| |
| |
| |
G. van de Walcheren
Renteloos kapitaal
Voor de zoveelste maal ben ik mij voor de spiegel op het toilet in de wangen gaan staan knijpen om vervolgens naar het magazijn te stappen en op de bascule-weegschaal te gaan staan. Is vier-en-tachtig kilo voor iemand van één meter twee-en-tachtig die zich moeilijk hier in het magazijn spiernaakt uit kan kleden, te veel? Nee, toch niet. Maar ik word in mijn lyrische mijmerijen over aesthetische chirurgie en de zwaartekracht der aarde gestoord door Pahud, die me nog niet van zijn vacantie heeft verteld.
- Nu ben ik zeeman, zoals u weet...
- Ben je dat?
- Nu ja, voor jaren terug. Maar u begrijpt, meneer, ik was de enige, die niet ziek werd. En het was maar zo'n klein bootje. Ik zeg, ga jullie naar beneden. Maar dat vonden ze te muf. En ik maar van de een naar de ander draven. Godschristus, u had moeten zien hoe ik er uit zag. Ja, niet? Ik had zo'n short met zo'n, u weet wel, zo'n shirt, anders niet, aan. Maar van boven tot onder... Nu had die directeur van die bank het al heel erg te kwaad. Ik zeg, als je dan niet naar beneden wilt gaan, kijk dan maar naar de lucht, dat je die golven niet zo op je toe ziet komen. Laat die man nu zeker drie uur achtereen naar de lucht hebben zitten kijken...
Hij heeft inderdaad iets van een zeeman. Hij heeft dat wijdbeense waardoor je het gevoel krijgt dat de vloer wel eens aan het rollen kon slaan. En hij heeft de handen stevig in de zakken van zijn gele magazijnjas of het dek heel wijd is en je toch niet hoeft te proberen je ergens aan vast te grijpen. Een vent die zich overeind weet te houden zonder iets van het zenuwachtige van de tramconducteur, die overal lussen en koperen stangen voor het grijpen heeft. Hij haast zich volstrekt niet met zijn verhaal.
- Nu in San Marguerite...
- Ja, daar bij Rappallo...
- Maar, dat nooit weer, hè! Ze zeggen, wij gaan terug met de trein. Ja,
| |
| |
moet u denken helemaal over Genua. En mijn vrouw precies eender. Enfin, ik sta daar in die besmeurde kleren van me. En zij de stad bezichtigen. En andere kleren had ik niet. Vanzelf niet, voor zo'n tochtje! Enfin, vlak voor de trein ging, kwamen ze met zo'n short met shirt, waarvoor ze het geld bij elkaar hadden gebracht. Dat is dan wel weer aardig...
Hij verzet zijn voeten eens lekker op het verraderlijke dek. Laat het maar geen kapsones uit halen! Hij grijnst een tikje wreed, terwijl hij eens om zich heen ziet hoe het schip reilt en zeilt. Boven onze hoofden lopen ze over de houten bordessen, waardoor je dwars heen kijkt en waarvan de balkjes sikkeneurig kraken. Wij staan tussen de drie etages hoge, geel verniste rekken met hun legio aantal vakken vol donker geblauwde moeren, bouten, borgringen, splitpennen en al dat soort goedje in een eindeloze reeks maten en types.
- Wat doe jij in mijn magazijn?
Het is de kuierende Pippel, die de benen nooit eens flink uitslaat, die altijd langszij komt en mee oploopt om zijn zure moppen te kunnen lozen. Zijn hoofd zit gretig vooruitgestoken op zijn romp. Hij is wat rood en huilerig in het gezicht, omdat hij steevast elke morgen vroeg gaat zwemmen in het overdekte zwembad, alsvorens zich op zijn vrouwen-fiets naar zijn werk te begeven. Hij komt met zijn doorgezakte knieën en zijn vooruitgestoken gezicht direct kleumerig in onze richting. Hij ziet ons glunderbegerig met zijn kraalogen aan.
