De Gids. Jaargang 114
(1951)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
Fred. L. Polak
| |
[pagina 309]
| |
der-televisie niet meer voorstelbaar is. De wereld zal zijn mèt televisie (in welke technische vorm dan ook) of zij zal niet zijn. Voor de niet-technische waarnemer is slechts dit feit relevant. Hij vraagt niet naar het aantal beeldlijnen, noch naar het aantal zendstations of ontvangsttoestellen hic et nunc, in dit land vergeleken met dat land. Het is niet meer interessant, dat Engeland nu ± 1 mln toestellen in gebruik heeft en Amerika naar schatting 10 à 12 mln. Het gaat hierom, dat binnen een vrij beperkt aantal jaren, het eerst in de landen met het hoogste nationale inkomen, in doorsnee elk gezin een televisietoestel zal bezitten. Ook in het verarmde Nederland is dat tijdstip afzienbaar. Niet alleen dat: het is voor de toekomst ondenkbaar, dat een souvereine natie, zolang het enge nationalisme hoogtij viert, ontvangsttoestellen zou hebben zonder eigen zendstations. Gezien de toenemende actie-radius van het zendvermogen kan geen land meer een geïsoleerd eiland blijven, omdat zijn inwoners door de zendgolven zelfs van verre en vijandige buitenlandse stations kunnen worden ‘overstroomd’. Elk land zal, beducht voor het zieleheil der burgerij, zich eigen beeld-uitzendingen moeten verschaffen en tot dat doel uiteraard zijn specifieke problemen hebben op te lossen. Zo Nederland de organisatorische verhouding tot de monopolistische posities van Philips als producent, van de radio-omroepzuilen, van de Bioscoopbond enz., de financiering en de inpassing in het nationaal-economisch program, het toezicht van overheidswege e.d. Voor een groot deel zijn dit mede vragen, uiterst gewichtige vragen voorzeker, van regeringsbeleid, die ik hier om die reden ter zijde moet laten. Hier moge slechts gesteld worden: ook voor Nederland is het allang niet meer de vraag of de televisie komt, maar alleen hoe zij komt en werkt. Deze veralgemeende zienswijze voert terug tot het breder verband van de betekenis der televisie voor die landen, als het onze, gerekend tot de Westerse cultuur-kring. Deze zienswijze impliceert echter eveneens een wijziging van een in de litteratuur veelszins gebezigde probleemstelling, n.l. die van remmen-of-bevorderen, vastgeknoopt aan beschouwingen-type-vloek-of-zegen. Deze probleemstelling acht ik irrealistisch. Wij kunnen de televisie niet dan zeer tijdelijk ietwat afremmen. De televisie komt in elk geval en zelfs betrekkelijk snel. De vraag naar goed of kwaad ligt bij de televisie principieel niet anders dan bij alle vooruitgang van de techniek. De techniek schrijdt voort, onverschillig voor ons gemoraliseer. Trouwens, de moraal zelve ondergaat veelal onbewust mede de invloed van de techniek. Naarmate de techniek zelve een meer motorisch en dynamisch karakter draagt, wordt het conflict der generaties scherper, hun relatieve afstand in | |
[pagina 310]
| |
tijd groter. De televisie moge werken met een zwart-wit-beeld, tot haar eigen beoordeling is deze antithetische constructie ondeugdelijk. Goed en kwaad, waardevol en onwaardig, liggen in de televisie beide besloten als in elk product van techniek. Niet de volstrekte tegenpool, maar het tweepolig oordeel des onderscheids, generatieverschillen en eenzijdige vooroordelen overbruggend, vorme het uitgangspunt tot beter begrip. Niets is moeilijker voor de tijdgenoot dan objectief te waarderen in hoeverre het nieuwe beter is of wel slechter dan het bestaande of voorafgegane. Voor de ‘laudator temporis acti’ is het komende en groeiende per definitie in wezen verval. Voor de gemiddelde, moderne mens van de ‘nieuwe wereld’ daarentegen is het nieuwe identiek met beter, technische perfectie wegbereider naar het komend paradijs op aarde. Het is de vraag of en in hoever wetenschappelijke analyse kan bijdragen tot verhelderende, aanvaardbare oordelen over de waarde van het geschiedgebeuren, niet alleen achteraf, doch ook - en daarom gaat het hier - vòòraf. Volgens mijn persoonlijke overtuiging heeft hier met name de sociologie een taak te vervullen. | |
ProbleemstellingNaar dit sociologisch gezichtspunt zou de probleemstelling t.a.v. de televisie als een ten minste drievoudige kunnen worden beschouwd:
1o welke is de bijzondere aard van de televisie, welke haar een geheel eigen plaats verschaft in de technische beschavingsgeschiedenis en haar algemene problematiek?
