De Gids. Jaargang 123(1960)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Ed. Hoornik Man Naar boven een zoemen (voor de zoete nimfijnen), naar onder een kreunen (de knieën, de voeten). In het midden een holte, waar ondieren wonen. (Die scheuren hem 's nachts uit de slaap). Zuster en broer Mijn kleine zuster heet stilte, mijn grote broer heet alleen. Allebei hebben grijze ogen, daar vliegen duiven doorheen. Ze hebben samen een kamer in het oudste deel van de stad. Ze dromen of schrijven gedichten en af en toe vragen ze wat. Als ze 's morgens naar hun werk gaan, zijn ze beiden een beetje bang; ze treuzelen tot ze te laat zijn en raken in het gedrang. Met andere dames en heren zitten ze op een kantoor, verrichten ze handelingen, zonder te weten waarvoor. Ondertussen dringen de duiven aan de binnenkant van hun oog, ze trekken en rukken en bijten, maar ze mogen niet los, niet omhoog. [pagina 145] [p. 145] In de avond, terug op hun kamer, doen ze elkander verslag. Wat ze verzwijgen - de duiven - spreekt uit hun oogopslag. Van tijd tot tijd dringen geluiden uit de diepten van het huis tot hen door: het paren van mensen en dieren, hardop dromen, een vuist, een verhoor. Dan kruipen die twee onder tafel, de armen om elkaar heen, mijn kleine zuster stilte en mijn grote broer alleen. Vorige Volgende