De Gids. Jaargang 119
(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
E.J. Dijksterhuis
| |
[pagina 25]
| |
keert dan terug naar Philadelphia, waar hij, eerst als gezel, weldra als patroon in het drukkersbedrijf, als boekhandelaar en uitgever snel vooruitkomt. Ongeëvenaard auto-didact ontwikkelt hij zich op literair, historisch, politiek en economisch gebied. Een aangeboren stylistische begaafdheid weet hij door bewuste en stelselmatige oefening tot een opmerkelijk essayistisch vermogen op te voeren, waarvan hij zich zijn hele leven als krachtig wapen zal blijven bedienen. Met den vooruitgang in stoffelijke welvaart houdt de groei van zijn maatschappelijke positie gelijken tred. Op zijn veertigste jaar kan hij zich uit zaken terugtrekken om als gezien burger zich verder te wijden aan de talloze maatschappelijke en persoonlijke werkzaamheden en liefhebberijen die altijd al zijn belangstelling hadden genoten. Het is tot zover een levensloop zoals er, vooral in Amerika, veel geweest zijn, een reden tot voldoening voor den betrokkene, maar geen aanleiding tot wereldwijden roem in eigen tijd en nog minder tot herdenking na twee en een halve eeuw. Enkele jaren later geniet hij dien roem al, en terecht. Profiterend van zijn otium heeft hij zich op het jongst ontdekte gebied der physica, de electriciteit, toegelegd (zo iets kon toen nog) en daarop grote dingen gedaan. Er is de laatste jaren in Amerika veel historisch onderzoek gewijd aan de vraag, hoe dit precies begonnen is, hoe hij met name voor het eerst met de electrische verschijnselen bekend is geworden. Wat hij daarover circa veertig jaar later in zijn autobiografie vertelt, klopt niet met historisch vaststaande feiten. Dit is echter een kwestie voor wetenschapshistorici en wij zullen er hier niet op ingaan. Electriciteit was in de veertiger jaren van de achttiende eeuw in Europa nu eenmaal het modeonderwerp bij uitnemendheid; er zit niets verwonderlijks in, dat het ook in Amerika bekend werd en de vraag, wanneer Franklin nu eigenlijk de eerste, naar zijn mededeling gebrekkige, demonstratie daarover heeft bijgewoond en wie die demonstratie gaf, is niet van uitzonderlijk belang. Wij kunnen met vrij grote zekerheid zeggen, wat Franklin zal hebben zien vertonen en waarmee hij zich aanvankelijk ook zelf zal hebben beziggehouden. Men kende namelijk van het gehele gebied der electriciteit nog niet meer dan de eerste beginselen der electrostatica, die tegenwoordig in de eerste ronde van het middelbaar natuurkunde-onderwijs behandeld worden: het opwekken van electrische lading door het wrijven van een glas- of een harsstaaf; de mogelijkheid van overdracht van den ladings- | |
[pagina 26]
| |
toestand op een electric per se (isolator) en op een geïsoleerd opgesteld non-electric (conductor); de onderscheiding van glas- en harselectriciteit; onderlinge aantrekking van ongelijknamig geladen lichamen, afstoting van gelijknamig geladene; het meedelen van lading aan het menselijk lichaam, dat daartoe, als non-electric, eerst geïsoleerd moest worden opgesteld, maar waaruit men dan electric fire (vonken) kon trekken. Dat de proeven wel eens minder goed slaagden, is ten volle begrijpelijk: de ladingen waren gering en in enigszins vochtige lucht verloren geleiders hun electrischen toestand hinderlijk snel. In 1746 kreeg het onderzoek naar de electrische verschijnselen een sterken nieuwen impuls door de uitvinding van een zeer eenvoudig toestel, dat het mogelijk maakte, veel grotere hoeveelheden electrische lading in een klein bestek op te hopen dan op de tot dusver gebruikte collectoren (geïsoleerd opgehangen ijzeren staven of het geïsoleerde menselijk lichaam) mogelijk was geweest. Het