat achter de rug we hebben heel wat voor de boeg we zouden een tape moeten maken het vastleggen nu en in het uur van onze dood maar ook daarmee bewijs je niets voor later. [pagina 236] [p. 236] Rust Weten waar we aan toe zijn - waarom zou ik nu al voor alle eeuwen der eeuwen er niet meer zijn? je hebt zoveel rust in reserve ik kan er telkens nog op terugkomen - reis met me je weet ik heb het gezegd ik ben de sombere jaagwolk het rollende grint de piepende hangbrug daarom weet je het niet - ik lig met je ik word je lichtplek je haarplek je donshoek je muildier op de helling je startbasis voor de ruimte - ik heb zoveel rust in reserve je kunt er telkens weer op terugkomen - [pagina 237] [p. 237] waarom zou je nu al de uren en dagen tellen dat ik er ben? ik reis met je je bent mijn glimlicht mijn geurhuid mijn vliegdier mijn ongetemde berijdster mijn tedere aëronaute - lig met me laat me liggen lach om de hagel het wankele grappige balanceren - er is zoveel rust in reserve we weten we zijn eraan toe. [pagina 238] [p. 238] In bed Zij ligt nu zacht te deinen op zijn schouder, zijn vingers plaatsen zonlicht op haar huid, hij trekt een deken over. Het wordt kouder, denkt hij, zodra het denken mij omsluit. Zo samen onder zeil gaan: ik de steiger en zij de boot die kantelde en weer rees, de schoot gevierd; ik speel het mee, ik weiger vervuld te zijn van wat ik weet en lees. En toch hij weet: hij kan zichzelf niet splitsen, geen boot, geen bed drijft los van wat gebeurt, wat uit zijn hand over haar huid mag flitsen wordt opgeladen uit wat hem verscheurt. Er komt weer oorlog. Ouderdom of kanker sluipt aan met reeds gereedgehouden klauw, - zij slaapt nu wel, ze ligt zo warm voor anker, maar hem bespoelt een golf der laatste kou. Vorige Volgende