2o welke potentiële invloed en ambivalente uitwerking valt, vooruitziende, toe te schrijven aan de televisie t.a.v. de sociale en culturele ontwikkeling, vooral in onze Westerse beschavingskring?
3o welke invloed kunnen en moeten wij mensen, naar menselijke waardemaatstaven, omgekeerd uitoefenen op de concrete ontwikkeling van de televisie?
Het is evenwel niet mogelijk deze ruime probleemstelling in het enge kader van dit opstel uit te werken. Een dergelijke studie moet nog verricht worden. De tot dusver verschenen onderzoekingen gaan weinig diepGa naar voetnoot1. De reportage van een televisie-enquête, voor kort gepubliceerd in de N.Y. | |
[pagina 311]
| |
Times, is interessant, doch zuiver anecdotisch. Hier moge ik beproeven een middenweg te volgen. De vraagstelling wordt dan een geheel andere. Niet meer: wat is de in theorie meest logische, systematisch verantwoorde opzet ter bestudering van de televisie? Doch: hoe kan in een kort bestek het meest essentiële van de televisie worden naar voren gebracht? Zo heb ik dan consequent getracht uit mijn verzamelde aantekeningen al datgene weg te schrappen, wat niet volstrekt onmisbaar scheen om tot het wezen der zaak door te dringen. Ten slotte hield ik er nog een achttal over, die ik hier in de vorm van stellingen wil weergeven. Voor het apodictisch en provocerend karakter behoef ik mij niet te verontschuldigen: daarvoor zijn het stellingen. De bepaling van wat wezenlijk is, blijft echter, hoe ook philosofisch verdedigd, altijd willekeurig en eigenmachtig. De uitwerking geeft niet meer dan de gekozen axiomata reeds impliceren. Met de erkenning hiervan is derhalve een voorbehoud omtrent mogelijk afwijkende zienswijzen gesteld. | |
Stellingen aangaande televisieI De televisie is naar draagwijdte, werkingssfeer en tijdswende op één lijn te stellen met de uitvinding van de boekdrukkunst.
II Vergelijkbaar allereerst wegens de fundamentele overeenkomst van het menselijk gezichtsvermogen als voertuig en de aldus veroorzaakte structurele omwenteling der samenleving in de wijze van ‘ogenblikkelijke’ communicatie tussen mensen; vergelijkbaar overigens op essentiële punten juist wegens diepgaande verschillen, het meest karakteristiek voor beider eigen aard.
III Verschil, omdat de kostbare televisie vooral blijkt te zullen worden ‘het boek der armen’.
IV Verschil, omdat zelfs het geïllustreerde boek de individuele, innerlijke ver-beelding terstond en voortdurend aan het werk zet, het uitgezonden beeld daarentegen gemeenlijk een materialistisch vatbare af-beelding voor collectief, uitwendig gebruik kant en klaar aflevert, niet zozeer vragend om persoonlijke, geestelijk-herscheppende toevoeging, als wel indringend door suggestieve, mechanische nawerking.
V Verschil, omdat de televisie is het massa-medium bij uitstek, gericht op geconcentreerd bereik van de grootst mogelijke hoeveelheid mensen in de kleinst mogelijke tijdseenheid. Omdat televisie de kijkers maximale uit- | |
[pagina 312]
| |
breiding van tijdruimtelijke omgeving verschaft bij minimale persoonlijke inspanning.
VI Verschil, omdat, aangezien het kijken naar televisie als regel zelf geen lees-techniek of nadenken vereist (vgl. IV), haar invloed mede dientengevolge eerder (de jeugd), vlotter (druk op de knop) en opwekkender (na vermoeiende arbeid) werkt, dus een natuurlijke weerloosheid uitbuit en tot kunstmatige verslaving omzet.
VII Verschil, omdat de televisie haar werking uitoefent tegelijk vrijwel continu èn discontinu, d.w.z. in een grote hoeveelheid kleine afgeronde onderdelen gesplitst, zodat deze werking zowel geregelder en intensiever (elk uur van elke dag) als per dag gevarieerder (uitgebreide keuze-programma's van korte duur) en onsamenhangender kan zijn.
VIII In het voorgaande is in principe, alleen reeds door vergelijking van overeenkomst en verschil met het boek, over de televisie alles gezegd èn niets: wezen, werking en waarde der televisie zijn immers in de practijk vertaalbaar als vragen van exploitatie en programma.