was de electrische condensator, die door den Fransen physicus Nollet bouteille de Leyde gedoopt was en die nog steeds in alle talen door een aequivalent van dien naam (Leidse Fles, Leyden Jar, Bottiglia di Leida, Leidener Flasche) wordt aangeduidGa naar voetnoot1). Het was inderdaad een allersimpelst toestel, door iedereen zonder moeite te vervaardigen. In zijn oorspronkelijken vorm bestond het uit een gekurkte fles met water, waarin door een opening in den stop een metalen stang stak; weldra werd het de fles met metalen binnen- en buitenbekleedsel en den door een ketting met het eerste verbonden knop, het toestel dat iedereen uit zijn schooljaren kent. De vondst was in drie opzichten belangrijk: vooreerst prikkelde de fles het onderzoek door zijn merkwaardige eigenschappen; verder kon de ladingstoestand er veel langer door bestendigd worden en ten slotte werden alle electrische verschijnselen er veel krachtiger door. Het was vooral de versterking van de physiologische werking van een door | |
[pagina 27]
| |
het lichaam gaande ontlading (de aanleiding tot de ontdekking), die overal sterk de aandacht trok. Voorlopig bleef dit alles nog in de sfeer van het amusante en sensationele. Nollet vermaakte het Franse hof door een batterij van Leidse flessen zich te laten ontladen door een kring van 180 gardesoldaten; wij vernemen, dat de koning en zijn hovelingen er veel vermaak in schepten, de slachtoffers van de proef als een goed getraind corps de ballet volmaakt gelijktijdig omhoog te zien springen en een kreet te horen uiten. Er waren echter ook wel dadelijk onderzoekers die de zaak behandelden met den ernst dien zij verdiende en onder dezen neemt Franklin wel de eerste plaats in. Hoewel zelf ook niet afkerig van physique amusante, schijnt hij dadelijk intuïtief te hebben gevoeld, dat zich in die schijnbaar banale of sensationele electrische verschijnselen voor het onderzoekend verstand een nieuwe wereld opende, die van ontzaglijke betekenis voor de menselijke samenleving zou kunnen worden. I never was before engaged in any study that so totally engrossed my attention and my time as this has lately done, schrijft hij in maart 1747 aan zijn vriend Collinson te Londen. Hij deed zijn onderzoekingen te samen met zijn vrienden Ebenezer Kinnersley, Philip Syng en Thomas Hopkinson; zij gaven alle drie publieke demonstraties, die groot opzien verwekten. Kinnersley reisde er zelfs het gewest Pennsylvania mee af. In juli 1747 begon Franklin van tijd tot tijd aan Collinson brieven over zijn resultaten te schrijven, die deze in vergaderingen van de Royal Society voorlas. In 1751 werden zij onder den titel Experiments and Observations, made at Philadelphia in America, by Benjamin Franklin, te Londen gepubliceerd. Het werk werd in de volgende jaren voortdurend aangevuld en uitgebreid en beleefde in de 18e eeuw vijf Engelse edities, een Duitse, drie Franse en een Italiaanse. Binnen enkele jaren maakte het Franklin's naam in de gehele wetenschappelijke wereld bekendGa naar voetnoot1). Het is hier niet de plaats, op den inhoud van de brieven in te gaan. Het meeste van wat er over waargenomen verschijnselen en ter verklaring daarvan opgestelde theorieën in staat, behoort reeds lang tot de elementaire grondslagen van de hedendaagse electriciteitsleer en kan daardoor alleen naar waarde worden geschat door wie zich eerst geheel in de situatie van de 18e-eeuwse physica heeft ingeleefd. En dit geldt a fortiori voor die beweringen en beschouwingen die onjuist en onhoudbaar zijn gebleken. Twee dingen moeten echter vermeld worden. | |
[pagina 28]
| |
