Aan dit nummer werkten o.m. mede:
jac. van hattum. Geb. 1900. Was bij het lager onderwijs werkzaam. Debuteerde in 1932 met Baanbrekertjes en gaf sindsdien tal van bundels gedichten en verhalen uit. In 1954 verscheen een uitgebreide keuze uit zijn poëzie, Verzamelde gedichten; in 1955 de verzamelbundel Sprookjes en vertellingen. Op 10 februari jl. werd de dichter zestig jaar.
j.l. heldring. Geb. 1917. Studeerde rechten aan de universiteit te Leiden. Was van 1945 tot 1949 redacteur van de N.R.C., van 1949 tot 1951 hoofd afd. perszaken van het Nederlands Informatiebureau te New York, van 1951 tot 1953 directeur van dit bureau. Sinds 1953 wederom verbonden aan de redactie van de N.R.C., thans als adjunct-hoofdredacteur.
bertus van lier. Geb. 1906. Doorliep het Stedelijk Gymnasium te Utrecht en het Amsterdams Conservatorium (hoofdvak violoncello). Studeerde compositie bij Willem Pijper en orkestdirectie bij Hermann Scherchen. Was van 1933 af dirigent van diverse orkesten, sinds 1938 hoofdleraar achtereenvolgens aan het Utrechts Conservatorium, het Rotterdams Conservatorium en het Amsterdams Muzieklyceum, van 1947 tot 1960 muziekredacteur van Het Parool. Heeft tal van composities op zijn naam staan, en publiceerde de bundel opstellen over muziek Buiten de maatstreep (1948) en twee vertalingen van Sofokles: Antigone (1952) en Aias (1955).
r. nieuwenhuys. Geb. 1908. Bracht het grootste deel van zijn jeugd in Batavia door. Was redacteur van De Fakkel (1940-1942) en Oriëntatie (1947-1952). Publiceerde: Oom Tjen (1947), Vergeelde portretten uit een Indisch familiealbum (1954; onder pseudoniem E. Breton de Nijs), de bloemlezingen Ziet, de dag komt aan en De wereld heeft twee aangezichten (beide in 1959) en de bundel essays Tussen twee vaderlanden (1959).