Een korte toelichting op elk dezer stellingen zij, voor zoveel nodig, veroorloofd. Het zal wel geen verwondering wekken, indien daarbij toch af en toe de drie hoofdpunten van de meer theoretische probleemstelling om de hoek komen kijken. | |
IDe beide belangrijkste uitvindingen in het verkeer tussen mensen vormen wel onbetwistbaar de taal en het schrift. Uit de beschavingsgeschiedenis kunnen zij niet worden weggedacht. Zij vormen elk een conditio sine qua non. Hun aanwending berust op de beide zintuigen, resp. gehoor en gezicht. Taal en schrift, product van het menselijk denken, zijn op hun beurt onmisbare schakels in de ontwikkeling van dit denken. Van alle belangrijke uitvindingen en toepassingen, waartoe de ontwikkeling van het denken heeft geleid, is van de eerste 15 eeuwen onzer jaartelling, naar vrij algemene opvatting, wel de belangrijkste voor de verbreiding der beschaving die der boekdrukkunst. Naar deze opvatting wordt hiermee de overgang voltrokken van de Middeleeuwen naar de Nieuwe Tijd. Het denken der enkelingen komt aldus ter beschikking van alle denkenden en studerenden. Kennis, geloof en wetenschap worden uit hun kluisters (of althans kloosters) bevrijd, verbreiden zich in gedrukte vorm | |
[pagina 313]
| |
onder hen, die kunnen lezen, dwingen meer en meer tot leren lezen, lokken uit tot verwerving van meer kennis. Boeken brengen nieuwe boeken voort. Bibliotheken vullen zich. De bibliografie ontstaat. Als het boek gemeengoed is geworden van hoofd- en handarbeiders, van kinderen en keukenmeisjes, van deskundigen en leken - dan is inmiddels een nieuwe cultuur ontstaan. Een cultuur, die met de beeldroman over haar hoogtepunt geraakt. Nieuwe mijlpaal: de televisie. Wie kon bevroeden, toen Gutenberg het Boek der Boeken, de Mainzer Bijbel drukte, of Laurens Janszoon Coster te Haarlem met letterdruk voor den dag kwam, dat hiermede een revolutionaire ontwikkeling in de menselijke samenleving werd aangevangen (voorbereid overigens door de vinding van het papier)? Zijn wij nu met scherper inzicht in het komende begiftigd, wanneer de televisie wordt verondersteld een nieuwe aera te openen? Alleen de toekomst kan het leren. Maar waarom b.v. niet een communicatiemiddel als de auto, het vliegtuig, de telefoon of de radio gekozen? Zeker ook zij, en voorts de stoommachine, de atoomkern-energie en de vol-automatisering waren of zullen zijn: revolutionerende vernieuwingen van het maatschappijbeeld. Deze liggen echter voor een deel in een ander vlak. Waarom het hier gaat, dat is het wegvallen van de kloof tussen elite en massa. Het boek bracht een stuk cultuur, gereserveerd voor uitverkoren enkelingen, zij het nu via wastafeltjes of perkamenten rollen, geleidelijk onder het bereik van een uitdijende groep ‘geletterden’ en tenslotte, via de leerplicht, van een ieder in onze ganse cultuurkring. Het boek vormde, langs de weg van onderwijs en opvoeding, zowel brug tot als spiegel van volkscultuur. De televisie doet het zelfde: sneller, op nog veel ruimer schaal, een groter aantal gebieden bestrijkend en zelfs zonder enige leerplicht of voorafgaande vorming, vlot te volgen voor ieder, die letterlijk uit zijn ogen kan kijken. Maar juist die overrompelende, moeiteloze voltooiing der gelijkmaking op cultureel gebied vervult met grote bezorgdheid. Het boek trok menigeen op naar de beperkte elite, vormde een verbreding van de top der pyramide. Het boek was, althans in zijn eerste grote doorstoot, aristocratisch. Ook als voorwerp van boekdruk-kunst. De televisie richt zich van den aanvang af en rechtstreeks welbewust tot het gehele volk, zij is volstrekt democratisch. Dat verdient alleszins toejuiching, zolang de doelstelling en het resultaat ook hier is: verheffing van en niet afdaling tot de heffe des volks. Niet alleen het tempo, maar vooral de richting kan een tegenstelling gaan vormen tot de spreiding van het boek. Beoogt de televisie verbrei- | |
[pagina 314]
| |