Het eerste is de door Franklin opgestelde z.g. één-vloeistof-of unitarische theorie der electriciteit. Hierin wordt aangenomen, dat er door de gehele ruimte een enkel subtiel electrisch fluidum verbreid is, dat alle lichamen doordringt en waarvan de delen elkaar afstoten, terwijl zij door de materiedeeltjes worden aangetrokken. Van dat fluidum bevat een glaselectrisch geladen lichaam meer dan de normale hoeveelheid, die er in den neutralen toestand in voorkomt, een hars-electrisch geladen minder. Dit geeft aanleiding, de eerste soort lading positief te noemen, de tweede negatief. Deze zegswijze is in de electriciteitsleer blijven voortleven. Het zou alleen prettiger zijn geweest, wanneer Franklin de praedicaten teveel of positief en tekort of negatief juist andersom had toegekend. Een electrische stroom zou dan nu een electronenstroom in de stroomrichting zijn. Het tweede is de vondst die Franklin's naam meer dan enig ander feit uit zijn leven in het geheugen van de mensheid heeft ingeprent: de bliksemafleider. Thomas Hopkinson had opgemerkt, dat scherp gepunte geleiders hun lading gemakkelijk in lucht kunnen doen uitvloeien en dat een geaarde puntige geleider ook lading van geladen lichamen kan afzuigen. Dit vermogen van throwing off and drawing off the electric fire wekte nu in 1749 bij Franklin de gedachte, dat hier misschien een mogelijkheid werd geopend, het reeds vaker uitgesproken vermoeden, dat de bliksem een electrische ontlading zou zijn, op de proef te stellen, en in 1750 het nog veel verder gaande denkbeeld, dat men van de waargenomen verschijnselen misschien gebruik zou kunnen maken, om gebouwen tegen blikseminslag te beschermen. Dit laatste zou, vermoedde hij, zelfs op twee manieren kunnen geschieden: stille ontlading van een geladen wolk door een hoog opgestelden geaarden puntigen geleider; afleiding naar den grond van een eventueel overspringende vonk. Toen deze ideeën in een brief aan Collinson in de Royal Society werden voorgelezen, verwekten zij volgens Franklin's eigen mededeling hilariteit. Het is echter gebleken, dat zij toch ook wel degelijk dadelijk op hun volle waarde werden geschat. In Frankrijk zag Buffon er het grote belang van in. Op zijn aansporing verrichtte d'Alibard op 10 mei 1752 te Marly-la-Ville wat destijds algemeen het Philadelphia Experiment werd genoemd: op een geïsoleerd statief, dat in een soort schildwachthuisje stond, werd een hoog in de lucht stekende metalen puntige stang bevestigd; wanneer een onweerswolk voorbijtrok, bleek een op den bodem van het huisje staande waarnemer, die een geaarden draad aan een isolerend handvat vasthield, daarmee uit den onderkant van de staaf | |
[pagina 29]
| |
vonken te kunnen trekken. De proef werd enigen tijd later door de Lor te Parijs in tegenwoordigheid van den koning en zijn hof herhaald. Franklin zelf verrichtte haar eerst in juni 1752 en wel in den in de anecdotische geschiedenis zeer bekend geworden vorm, dat hij bij onweer een vlieger met een scherpe metalen punt liet opstijgen en nu vaststelde, dat hij uit het door den regen nat geworden touw vonken kon verkrijgen. Weldra begon men ook op verschillende plaatsen bliksemafleiders, destijds Franklin rods genaamd, aan te brengen. Franklin's ideeën over de functie van den bliksemafleider zijn door het latere onderzoek in grote trekken bevestigd. Alleen is gebleken, dat de verwachte stille ontlading slechts optreedt, wanneer een puntige geaarde geleider zeer hoog in de lucht is opgesteld, terwijl op geringere hoogte alleen afleiding van de overspringende vonk naar de aarde kan plaats hebben. Door de gewoonte verwend en afgestompt voelt de mens van onzen tijd spontaan nauwelijks meer de ontzagwekkende betekenis van Franklin's vondst en hij kan zich ook moeilijk meer den indruk voorstellen dien