- Waarvoor heb ik nu eigenlijk die grendel op de deur van het magazijn laten maken, denk je? vraagt de ex-zeeman Pahud op zijn tenen getrapt.
- Die je met je vinger door het gat in die deur terug kunt duwen. Een mooie grendel is dat! Mij zal hij niet weerhouden. Ken je die mop van die boer, die zich in zijn duim had gesneden en die die duim in het achtereind van een koe moest steken om te desinfecteren?
- Vertel je ons die boerenmoppen van je omdat het platteland zo gezond is? Maar mijn gezondheid wordt er niet beter op, als dat geloop hier weer begint en iedereen zijn eigen boodschap hier maar doet en maar meeneemt waar hij trek in heeft. Je kan je aan het loketje vervoegen en dan krijg je wat je hebben wilt. Ik ben wijlen Salinger niet!
Salinger! De kraaloogjes in het miezerige gezicht met de rooiige rimpels van het chloor-water beginnen te steken. Salinger is een van die oude koeien die tot in den treure uit de stinkende sloot worden gehaald.
- Salinger was vast niet helemaal gezond, begint Pippel voorzichtig, terwijl zijn paarsig doorschijnende neusvleugels even weerzinwekkend
| |
| |
snuffelend bewegen. Hij was eens secretaris van de directie maar zijn zure opmerkingen konden de heren op den duur niet verdragen. Hij had een manier om dingen op te merken, om toespelingen te maken, om hen op de vingers te tikken, die ze beslist niet verdroegen. Ze vonden het een vervelend ventje en misschien een beetje gevaarlijk. Daarom ontsloegen ze hem ook niet maar verdonkeremaanden hem behoedzaam ergens achter in het bedrijf. Dat ging in etappes in zijn werk. De tijd doet wonderen. Maanden lang bewoog Pippel zich als een kreupel geschopte hond door de gangen tot hij zijn heil zocht in die aanhankelijkheid, in dat langszij komen, in dat kuierende meelopen.
- Hij zag zo grauw in zijn gezicht, zegt Pippel.
- Hij schoor zich niet, schijnt het, zegt de zeeman met zijn handen stevig in de zakken van zijn gele jas.
- Dat is niet waar, zegt Pippel, die alles weet, die je niets hoeft te vertellen, die niets kan horen van zijn medeslachtoffers: - Hij liep niet met een stoppelbaard. Misschien schoor hij zich electrisch, dan krijg je ook zo'n grauwe kleur in je gezicht. Maar ik geloof het niet.
Onze zeeman is blij het gesprek in een ander spoor te brengen. Om begrijpelijke redenen spreekt hij niet al te graag over Salinger.
Hij zegt wat grootsprakig: - Ik scheer me al sinds 1940 electrisch. Ik heb in New York mijn eerste electrische scheerapparaat gekocht, een Sunbeam. Ik heb een Philips gehad, een Braun, nu heb ik een Remington. Maar ik wil weer een Sunbeam kopen. Zie ik soms grauw in mijn gezicht?
Hij heeft een baksteen-kleurige kop, naar de rozige kant, nu hij al weer enige jaren niet in de buitenlucht verkeert.
Het treurige hoofd van Pippel komt nog wat dichterbij, azend, en somt dan op: Ten eerste heb je geen draaibaard, zover ik zie, zelfs niet bij je adamsappel. Daar krijg je dan van die schuine stoppels, die als splinters in je vel blijven zitten. Salinger had wel degelijk een draaibaard maar pas even op, hij had niets van een geplukte kip bij zijn adamsappel. Je hebt Salinger misschien op zijn doodsbed zien liggen, maar je weet ook wel dat je baard na je dood nog even doorgroeit. Die stoppelbaard zegt niets over zijn scheren en nog minder over zijn karakter. Per slot heb ik hem bij zijn leven gekend! Ten tweede heb jij een blonde baard, eens kijken, een rossige bijna. Maar Salinger had een zware, zwarte baard en dan krijg je die blauwe kleur. Zeg eens, had Salinger dat soort rubberen orang-oetanggezicht? Wel nee, zeker niet! Hij was ziek!
