licht onder de machtige toegangspoort zag men op een gegeven moment het kleine, zwarte, gladharige hondje met zijn spits snuitje langs de benen van Albert Van Dalsum glippen.
Maar niet slechts de belangrijke feiten en feestelijke gebeurtenissen hadden Knaaks interesse. Zijn normale dag-indeling was volkomen op het studentenleven ingesteld: 's morgens dribbelde hij rond bij de vroegste practica, in de loop van de ochtend woonde hij colleges van verschillende faculteiten bij, men zag hem in de hortus botanicus en in de stallen van de veeartsenijkundige hogeschool. Bij promoties ontbrak hij zeer zelden; hij zat dan aan het eind van het middenpad, recht achter de rug van de promovendus, die, als hij Utrechtenaar was, Knaak gemist zou hebben indien het hondje daar niet gezeten zou hebben.
Voorkeur voor de ene of de andere faculteit liet Knaak nooit blijken en hij bezocht zowel de sociëteit van het Roomse Veritas als het neutrale P.H.R.M. Hij at zelden of nooit thuis in de Zuilenstraat, maar haalde zijn kostje op bij de mensa in het Universiteitshuis of aan huis bij een student, bij wie hij kort en dringend om toegang geblaft had; er was geen student, meisje of jongen, die Knaak niet wist te vinden.
Knaak was zeer zwijgzaam, hij blafte alleen veel in de groentijd, die hem nerveus maakte en waarmee hij weinig op scheen te hebben, al was het reeds heel veel jaren geleden dat studenten getracht hadden hem dupe van hun grapjes te maken. Knaak oefende belangrijke invloed uit op de ijver van de studerende jeugd, louter en alleen door zijn aanwezigheid. Er ging, naar het scheen, een inspirerende kracht van hem uit, men voelde dat hij ten opzichte van iedere student van zorg was vervuld. Niemand die eraan twijfelde, of hij had zich in zijn lange levenstijd veel kennis vergaard, ook daarop berustte zijn autoriteit.
Tot zover deze schets van Knaaks leven, geschreven naar aanleiding van zijn plotselinge verdwijning, nu ruim twee weken geleden, die in de Utrechtse studentenwereld met gevoelens van onbehaaglijkheid is ervaren. Bij een normale hond denkt men in zo'n geval aan een verkeersongeval of aan een eenzame dood in een rustig hoekje. Wat Knaak betreft is daar geen sprake van, niemand accepteert de gedachte aan de dood van dit dier, dat al zoveel, eertijds vaststaande, wetenschap overleefd had.
Sommigen brengen zijn verdwijning in verband met zijn eerste studentenbaas, die dan ergens opgedoken zou moeten zijn, teruggekomen uit Argentinië, Tibet of waarvandaan dan ook. Anderen denken aan zijn vroegst