zij op de tijdgenoten maakte. Men behoeft zich echter maar even in de historische situatie te verplaatsen om er anders over te leren denken. Jaarlijks werden door blikseminslag talloze slachtoffers gemaakt en branden veroorzaakt. Iemand die een eenvoudig middel aangaf, dit te voorkomen, moest wel als een weldoener van de mensheid worden beschouwd en men is dat Franklin dan ook steeds blijven doen. Voor intellectuelen had de zaak bovendien nog een ander belangrijk aspect. Van oudsher had men het hemelvuur toegeschreven aan een bewust ingrijpen van bovennatuurlijke machten, in de Oudheid de goden, in de Christelijke cultuur de luchtdaemonen, waar de mens machteloos tegenover stond. Nu bleek het mogelijk met behulp van wat glas en wat metaal het verschijnsel op kleine schaal na te bootsen en bovendien, het onschadelijk te maken. De voldoening die dit schonk, was geheel in overeenstemming met den heersenden geest der Verlichting en de successen die met den bliksemafleider behaald werden, versterkten in hoge mate het reeds lang groeiend vertrouwen in de macht der natuurwetenschap en het veldwinnend inzicht in haar grote maatschappelijke betekenis. Van één natuuronderzoeker onder vele andere werd Franklin in de publieke opinie plotseling de eerste van alle. De talrijke eerbewijzen die hem van universiteiten en geleerde genootschappen ten deel vielen, getuigen ervan. Van 1746 tot 1752 was Franklin's leven vrijwel geheel door zijn natuurwetenschappelijk werk gevuld. Daarna legde de dienst aan de | |
[pagina 30]
| |
gemeenschap steeds meer beslag op zijn werkkracht en kon de natuurwetenschap niet meer dan een incidenteel te betreden gebied van overigens steeds levendige en actieve belangstelling zijn. Hij is zich steeds blijven bezighouden met wat wij hier te lande met den titel van Minnaert's bekende boek de natuurkunde van het vrije veld noemen, de bestudering van natuurkundige verschijnselen die zich in de natuur of het dagelijks leven spontaan voordoen. Hij heeft verder onderzoekingen gedaan over het kalmeren van golfbewegingen door olie, over het teweegbrengen van lage temperaturen door verdamping, over het verschil in warmteabsorbtie door gelijke oppervlakken van verschillende kleur (dit ter verificatie van waarnemingen die Boerhaave in zijn Elementa Chemiae beschreven had) en over het noorderlicht. Op geen van deze gebieden heeft hij echter iets tot stand gebracht, dat aanleiding zou hebben gegeven, hem 250 jaar na zijn geboorte nog te gedenken. Hij trad nu echter in de politiek steeds meer op den voorgrond. Van 1757 tot 1762 en opnieuw van 1764 tot 1775 was hij als agent, eerst van de kolonie Pennsylvania en later ook van andere Amerikaanse gewesten, te Londen werkzaam, waar hij zich tot het uiterste heeft ingespannen om in persoonlijk contact met regeringskringen de steeds duidelijker aan het licht tredende verwijdering tussen het moederland en de koloniën tegen te houden. Zijn positie was vaak moeilijk. Terwijl hij enerzijds voortdurend krachtig protesteerde tegen de maatregelen waardoor de Engelse regering het oeconomisch leven der Amerikaanse gewesten aan banden trachtte te leggen en tegen de belastingen die zij, in strijd met gewaarborgde rechten, zonder medezeggenschap der Amerikaanse volksvertegenwoordigingen wilde opleggen, had hij anderzijds steeds het ideaal van een enkel Engels imperium, dat alleen door een inwendigen oceaan in tweeën gedeeld zou zijn, voor ogen. De gedachte aan afscheiding, zoals die reeds bij verscheidene Amerikanen leefde, was hem vooralsnog volkomen vreemd; hij wilde alleen de Amerikanen als volwaardige burgers erkend zien en streed onophoudelijk met de scherpste wapens van zijn geest en zijn pen tegen de neiging van den gemiddelden Engelsman, hen als zijn onderdanen te beschouwen. Deze tweeledige houding bezorgde hem aan beide kanten tegenstanders en zelfs verbitterde vijanden. De Engelse regering zag hem als een hinderlijken, aanmatigenden dwarskijker en querulant; revolutionnair gezinde Amerikanen vonden hem te Engels gezind. Op den duur heeft men echter in Amerika wel algemeen beseft, welk een goeden pleitbezorger men in dezen onvervaarden, onvermoeibaren en slagvaardigen | |