ding van niet voor ieder toegankelijke schatten van verworven cultuur? Of schept zij zelf een nieuwe vervlakte volkscultuur, wordt de proletarische volkssmaak tot maatstaf aller dingen? Kan er sprake zijn van televisie-kunst? Dient haar twee-lettergrepige afkorting speciaal de ongeletterden? De ontsluiting van de electronica ontsluit stellig een nieuw tijdperk voor de mensheid: voortgezette ontwikkeling van de homo sapiens of ontstaan van de homo electronicus? | |
IIVeelal wordt de televisie beschouwd als verlengstuk van de radio. Ten onrechte. Zij zijn wezenlijk verschillend. Ook indien de beeld-uitzending gecombineerd is met geluidsomroep (gesproken woord, muziek of klankbeeld). Ik meen, dat principieel gezicht en gehoor, het visuele en het auditieve bij de mens te onderscheiden vallen. Het visuele werkt enerzijds, naar wel aangenomen mag worden, sterker bij het merendeel der mensen, vergt anderzijds minder inspanning, hetwelk de sterkere werking wellicht nog versterkt. Nu moet evenwel verder worden gedifferentieerd. Er is visueel en visueel. Niets doet wellicht scherper het eigen wezen tot uiting komen dan een voortgezette vergelijking tussen boek- lezen en beeld- kijken. Weliswaar vormt het oog het voertuig zowel voor de lezer als voor de kijker. Het boek echter met zijn letterbeeld moet tot nader begrip nog in beelden van eigen voorstelling worden overgezet, de televisie maakt als directe beelduitzending deze tussenschakel of vertaling vrijwel overbodig (vgl. sub IV). De lezer denkt ook mee met de schrijver. De televisie-ontvanger kijkt enkel naar de uitzender. In beide gevallen legt het oog een band tussen mensen, leest tussen-menselijke mededelingen af, brengt een tijdelijke communicatie tot stand, verenigt wat in tijd of althans in ruimte gescheiden is. Het is deze verbinding tussen aanvankelijk geïsoleerde mensen, de overbrenging van gedachtebeelden en van gebeurtenissen-op-een-afstand, het ver-zien (tele-visie), een en ander op uitgebreide schaal (wat de aantallen lezers en kijkers betreft), die zelf weer een nieuw maatschappijbeeld van sterk gewijzigde structuur doet ontstaan. Terwijl evenwel het zien voor de lezer overwegend middel is tot eigen gedachteleven, is het zien voor de kijker doel op zichzelf, gedachteloos. Het visueel effect is bij de televisie primair. Naast en tegenover de fundamentele overeenkomst tussen boek en televisie als-communicatiemiddel, door middel van het menselijk oog, geeft nadere ontleding toch principiële ver- | |
[pagina 315]
| |
schillen aan, die vrijwel alle voortvloeien uit tweeërlei aanwending van het gezichtsvermogen n.l. als middel en als doel, of indien ik het zo simpel mag uitdrukken, resp. uit weet-gierigheid en uit nieuws-gierigheid. | |
IIIHet kijken naar een televisie-uitzending kost veel geld (aanschaffing van het ontvangsttoestel), maar als regel weinig inspanning. Merkwaardigerwijze doet zich in alle landen, waar de televisie zich onder de bevolking verbreidt, éénzelfde ervaring voor. Namelijk deze, dat de kans op aanschaffing omgekeerd evenredig is aan de welstand van de betrokkene. Het grootste aantal toestellen vindt men naar verhouding verreweg bij de minst draagkrachtigen. Zowel de Engelse als de Amerikaanse statistieken geven het beeld, dat de toestellen overwegend worden aangekocht, veelal met behulp van afbetaling, in de klassen der lagere en middelbare inkomens. Men kan derhalve hieruit afleiden, dat de televisie vooral in de smaak valt bij de gewone man, omgekeerd bestaat hierdoor de neiging zich te richten naar de smaak van de gewone man. Naar het zich laat aanzien wordt de televisie het ‘biblium pauperum’. De minst welgestelden zijn niet alleen de meest vooruitstrevende kopers, maar blijven ook de meest geestdriftige kijkers. In Amerika werden bij contrôle ten huize van steuntrekkers in veel gevallen T.V.-antennes aangetroffen. Voor de keuze gesteld: intrekking van de steun of verwijdering van televisie, koos het merendeel voor intrekking van de steun! Arme televisie-houders kopen de illusie van luie kapitalistische heren, die door op de knop te drukken hun nijvere slaven doen optreden om zich door hen naar luim en gril van het ogenblik te doen vermaken of, al naar het hun belieft, ze verveeld weer terug te schoppen naar het duister van hun kerkers. De ontwikkeling is in dit opzicht volkomen tegenovergesteld aan die van het boek. Dat begon bovenaan en drong naar beneden. De televisie begint onderaan en dringt naar boven. Zo wordt hetzelfde probleem onder verschillende belichting telkens opnieuw gesteld. | |
