Aan dit nummer werkten o.m. mede:
herman van den bergh. Geb. 1897. Studeerde rechten, was vele jaren werkzaam als journalist; thans eindredacteur van de Winkler Prins Encyclopedie. Promoveerde in 1951 tot doctor in de italiaanse taal en letterkunde aan de universiteit van Amsterdam. Is privaat-docent in de italiaanse cultuurgeschiedenis aldaar. Debuteerde als dichter met De Boog (1917), in 1925 volgde De Spiegel, in 1928 de essaybundel Nieuwe Tucht. Zijn Verzamelde Gedichten - een herdruk van zijn beide bundels - verschenen in 1954, voorzien van een inleiding. De verzen waarmee dit nummer opent, zijn de eerste die de dichter na een zwijgtijd van meer dan dertig jaar in de openbaarheid geeft.
p.s. gerbrandy. Geb. 1885. Was van 1930-1939 hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, van 1940-1945 minister-president van de nederlandse regering te Londen en in die jaren o.m. minister van koloniën, minister van de algemene oorlogvoering van het koninkrijk en minister van justitie a.i. Sedert 1937 voorzitter van de Radioraad. Sedert 1948 lid van de Tweede Kamer. In 1955 benoemd tot minister van Staat.
Publiceerde o.a.: Het vraagstuk van de radio-omroep (1934), Indonesia (1950) en De scheuring van het Rijk (1951).
marnix gijsen (ps. van Prof. Dr. J.A. Goris). Geb. 1899. Was o.m. hoogleraar in de econ. geschiedenis aan de universiteit van Leuven en hoogleraar in de amerikaanse letterkunde aan de universiteit van Gent. Woont sedert 1939 in New York, waar hij directeur is van de Belgische Voorlichtingsdienst. Geeft aan de universiteit van New York colleges in cultuurgeschiedenis en staathuishoudkunde van de Benelux-landen. Hij publiceerde verscheidene bundels essays, literair-historische studies en reisverhalen over Amerika en Griekenland. Van zijn tien romans is Er gebeurt nooit iets nog niet in boekvorm uitgekomen. Men vindt dit werk in de jaargang 1954 van De Gids. Zijn poëzie verzamelde Gijsen onder de titel Het Huis. Een uitgebreide herdruk van deze bundel verscheen in 1947.
guillaume van der graft (ps. van W. Barnard). Geb. 1920. Ned. Herv. predikant, studie-secretaris van de Prof. Dr. G. van der Leeuw-stichting. Dichter en essayist. Van zijn dichtbundels werden vooral bekend In exilio (1946), Mythologisch (1950) en Vogels en Vissen (1953). Hij schreef ook het lekespel Een ladder tegen de maan (1952) en een serie luisterspelen op religieuze motieven.
h.w.j.m. keuls. Geb. 1883. Vestigde zich in 1907 als advocaat te Amsterdam. Was o.m. werkzaam, als toneel- en muziekcriticus. Zijn Verzamelde Gedichten verschenen in 4 delen (1947-1949). Hij vertaalde o.a. Dante's Vita Nuova, de Rubaijat van Omar Kayyam, stukken van Pirandello en T.S. Eliot.