[pagina 31]
| |
afgevaardigde had; zelf is hij gaandeweg tot de overtuiging gekomen, dat zijn imperium-gedachte een illusie was en toen de breuk eenmaal onvermijdelijk was geworden, heeft hij zich onvoorwaardelijk aan de zijde van den opstand geschaard. Het belangrijkste wat hij er voor gedaan heeft, bestaat in zijn werkzaamheid als ambassadeur van de na de Declaration of Independence onafhankelijk geworden Amerikaanse Staten bij de regering van Frankrijk. De jaren van 1776 tot 1785, die hij als zodanig te Passy bij Parijs doorbracht, behoren tot de vruchtbaarste en ook tot de gelukkigste van zijn leven. Hij was in Frankrijk altijd al hoog geëerd geweest, maar hij had zich vroeger altijd wat gereserveerd getoond, omdat hij achter de Franse sympathie voor de Amerikaanse koloniën en voor hemzelf als haar woordvoerder de politieke bijbedoeling voelde, Engeland te schaden door het te verdelen. I fancy, schrijft hij in 1767, that intriguing nation would like very well to meddle on occasion, and blow up the coals between Britain and her colonies; but I hope we shall give them no opportunity. En twee jaar later spreekt hij, nog geheel als Engelsman redenerend, de hoop uit: Our prudence will, I hope, long postpone the satisfaction our enemies expect from our dissensions. Toen echter eenmaal de oorlog met Engeland een feit was geworden, aanvaardde hij de hulp die de Franse regering bood, van ganser harte en koesterde hij zich graag in de ongeëvenaarde populariteit die hij in alle kringen van het Franse volk genoot. Die populariteit had verschillende wortels. De regering fêteerde hem als gezant van een bondgenoot in den strijd tegen het gehate Engeland. De Franse intellectuelen vereerden hem als den drager van idealen van vrijheid en gelijkheid, die zij in hun eigen land slechts konden dromen, maar niet verwezenlijken. Het grote publiek zag met ontzag op naar den bedwinger van den bliksem en was verrukt over de houding van eenvoud en ruigheid, die hij, niet zonder een zekere mate van pose, zo graag en gemakkelijk aannam. Toen hij als commissaris van de Staten op 20 Maart 1777 voor de eerste maal aan het hof ontvangen werd, verscheen hij niet, zoals zijn ambtgenoten, in galatenue met pruik en degen, maar gekleed als een Quaker, in bruin fluweel met witte kousen, loshangend haar en, in strijd met de etikette, met een bril op. Hij werd luide toegejuicht. Hij deed altijd zijn best, te beantwoorden aan de ideale voorstelling die de Fransen van een wijs oud man uit de nieuwe, niet door een last van eeuwenoude traditie bezwaarde gewesten overzee bezaten. Hij ver- | |
[pagina 32]
| |
stond de kunst, eenvoudig en rustiek te zijn als Rousseau en spiritueel als Voltaire. Men begrijpt dan ook het enthousiasme, dat zijn (enige) ontmoeting met Voltaire in de vergadering van de Académie des Sciences op 29 april 1779 opwekte. Op aandringen van de aanwezigen omhelsden de twee beroemde oude heren elkaar à la française. Den indruk dien dit maakte, is neergelegd in de bekend geworden woorden: Qu'il est beau de voir s'embrasser Solon et Sophocle! De onmetelijke populariteit die Franklin in Frankrijk genoot, blijkt ook uit het aantal afbeeldingen dat van hem in omloop