- Ik scheer me zestien jaar electrisch! Zie je iets van de blauwbekkende orang-oetang?
| |
| |
Pippel begint nu verontrustend geheimzinnig te doen. Hij slaat een blik over zijn schouder. De geel verniste rekken met hun kwistig in het goedkope hout gestrooide oranje kwasten en hun vakken vol glimmend metaal, torenen drie etages hoog boven ons. Je hoort ze daar boven bezig, iets zeggen, een deuntje fluiten. Als ze een voet verzetten, kraken de houten bordessen vers en veerkrachtig. Nee, het is rustig en ordelijk in Pahud's magazijn, waar eens de grauwe Salinger rondwaarde met zijn revolver aan een touwtje rond zijn middel gebonden onder zijn jas.
Pippel zegt:
- Heb je je wel eens in een straal zonlicht staan droogscheren? Heb je wel gemerkt, dat er bij tijd en wijle van de kop van dat scheerapparaat fijne stofjes losraken? Van die gouden wolkjes, die in het zonlicht dansen? Dat zijn minuscule haarstoppeltjes, hoorndeeltjes, begrijp je, die van je wangen komen en door het mechaniek van de scheerkop rond geslingerd worden. Droogscheren stuift. En nu is het maar wat er stuift. Houd jij je mond niet op die idiote manieren open onder het scheren om je huid te spannen? Nu, precies. Je krijgt die gouden wolkjes evengoed binnen door die open mond van jou. En als je met je bovenlip bezig bent, kom je gevaarlijk dicht bij je neusgaten.
Pippel geeft Pahud zijn vet als hij nu eenmaal wil doorzeuren over dat droogscheren en het mooie roddelpraatje over de eeuwige Salinger in de war stuurt.
- In Azië, India, China, Siam, op Java, waar je maar wil, gebruiken ze bamboe-pulver en fijn gemalen haar als vergif, weet je dat wel! En die lui daar zijn behoorlijke gifmengers, laat ik je dat vertellen. Dat moet jij als oud-zeeman toch weten. Gehakte bamboe en gemalen haren wordt daar gebruikt als ze er één heel langzaam willen vermoorden. Na jaren sterven ze aan de maag- of longkanker, teweeggebracht door die bamboe- en hoorndeeltjes, die het lichaam niet kan absorberen en de slijmvliezen laat ontsteken. Niemand die meer naar een dader zal zoeken of het nu een electrisch scheerapparaat is of een Maleier, als het zover is en de slachtoffers ongeneeslijk met rozige koortshoofden rondlopen, dat verzeker ik je!
Pahud grijpt naar zijn baksteen-kleurige kin en keel en kiest haastig eieren voor zijn geld. Hij keert terug waar Pippel met zijn mooie verhalen hem hebben wil. Weg, prettige gesprekjes over heldenfeiten aan de Côte d'Azur! Hij zegt gedwee, een beetje wanhopig:
- Maar wat hàd Salinger dan?
Gretig, begerig, bijna dankbaar aanhankelijk komt het door het zwaar
| |
| |
ontsmette water van het overdekte zwembad lichtelijk onstoken gezicht naderbij.
Hij prevelt met nog een blik over zijn schouder:
- Zal ik je dat nu eens precies vertellen? Hij had geen stoppelbaard. Niks daarvan. Hij was niet slordig, al vertellen ze nu nog zoveel.
Hij likt zijn lippen af, zijn gezicht siddert even onder het geweld van de tegenstrijdige gemoedsgesteldheden, het jankend valse, het hulpeloos aanhankelijke, het angstig eenzame, het begerig brutale. Hij vraagt met een griezelig lachje:
- Wat is dat hier?
Hij wijst om zich heen naar de rekken, naar de vakken. Hij neemt zo'n kantig, glimmend, diep geblauwd schroefboutje tussen zijn vingertoppen, laat het Pahud zien, weegt het op zijn handpalm. Zijn gekke lachje, de idiote vraag missen hun uitwerking niet. De zeeman gaat opéén landrottenbeen staan en grijpt zich vast aan de stelling naast hem. Hij rukt aan de stijl en het hout kraakt even zoals vers hout kraakt. Schaapachtig zegt hij:
- Dit?