IVIndien bij de minder ontwikkelden het visuele niet dient tot meer ontwikkeling, doch vrijwel uitsluitend tot bevrediging van de kijklust, is dit niet zonder gevaar van afstomping en verdoving. Het boek appelleert aan het brein tot vertaling der waargenomen letterbeelden. Actieve inspanning en | |
[pagina 316]
| |
gebruik van het voorstellingsvermogen zijn vereist. De televisie vereist dit niet onvoorwaardelijk. Integendeel men kan de beelden aan zich voorbij doen trekken, zonder dat het ziele- en gedachte-leven daarbij betrokken worden. Alleen bij de kinderen wordt de eigen fantasie nog geprikkeld - dan echter weer te vroeg, te veel of verkeerd (vgl. sub VI). Volwassenen daarentegen zullen bij televisie als regel de geestelijke toegang afsluiten voor de idee en het spirituele. De televisie, welke het visueel effect als laatste doel beoogt, moet een materialistische werking uitoefenen. Het zintuiglijke, sensualistische wereld-beeld verdringt al wat niet zintuiglijk waarneembaar is, met inbegrip van de hoogste cultuur-waarden. De sensatie en het sensuele beheersen de kijkers. Ver-ziende worden zij kortzichtig en verblind. Het door ruimtelijke afstand onzichtbare wordt voor hen zichtbaar gemaakt, doch het zicht op al, wat niet empirisch of pragmatisch waarneembaar is, verdwijnt. De beelduitzending kweekt een laag bij de gronds wereld-beeld, waarin voor het bovenaardse nauwelijks meer plaats is. De verslaafde en verslapte kijkers verliezen zichzelf in de ruimte. Een of of meermalen per week uitgang naar de filmvoorstelling vormde reeds een voorbereiding tot escapisme. De film bij voortduring in de huiskamer, onophoudelijke afwisseling van beelden buiten de eigen werkelijkheid, voortgezette nerveuze overprikkeling van het netvlies, misbruiken het zintuiglijk organisme, verwarren het zenuwstelsel. De lezer, die innerlijk beleeft en meeleeft, wint aan persoonlijkheid, de kijker, die aan het geziene niets van zichzelf toevoegt en slechts aan de buitenkant door mechanische stimulantia wordt geraakt, verliest aan persoonlijkheid. Het tele-visiebeeld beweegt zich letterlijk aan de uitwendige oppervlakte van het scherm, kweekt oppervlakkige, inhoudsloze mensen. Twee-dimensionale mensen, mee-bewegend in tijd en ruimte, zonder diepgang. Buitenkantsmensen, aan wier ogen het gebeuren snel voorbijtrekt, steeds onberoerd, zonder dat iets onder hun huid dringt, noch onder het bewuste. De afstand verdwijnt, toch blijven zij gedistancieerd. De massasuggestie, werkzaam door collectieve, gestandaardiseerde prikkels, doet stil maar zeker haar werk van vervlakking en ontpersoonlijking. Zoals het kernprobleem in verschillende gedaante terugkeert, zo ook stelt de televisie ons telkens opnieuw voor de paradox van haar werking. Hoe groter de mobiliteit en activiteit van de uitgezonden beelden, des te groter van de weeromstuit de immobiliteit en de passiviteit van de menselijke beeld-ontvangers. Het typische kenmerk van de gemechaniseerde vermaaksindustrie. Enkelingen zijn creatief bezig om zorg te dragen voor de | |
[pagina 317]
| |
recreatie van ontelbaren, die hiervoor niet meer behoeven te doen dan naar hen te kijken, zonder hun stoel zelfs nog te hoeven verlaten, zoals zij die voorheen tot kijkspel nog arena, stadion of bioscoop hadden te bezoeken. Door het starogig, afgodisch vereren van levende beelden kunnen de ogen van een gans volk bedorven worden, kan een ganse cultuur ten dode verstarren. | |