was. Er zijn talrijke portretten en bustes van hem gemaakt; hij was te krijgen als beeldje en als medaillon en men kan nauwelijks een gebruiksvoorwerp bedenken waarop zijn beeltenis niet is voorgekomen. Voor de marmeren buste die Houdon in 1778 van hem maakte, schreef Turgot het beroemde epigram: eripuit coelo fulmen sceptrumque tyrannis (hij heeft aan den hemel den bliksem ontrukt en aan de tyrannen den scepter). Franklin, die graag geprezen werd, maar die ook gevoel voor proporties had, heeft het eerste deel van deze uitspraak gaarne aanvaard, maar tegen het tweede bezwaar gemaakt: it ascribes too much to me, especially in what relates to the Tyrant; the Revolution having been the work of many able and brave men, wherein it is sufficient honour for me if I am allowed a small share. Vrij van zorgen waren de Franse jaren overigens helemaal niet. Zijn taak als diplomaat was vaak moeilijk: de oorlog ging niet steeds al te best; de Franse regering moest telkens weer tot nieuwe hulpverlening bewogen worden; de Engelse spionnage beloerde hem tot in den kring van zijn naaste medewerkers en hij had met persoonlijke tegenkanting van landgenoten, zowel te Parijs als in het vaderland, te kampen. Hij heeft echter het succes van den vrijheidsoorlog mogen beleven en heeft in 1783 namens de Verenigde Staten het vredesverdrag met Engeland mede kunnen ondertekenen. In 1785 keerde hij na een afwezigheid van acht en een half jaar naar zijn land terug, waar hij met groot enthousiasme verwelkomd werd. Door zijn verkiezing tot President of the Council van Pennsylvania en wat later door zijn afvaardiging naar de Constitutional Convention werd hij hier dadelijk geheel in de binnenlandse politiek opgenomen. Het ziet er niet naar uit, dat hij in deze Convention veel werkelijken invloed heeft uitgeoefend. Zijn adviezen werden met groot respect ontvangen, maar zelden opgevolgd. Tweemaal werd hij in zijn eigen staat nog tot President of the Council herkozen, maar zijn kwalen beletten | |
[pagina 33]
| |
hem in het laatste jaar steeds meer, de zittingen bij te wonen. Op 17 april 1789 is hij overleden; hij was toen reeds een van de grote nationale figuren van de Verenigde Staten, die met Washington in een adem genoemd werd, en hij is dat tot op vandaag gebleven.
In het bovenstaande is het een en ander over Franklin's leven en over zijn werk als physicus verhaald. Wij doen tenslotte even beknopt nog enkele grepen uit het onuitputtelijke onderwerp dat door zijn menselijke persoonlijkheid gevormd wordt. Zijn autobiografie, de nog steeds herdrukte Memoirs, vormt daarvoor een rijke en in vele opzichten ook wel betrouwbaar lijkende bron. Dat laatste spreekt bij autobiografieën niet vanzelf. Wie zijn eigen leven beschrijft, kan heel goed onbewust zichzelf en bewust zijn lezers bedriegen. Franklin schrijft echter met zulk een ontwapenende openhartigheid, dat men hem wel geloven moet. Hij begint met de motieven op te sommen die hem tot het neerschrijven van zijn levensherinneringen drijven en noemt daaronder ook de bevrediging van zijn ijdelheid (I may as well confess it, as the denial of it would believed by nobody). Hij vindt ijdelheid overigens geen eigenschap om zich voor te schamen: zij brengt veel goeds voort en in vele gevallen zou het nog niet zo dwaas zijn, God er even goed voor te danken als voor andere goede dingen des levens. Even eerlijk komt hij er voor uit, dat hij tal van eigenschappen die hem, naar hij verwacht, als deugd aangerekend zullen worden, bewust cultiveert en ten toon spreidt. Volgens een verhaal van Plutarchus pasten de Atheners op Aristides den versregel van Aeschylus toe: Want hij wil niet slechts rechtvaardig schijnen maar