- Ja, dit hier! Ik zal het je zeggen: Dit is renteloos kapitaal. Wat op een magazijn ligt is renteloos kapitaal. En kapitaal moet je niet renteloos laten. Daarom moet je geen grote magazijnen hebben. Daarom moet je je magazijn zo klein mogelijk houden. Snap je het nou? Het had niets met stoppelbaarden te maken. Het was het bedrijf dat zich uitbreidde, en de baas met zijn gezonde theorieën over renteloos kapitaal en kleine magazijnen. En het was broer Salinger, die jubilaris met zijn hartkwaal, die het overleefd heeft maar je moet niet vragen hoe. Salinger was magazijn-meester en zijn broer was toentertijd immers werkmeester-bedrijfsleider.
Hij is nu helemaal aan zijn laffe, intieme onderonsje bezig, waar je maar niet over moet praten, wat onder ons moet blijven, zo vriendschappelijk weet je wel. Hij praat zacht en haastig, met die hunkering en dat vertrouwelijke.
Kaïn en Abel! Hoe was het ook al weer? Broer Salinger had het niet voor niets tot bedrijfsleider gebracht! Hij was het altijd roerend eens met de baas op stuk van renteloze kapitalen en kleine magazijnen helemaal. Nee, wijlen Salinger was maar renteloos, maar broerlief was productief en als ze de productieve afdelingen maar uitbreidden dan werd broerlief wel bedrijfsleider inplaats van werkmeester. Tussen een magazijnmeester en een werkmeester mag maar weinig verschil zijn. Het verschil tussen een magazijnmeester en een bedrijfsleider is behoorlijk! Dus werden de productieve afdelingen uitgebreid en het renteloze magazijn niet. Maar de nieuw- | |
| |
bakken bedrijfsleider, die als werkmeester alles te voet placht af te doen en altijd maar aan de wandel was en de zaken zo persoonlijk regelde met een mooi praatje hier en een klopje op de schouder van een oude kornuit daar, - hij kon die nieuwe, grote hallen op geen stukken aan sloffen. En het telefoneren en het inwendige diensten schrijven lag de ex-werkmeester nu ook weer niet. Dus liep hij zich een hartziekte. Hij zweette constant en zijn gezicht kreeg dat paarsige en gespannen pezige van de kalfskoppen bij de slager. Maar dat was nog niet het ernstigste. Het ernstigste was, dat ondanks de uitbreiding van het bedrijf de produktie stokte. Het liép niet meer, al holde de bedrijfsleider van de vroege ochtend tot de late avond. En de nette inkopers, die ook al gehoord hadden over de vertraagde leveringen, gingen maar ijverig door ijlings bij derden de materialen te bestellen, die de stagnerende Productie niet direct in productie kon nemen. Ja, waar moesten die materialen, die bij vrachtwagens tegelijk binnen kwamen om tot mooie producten verwerkt te worden, anders blijven dan in dit magazijn? Ik ben hier toen wel wezen kijken. Die mooie nieuwe stellingen waren er nog niet. De stellingen, die er waren, hadden de kleur van de planken schotten van het dakkamertje van het pension, waar ik de regendagen
van mijn vakantie heb zitten verdommen. Heel wat ingedroogde knoesten zijn in de loop der tijden uit de stijlen gepeuterd. Toen moet hij hier al hebben rondgelopen met die revolver, die hij alleen maar in zijn la mocht hebben liggen, aan dat touwtje om zijn buik. De gangen tussen de stellingen stonden vol. Bij sommige rekken kon je helemaal niet meer komen. Het renteloze kapitaal kwam tot de nok. De ramen gingen er achter schuil. Voor de electrische pitjes rezen de stapels op. Duisternis en slagschaduwen. Ja, het was een rotzooi! Maar wat had zijn baard daarmee te maken?
Begin nu alsjeblieft niet weer over die baard! Onze zeeman geeft gauw toe:
- De arme kerel kon er niet tegenop!