VTelevisie is het massa-communicatie-middel bij uitstek, gericht op het bereiken van de grootst mogelijke hoeveelheid mensen in de kleinst mogelijke tijdsruimte. Televisie heeft een sterk kwantitatieve inslag. Zeker, ook schrijvers en uitgevers dromen zich heden ten dage dat hun boeken met vereende krachten best-sellers zullen mogen worden. Er verschijnen echter, zij het in ontstellend snel afnemende mate, naast kitsch nog boeken van kwaliteit. Bovendien vraagt het lezen van een boek nog steeds enige tijd en moeite. Televisie is geconcentreerd en gecomprimeerd. De aandacht van een enkele kijker kan men misschien langere tijd boeien. Men kan echter niet alle kijkers al te lange tijd voor één onderwerp vasthouden. Het videotorium raakt snel uitgekeken. Het eist steeds nieuwe sensaties en prikkels, in sneller tempo en afwisseling. De rust van het stil zitten voor het toestel maakt rusteloos. Niet te lange programma's dus, met veelvuldige variatie, van inhoud geschikt om de grote massa bezig te houden. Afstemming op de meest algemene, onpersoonlijke noemer, die laag is en zonder persoonlijke inspanning bereikbaar. Een massamedium dreigt steeds te verzinken in het moeras van massale mediocriteit, dat het zelf heeft doen ontstaan. Een niet zeer zorgvuldig gebruikt massa-apparaat heeft bijzondere aanleg om het grote euvel van deze tijd, de massificatie, nog te verscherpen. ‘Geef de massa, wat ze wenst’, betekent in de praktijk veelal: zorg dat de massa niet méér wenst, dan ge bereid zijt te geven, d.i. het minste van het minste of althans de grauwe middelmaat. Sedert mensenheugenis is er niet één communicatiemiddel geweest van zulk een ontzaggelijke potentie. Een middel tot massa-communicatie, dat immers kan uitgroeien tot een nieuw doel op zichzelf. Namelijk de grandioze bekroning van die grootste aller revoluties, welke wordt aangeduid als massa-productie. Massa-productie nu ten leste toegepast niet meer door de mens als schepper, maar op de mens als schepsel. Massa-productie, in de zin van aflevering van gestandaardiseerde robot-mensen door bewuste | |
[pagina 318]
| |
collectieve vorming van de publieke opinie. Televisie is de nieuwe mondiale massa-taal, die zich niet meer bedient van vaste lettterekens, doch van bewegende beelden. De taal, passend bij de geestelijke armoede van de moderne massa-mens. Millioenen mensen, verspreid over een gans continent, kunnen elk moment gezamenlijk worden bereikt. Ieder staatsman kan à la minute in elke huiskamer aankloppen, in persoon. Orwell schildert ons in zijn roman 1984 de permanente aanwezigheid van het controlerend oog van de dictator (‘Big Brother Is Watching You’), resp. van zijn ‘gedachtenpolitie’, via het huiselijk televisiescherm bij elk van zijn onderdanen. Ook zonder deze benauwende toekomstphantasie zijn de politieke implicaties bijna ondraaglijk. De politicus, die ‘telegeniek’ is, kan zich, afgezien van zijn overige verdiensten of gebreken, bovenmatige invloed verwerven. ‘Look before you vote!’, luidt thans een Amerikaanse verkiezingsslogan. Reeds leert de analyse van enkele Amerikaanse verkiezingsuitslagen, dat de oudere candidaat met minder theatraal talent het moest afleggen tegen de jongere, uiterlijk knappere en voor de lens attractievere candidaat, m.a.w. een politieke krachtsmeting volgens a-politieke criteria. Het moderne voorschrift luidt: ‘gouverner c'est télévoir’! De televisie kan het land veranderen in één enkele, reusachtige tribune, met de ganse bevolking als één enkele raadsvergadering of jury. De publieke opinie kan via het beeldscherm een nieuw schervengericht houden. De Griekse agora en het Romeinse forum herleven in de Amerikaanse huiskamer, welke tegelijk het privéleven buitensluit. De openbare staatszaken worden privaat en daardoor eerst recht openbaar. Een tweesnijdend zwaard! Welke nieuwe ongedachte kansen voor democratische controle op de overheidsgestie. En welke voor de hand liggende gevaren, dat de parlementaire werkzaamheden ontaarden tot sensationele circusvoorstellingen, de per stembus gekozen volksvertegenwoordigers dwingend op te treden als amateur-toneelspelers, belust op dramatisch of komisch effect, geleidelijk via de televisie-selectie plaatsmakend voor beroepsacteurs, de rol spelend van volksvertegenwoordigers: fatale verwisseling van waarden, kwaliteiten, functies en maatstaven. Welk een nuttig instrument om het publiek te interesseren voor de res publica. Welk een verleiding voor massa-propaganda. Welke kwalijke misbruiken zijn denkbaar - maar ook welke enorme mogelijkheden ten goede, indien bewust nagestreefd. Volksmassa's, in record-aantallen die nimmer tevoren voor één doel verzameld waren, kan men met overwinning van onderlinge afstand op éénzelfde ogenblik hetzelfde te zien geven. Wat zal men ze te zien geven? Ten aanzien van de televisie kan voortaan alleen nog in superlatieven wor- | |