rechtvaardig zijn. Voor Franklin geldt het omgekeerde: hij wilde niet slechts, zoals hij zelf vertelt, in de jaren van zijn opkomst te Philadelphia soliede, sober en arbeidzaam zijn, maar ook allen schijn van het tegendeel vermijden: I drest plainly; I was seen at no places of idle diversion. I never went out a fishing or shooting; a book, indeed, sometimes debauched me from my work, but that was seldom, snug, and gave no scandal; and, to show that I was not above my business, I sometimes brought home the paper I purchased at the stores through the streets on a wheelbarrow. Hetzelfde element van berekening schuilt in de eerlijkheid en openhartigheid die hij in diplomatieke onderhandelingen aan den dag legde. Hij bezat beide eigenschappen van nature, maar hij had ook gemerkt, dat het een goede tactiek was, ze vooral daar ten toon te spreiden, waar men ze het minst verwachtte; het werkte in ieder geval verwarrend. | |
[pagina 34]
| |
De autobiografie - men heeft het boven reeds kunnen merken - heeft een sterk moraliserenden inslag. Met tal van andere self-made men heeft Franklin de merkwaardige eigenschap gemeen, dat zij hun succes in het leven liever voorstellen als effect van vlijt, oppassendheid en goeden wil dan als gevolg van een aangeboren begaafdheid. Zo doet ook hij steeds, alsof iedereen die maar wil, het ook wel zo ver kan brengen. Hij geeft graag goeden raad, hoe men het moet aanleggen om deugdzaam en om welvarend te worden, welke twee dingen in zijn denken zeer nauw met elkaar samenhangen. Voor het eerste zet hij in zijn autobiografie een compleet oefensysteem uiteen; over het tweede handelt een geschrift met den typerenden titel The Way to Wealth, een herhaaldelijk herdrukt essay, na de Memoirs zijn meest gelezen werk. Een mooie gelegenheid, zijn neiging tot moraliseren bot te vieren en tegelijkertijd winst te maken, werd hem geleverd door wat wellicht zijn meest geslaagde commerciële onderneming is geweest, den almanak, die naar een daarin optredende, door hem zelf geschapen literaire figuur den naam Poor Richard kreeg. In dit werkje, dat practisch in geen enkele huishouding in Pennsylvania ontbrak, kon men natuurlijk vooreerst alles vinden wat men van een almanak verwachtte: een kalender met astronomische en astrologische gegevens en weersvoorspellingen, maar verder anecdoten, geestigheden en, vooral, goede spreuken en morele aphorismen. Een stalen geheugen, puttend uit den neerslag van oneindige lectuur, stelde hem in staat, jaar in jaar uit, zijn lezers behartigenswaarde uitspraken en zegswijzen voor te zetten. Het zou bepaald onjuist zijn, hier alleen aan winstbejag te denken. Hij deed niets liever dan zijn medeburgers onderrichten om ze daardoor te verbeteren. Hij werkte graag ten algemenen nutte. In Philadelphia heeft hij voor verscheidene sociaal nuttige instellingen (een openbare leesbibliotheek, de academie waaruit de universiteit van Pennsylvania is voortgekomen, een ziekenhuis, een onderlinge brandassurantie) òf zelf het initiatief genomen òf dat van anderen in woord en geschrift krachtig ondersteund. Wanneer hij daar als drukker en uitgever wel bij voer, was hem dit natuurlijk des te liever. Openhartig als steeds vertelt hij zelf daarvan een typisch voorbeeld. Er bestond in Pennsylvania in 1728 groot meningsverschil over de vraag, of het al dan niet gewenst was, meer papiergeld in omloop te brengen. De grote meerderheid der bevolking was er voor, de rijke burgerij er tegen. Franklin schreef nu een brochure, A Modest Enquiry into the Nature and Necessity of a Paper Currency, waarop de voor- | |
[pagina 35]
| |