Hij zegt het nog met een zekere voldoening ook. Per slot ziet 't er hier nu ietwat uit, zoals wijlen Salinger zich bij momenten het hiernamaals moet hebben voorgesteld. En dat is toch maar zijn werk! Pahud keert zich eens om of hij de bronzen Balzac op de boulevard Raspail is. De brede rug met de opgevulde schouders onder de gele jas en de kuitbroek worden even zichtbaar. Stil als de engeltjes in de hemel, zijn ze boven onze hoofden netjes in hun werk verdiept. Alleen een kraakje in het hout, een helder deuntje plotseling verstommend in hernieuwde ijver en aandacht, verraden de arbeid die daar boven in het ochtendlijke uur verzet wordt! Mooie blanke stellingen, keurige kaartsystemen, alles netjes op zijn plaats, een goede geest onder de mensen, wat wil je nog meer!
| |
| |
Hij zegt stevig en vergevensgezind terugkerend bij Pippel:
- Godschristus! Ik had het wel geweten, ik had het de heren wel eens in hun gezicht gezegd.
Zodra de zere plek aangeraakt wordt, komt er in de jank-toon iets van een verrukking. De heren iets zeggen! Ken jullie de heren eigenlijk wel!
Pippels ogen gaan onder in de herinneringen, in het onvergetelijke. De spiritistische seance met het medium!
Zeker, we kennen allen het donkere kantoortje, waar hij enkele jaren van zijn leven als directie-secretaris gesleten heeft, vlak naast de mooie directeuren-kamer, waar hij zich zo dikwijls tuitelig en onzeker vastklemde aan de bitter weinig houvast biedende, dunne, dunne rand van de papieren en bescheiden waarop hij neerzag, staande in afwachting van de nadere orders, en waar hij dan die niet te onderdrukken zure opmerkingen lanceerde, ongepaste mopjes en dergelijke ontoelaatbare levenstekens, die de heren directeuren zozeer kriegel maakten. We kennen allen de oude, doorgewinterde directeur, die niet voor de poes is, die godverdomme kan zeggen als geen ander, die een bek kan geven in de telefoon, waar je van achterover slaat, die in de stilte met zijn saaie, oude mombakkes-gezicht zo'n eeuwenoude, anthropophagische grauw kan geven, waar de leeuw van Metro Goldwyn maar kinderspel bij is.
De zeeman luistert met reserve, houdt het rode, wat rossige hoofd scheef alsof hij er bedenkelijk mee wil gaan schudden maar het toch maar niet doet, als het volle maantje dat neerziet op ons aardse leven. Zijn ene mondhoek krult zich om de sigarettenpijp.
Pippel zoekt contact met de afgestorvene. Maar dat gaat maar niet zo een, twee, drie. De heren! Het is toch helemaal een kwestie van gelijk hebben! Als je ongelijk hebt, best! Dan hebben zij dus gelijk en kunnen ze je dat laten voelen. Dat vinden ze prachtig. Dan krijg je nog opslag voor je stommiteit op de koop toe!
Maar wee je gebeente, als je gelijk hebt. Dan zitten ze met hun mond vol tanden en kunnen ze je niets laten voelen. Dan heb je de poppen aan het dansen. Dan beginnen ze pas goed. Dan moeten en zullen ze je klein krijgen. Maar dat gaat dan vanzelf buiten alle redelijkheid en menselijke logica om! Hebben jullie ooit zoiets griezeligs meegemaakt? Wel nee! Dat duurt urenlang en je kan er geen touw aan vastknopen. Een krankzinnige vertoning. Een vreemde vernielzucht, ja. Eerst vraag je je af of je zelf nu gek bent, dan vraag je je af of zij volslagen krankzinnig zijn. Maar ze zitten daar zo deftig en uitgestreken en zijn het zo eens en praten zo afgemeten, en dan heb je alleen nog maar het gevoel dat je er geen touw
| |
| |
meer aan kunt vastknopen. Een compleet gekkenhuis. Je komt er absoluut krakemikkel uit en loopt er dagen over te suffen.