[pagina 319]
| |
den gedacht. Zij legt de denkbaar grootste macht ter wereld - groter dan de grootste atoomkern-energie-voorraad - in handen van enkelingen. De grootste macht, omdat de televisie een omwenteling te weeg zal brengen in het bestaande stelsel van bewuste mens-vorming, dat wij opvoeding heten. De televisie kan dienen tot onmetelijke verbreding van een ieders persoonlijke horizon naar ruimte en tijd - zij kan ook dienen tot fabriekmatige aflevering aan de lopende band van de allerengste confectie-mensen. In beide gevallen is zij het sterkste middel ter beinvloeding en besturing van de mede-mens dat ooit aan de mens ter beschikking stond. De televisie, als meest massale en magnetische medium tot communicatie en propaganda, kan culturele kettingreacties veroorzaken, veel gevaarlijker dan de A- of H-bom. De televisie is, kortom, het machtigste tussenmenselijke communicatiemiddel. Een middel, maar tot welk doel? Communicatie, maar voor welk soort communiqué? Tussen mensen, maar tussen personen of tussen gedehumaniseerde creaturen? Machtsgebruik en machtsmisbruik liggen dichter bij elkander naar mate de grootte toeneemt. Of, zoals de Ouden reeds wisten, de kwantiteiten van tegengestelde kwaliteiten stijgen evenredig: optimi corruptio pessima. In de politieke machtssfeer dreigt steeds deze corrumperende kwaliteitsomslag. De wetenschap der politiek zal dan ook voor de toekomst met ingrijpende machtsverschuivingen (als gevolg van of in verband met de televisie) ernstig hebben te rekenen. Het beeldscherm zal tot barometer worden van het politiek en cultureel klimaat der volkeren. | |
VITwee typische kenmerken van de televisie, genoemd in de stellingen IV en V, krijgen eerst hun volle betekenis door hun elkander wederkerig versterkende werking èn door hun combinatie met een derde fundamentele factor. In de eerste plaats is geen spiritueel leven van de mens mogelijk zonder individuele, actieve inspanning. De televisie vraagt een dergelijk geestelijke inspanning niet (tenzij uitdrukkelijk en doelbewust daarop gericht), doch plaast een overwicht op het uiterlijk waarneembare als het bij uitsluiting ware, schuift een mechanisch-materialistisch wereld-beeld op de voor-grond. Het televisie-scherm vormt a.h.w. een ijzeren gordijn, dat het onzichtbare (‘there are more things in heaven and earth ...’) als nonexistent afwijst, dat alléén nog als echt doorlaat en bevestigt, wat ‘meets the eye’. Niet zonder reden worden in het Amerikaanse filmjournaal ‘the | |
[pagina 320]
| |
eyes and ears of the world’ gesymboliseerd niet door de mens, maar door de brullende en gapende koning der dieren. In de tweede plaats, een bevestiging van deze ‘animalistische’ tendentie door de massalistische inwerking van de technocratie, de mens beheersend als en opnieuw knedend tot kuddedier. De moderne massa-communicatie-middelen hebben immers niet alleen een intensief verkeer tussen de mensen geschapen, doch ook de mensen zelf, naar ziel en geest, herschapen. Dientengevolge hebben zij genoopt tot opbouw van de moderne massa-psychologie, die in wezen meer verwant is aan de instinctieve dierpsychologie dan aan de individuele diepte-psychologie van het onbewuste. De televisie kan in die zin dus een verder afslijpend element in het geestelijk uithollingsproces van onze tijd gaan vormen, welke ten leste een nieuwe dierspecies, de massa-onmens, voorbrengt. Het resultaat van wat ik zou willen noemen: televivisectie. In de derde plaats nu wordt dit gevaar nog weer verscherpt, omdat de televisie overal als in een strategisch aanvalsplan op de zwakste schakel aangrijpt. Langs verschillende toegangswegen dringt de televisie binnen en verovert zich haar plaats, maar steeds langs de weg van de minste weerstand. Vooral daar, waar de mens vrijwel weerloos is, waar een zwakke plaats is in zijn geestelijke wapenrusting, waar een ogenblik