standers van de uitbreiding in de volksvertegenwoordiging zich konden beroepen, terwijl er geen betoog van de andere zijde tegenover kwam te staan. Zij kregen daardoor de meerderheid. My friends, schrijft Franklin hierover, who conceived I had been of some service, thought fit to reward me by emplying me in printing the money; a very profitable job and a great help to me. This was another advantage gained by my being able to write. De laatste gedachte keert in de Memoirs telkens terug: welk een voorrecht, de gave van een goeden stijl ontvangen te hebben! Hij kon inderdaad uitmuntend schrijven: eenvoudig, helder, overtuigend, geestig, met verrassende wendingen, originele beelden en sprekende citaten, gevoelig als er aanleiding toe was, bij andere gelegenheden vurig verontwaardigd en, als het moest, bijtend satyrisch. Hij deed het al als jonge man te Londen; hij deed het nog, toen hij de grote oude wijze man in Passy was. Als 19-jarige typograaf kreeg hij Wollaston's boek The Religion of Nature Delineated te zetten (een verdediging van het orthodoxe geloof met natuurlijke en redelijke argumenten). Toen hij er mee klaar was, had hij ook al een rationalistische verhandeling er tegen geschreven, A Dissertation on Liberty and Necessity, Pleasure and Pain, die hij zelf drukte. En zestig jaar later voerde hij zijn actie ten bate van de Verenigde Staten niet in de laatste plaats door zijn artikelen in het tijdschrift Affaires de l'Angleterre et de l'Amérique, terwijl hij de kleine essays, bagatellen en verhalen, die hij in dezen tijd voor zijn vriendenkring schreef, op een eigen pers eigenhandig drukte. De liefde voor het drukkersambacht heeft hem nooit verlaten. In Philadelphia had hij zijn succes mede hieraan te danken, dat hij beter werk leverde dan zijn concurrenten en als oud man was het nog altijd een liefhebberij van hem, sierdrukwerk te maken. Hij bezat den rechtmatigen trots van den goeden ambachtsman en al de hoge waardigheden die hij bekleedde, hebben hem er nooit van weerhouden, zich allereerst als drukker te blijven voelen en betitelen. Zijn testament begint zo: I, Benjamin Franklin, Printer, Late Minister Plenipotentiary from the United States to the Court of France, now President of Pennsylvania... Zo is dit gehele lange leven steeds in de sfeer van de drukpers en haar voortbrengselen krant, brochure, tijdschriftartikel, boek blijven verlopen. Het is dan ook zinrijk, dat men ter gelegenheid van zijn jubileum in de Verenigde Staten het plan heeft opgevat, al zijn geschriften in een grote moderne, door de Yale University Press te verzorgen, uitgave, die 25 à 30 delen zal omvatten, te verenigen. Zijn voortbestaan in het geheugen der mensheid zal er voorgoed door verzekerd zijn. | |
[pagina 36]
| |
In de Verenigde Staten zelf zou hij overigens ook zonder dat wel voortleven, al was het alleen maar in de talrijke anecdoten die daar van hem in omloop zijn en die, hoewel historisch menigmaal aanvechtbaar, onvervreemdbare trekken van zijn persoonlijkheid bewaren. In een van de bekendste daarvan wordt hem toegeschreven, dat hij, toen bij de ondertekening van de Declaration of Independence de president van het Congres, als eerste zijn naam zettend, verklaarde: We must be unanimous; there must be no pulling different ways; we must all hang together, hierop zou hebben gereageerd met de opmerking: Yes, we must indeed all hang together; or most assuredly we shall all hang separately. Dit horende kan men zich voorstellen, dat op de vraag, in hoeverre Franklin aandeel heeft gehad in den tekst van de Declaration of Independence (hij zat in de commissie van redactie, maar schijnt Jefferson's concept slechts in details gewijzigd te hebben) als antwoord kon gegeven worden: blijkbaar weinig; anders zou er wel een grapje in staan. |
|