En reken maar dat de in het renteloze kapitaal stikkende Salinger gelijk had! Stoppels of geen stoppels, gelijk had hij!
Was Pippel er niet zelf bij geweest, toen de werkmeester-bedrijfsleider de magazijnmeester zwart kwam maken over dat UHB-staal. Kan je aan een zeskantige staaf metaal zien of het UHB-staal, chroom-nikkel-staal, gewoon staal of automaat-staal is? Welnee, helemaal niet. Daarom bestaat toch de goede gewoonte zo'n staaf op de kopse kant geel-blauw of roodblauw of geel of rood of blauw te schilderen.
Maar als je elke dag van dat staal uit moet geven, zaag je er telkens die mooie kleuren op de kopse kant af en zo'n staaf staal elke keer opnieuw versieren gaat ook weer niet in de praktijk. Dus hoor je voor elke soort staal een aparte stelling of althans een apart vak te hebben.
De prompt op het matje geroepen magazijnmeester had natuurlijk de stommiteit om te beweren dat hij daar geen plaats voor had, dat het magazijn veel te klein was, dat hij daarom dit staal zelf uitgaf, zelf afzaagde, zelf op zijn plaats terug legde, zoals hij bijna alles zelf deed, omdat hij in voortdurende angst leefde, dat er vergissingen bij de uitgifte van de materialen begaan zouden worden.
Natuurlijk liet geen der heren noch de werkmeester-bedrijfsleider iets blijken van hun diepe gekwetsheid over de aantijging als zou het magazijn te klein zijn, als zou het hun schuld zijn, dat de diverse soorten staal broederlijk en onversierd in één en hetzelfde vak bij elkaar lagen.
De bedrijfsleider sprak, amechtig van de grote hallen, als zijn openlijke mening uit, dat het een vérgaande chaos was, heren, op het magazijn en dat hij hierdoor niet langer voor de kwaliteit van de door hem af te leveren producten kon instaan. Nietwaar, de waarheid moet gezegd worden en de directie zou het helemaal niet waarderen als die verdoezeld werd terwille van een familie-relatie, een broederlijke affectie!
Kortademig van het uitgebreide stiefelen, klaagde hij dus bij deze zijn broer aan. En de oude baas grauwde en voegde er aan toe, dat die broer zich niet onmisbaar moest denken te kunnen maken door alles zo op te bergen dat híj alleen alles kon vinden en altijd er bijgehaald moest worden. Onmisbaar? Niemand is onmisbaar en jij zeker niet, renteloze Salinger! Je zult eens zien hoe onmisbaar je bent! En de oude veegde eens goed de vloer aan met dat vod Salinger. Zo een uur of twee gunde hij zich dat genoegen. Je had de bedrijfsleider daar stil moeten zien staan kijken, naar dat heerlijke schouwspel met zijn strakke, paarsige kalfskop zo van de
| |
| |
slager! Sindsdien liep onze Salinger maar te dubben in de zonsverduistering bewerkstelligd door het zich voor de ramen en electrische pitjes van zijn magazijn opstapelende renteloze kapitaal. Sindsdien werd zijn gezicht grauwer en grauwer.
En misschien was er nog niets gebeurd, al hing die revolver daar dag in dag uit te bungelen aan dat touwtje tegen zijn buik (klop, klop, klop ging het maar tegen zijn weke edele delen), - als Pippel, ja, Pippel zelf, niet die advertentie, met bevochtigde lippen en proevende stilten finaal en onherroepelijk gedicteerd door de oude, meesmuilende baas zelf, tuitelig en wel in de wijde directeurskamer had opgetekend en doorgegeven aan de krant, waarin de dubbende Salinger haar later op de avond in zijn huisje onder ogen kreeg. Hij was alleen thuis. Hij dubde er een hele tijd zwaar over. Hij zat maar en dubde. Een naam werd er niet genoemd. Alleen maar nummers. Maar hij dubde zo verschrikkelijk, dat hij het opeens precies begreep. Niemand heeft echter achteraf kunnen reconstrueren wat zijn kloeke besluit was. Want op een of andere manier ging er iets mis.
De volle maan neigt zich even ongelovig:
- Was dat dus de advertentie...?
- ...waar jij op solliciteerde? Natuurlijk was dat die advertentie! Na zijn kloeke besluit schijnt hij naar de buren te zijn gelopen, die goed met hem bekend waren. Waarom? Geen mens die het weet. Hij is door de keuken bij hen naar binnen gegaan. Daar was de buurvrouw bezig. Hij keek haar zo vreemd aan, zegt de buurman, die aan kwam lopen. Hij zegt tegen hem: Wat doe jij vreemd, wat kijk jij vreemd uit je ogen, wat ga je nou beginnen? Want Salinger haalde zijn revolver voor de dag en begon daarmee rond te zwaaien zonder nog een woord uit te brengen. De buurman dacht: ik zal hem scheppen. En hij wil net een duik nemen naar zijn knieën als Salinger schiet en de vrouw raakt, die zich aan de tafelrand vast grijpt en om haar man begint te roepen. Die stond achter haar en veranderde nu van plan en greep haar beet. Onderwijl verdween Salinger weer zoals hij gekomen was, zwijgend, steeds maar dubbend, onverhoeds. Later vonden ze hem in zijn eigen keuken met een kogel door zijn hoofd. Vreemd was, dat hij alles wat hij in zijn zakken had zitten, netjes op tafel naast elkaar had gelegd, zoals hij dat elke avond gewoon was te doen. Ze nemen aan, dat hij die kogel zelf door zijn hoofd schoot. Ze nemen aan, dat hij naar zijn buren is gelopen om over de advertentie en zijn al of niet onmisbaarheid op deze planeet te praten, dat hij die revolver eigenlijk in zijn verontwaardiging voor de dag haalde en dat hij overspannen als hij was en geschrokken van de aanstalten van zijn buurman om hem te scheppen,
| |
| |
zoals die het noemt, helemaal per ongeluk schoot en die vrouw raakte. Onderste boven daarvan en door de hele situatie, zou hij zich dan maar voor het hoofd geknald hebben. Maar ik geloof dat nog niet zo helemaal. Weet je, gek was, dat hij daar alles zo netjes op tafel had uitgespreid net of hij gewoon naar bed wilde gaan. Het kan ook best, dat die buurman in zijn verbouwereerdheid en woede over zijn aangeschoten vrouw, die ik tussen twee haakjes later nog eens ben gaan opzoeken en die toen heel vrolijk zat te breien op haar bed, hem achterna is gegaan en hem die revolver afhandig heeft gemaakt en hem daarna gewoon neergepaft. Die man kon ook niet weten, dat zijn vrouw zo gauw weer op zou monteren. Die lag daar aanvankelijk in een plas bloed bezwijmd. En er was een stoel omgevallen, er kan dus best een worsteling hebben plaatsgehad. En dan waren er geen vingerafdrukken op de revolver. Nou, hoe verklaar je dat, als de buurman ze er niet afgeveegd heeft? Maar die had natuurlijk een aangeschoten vrouw en het grootste woord! In ieder geval, slordig was Salinger niet, hè? Gaat een slordig mens zijn spullen soms zo netjes uit zijn zak leggen en keurig naast elkaar rangschikken op de keukentafel? Hij schoor zich elke dag, laat ik je dat vertellen! Nu, laat hij dan een stoppelbaard in zijn doodskist gehad hebben, dat bewijst nog niets! Ik ken die smerige kletspraatjes! De vent liep met de grauwe dood in zijn gezicht van het dubben, weet je dat, en ze hebben hem nog neergepaft ook, wat ik je zeg. Maar wat sta ik hier eigenlijk helemaal te kletsen in de tijd van de baas. Hij moest het eens weten, die oude vliegenhapper!
Wij kijken hem na, zoals hij daar wegkuiert met iets opgeluchts, op zoek naar iemand anders om de mop van de koe en de zere vinger aan te vertellen. |
|