van zwakte is, waar de Achilleshiel bloot ligt. Biologische weerloosheid, wanneer de televisie profiteert van de jeugdige leeftijd der kijkers: veel meer dan het boek of de radio krijgt zij de jeugd in haar greep - de kinderen beneden 10 jaar en de kleuters vormen haar meest getrouwe lijfwacht. Physieke weerloosheid: bij vermoeidheid vormt de televisie een in geduchtheid toenemende concurrentie van rust, slaap of lichte afleiding en verstrooiing, die geen enkel compenserende inspanning vereisen. Psychische weerloosheid: een druk op de knop is voldoende voor de gemakzuchtigen en nieuwsgierigen, die als in de 1001 nacht slechts de lamp of de ring hoeven de wrijven om door de Geest op alle wenken materieel bediend te worden, zonderenige eigen geest-kracht op te brengen. Intellectuele weerloosheid: de minder en minst ontwikkelden ontvangen zo het geestelijk voedsel, dat voor hen verteerbaar is en dus hoofdzakelijk op zuivere zinneprikkeling moet zijn afgesteld. De verreikende invloed op de jeugd heeft zich in de U.S.A. in zo stormachtig tempo geafficheerd, dat enkele vluchtige enquëtes reeds de wereld der opvoeders tot op haar grondvesten hebben doen trillen. Men heeft opgemerkt, dat de jeugd haar jeugd verliest aan het televisie-scherm. Men heeft zich afgevraagd of de televisie nu reeds t.a.v. de opvoeding zowel | |
[pagina 321]
| |
het gezin als de school bezig is te overvleugelen. Men heeft berekend, dat kinderen thans evenveel uren (± 30) doorbrengen voor het televisie-toestel als hun ganse schooltijd, en wel tot ca 4 uur per dag, alsmede 8 à 10 uur gedurende het tweedaags week-end. Men heeft gedurende de schooltijd reeds een z.g.T.V.-hangover geconstateerd. Misschien heeft een geestig tekenaar nog het meest praegnant de enorme structurele omwenteling getypeerd met de vervanging van ‘Alice in Wonderland’ door ‘Alice in Videoland’. De nijpende jeugd-problematiek, gedemonstreerd ook door de gedurig toenemende omvang van de televisie-uitzendingen voor kinderen (in Amerika naar schatting thans reeds ca 10% van alle televisie-programma's innemend), maakt intussen de werking op de volwassenen niet minder acuut. Vermoedelijk speelt in het leven van de bezige huisvrouw de (in het gehele huis met zijn geluid doordringende) radio (met name in Amerika de typische vrouwelijke ‘soap-opera’) momenteel een grotere rol dan de televisie, zolang nog niet elke kamer van het huis, waar zij werk te verrichten heeft, van een beeldscherm is voorzien. De hoogtij-uren van de T.V. zijn tot dusver, zodra de kinderen uit school thuis komen en wanneer de man, resp. de ouders, van hun werk terugkeren. De T.V. is voor alle gezinsleden typische vulling van vrije-tijd, vrijkomend na resp. huishoudwerk, schooltijd, arbeid buitenshuis. Een vulling van de vrije tijd, niet alleen concurrerend met andere mogelijkheden van vrije tijdsbesteding, maar, evenals het boek en anders dan de radio, geen gelijktijdige andere bezigheid toelatend. Bovendien strevend naar een monopolie voor de vrije tijdsbesteding, zelfs ten koste van tijd, die bestemd zou moeten worden voor werk of voor rust. Volwassenen (met een duidelijk overwicht bij de mannen) zouden volgens schatting in veel gevallen in Amerika tot 7 uur per dag aan de televisie wijden, d.i. méér dan aan enige andere menselijke bezigheid, met uitzondering van werken en slapen, waarvoor als regel elk nog 8 uur uitgetrokken staat. Het kan zijn, dat na het eerste nieuwtje een terugslag intreedt. Het kan ook zijn, dat een zekere verslaving optreedt. Een tweede natuur, waardoor men met een enkele handbeweging niet slechts, als bij electrische verlichting, van de nacht dag maakt, doch ook zichzelf omschakelt door verplaatsing uit de wereld van denken en doen naar één van kijken en nietsdoen. Het grote gevaar van de techniek i.h.a. en van de televisie i.h.b. is niet alleen wat zij van de buitenwereld maken, doch evenzeer, zo niet meer, hoe zij, mede daardoor, terugwerken op het binnenwezen van de mens, kortweg op het mens-zijn. Terwijl met een druk op de knop in de donkere kamer het televisie-scherm | |
[pagina 322]
| |
gaat oplichten, kan met diezelfde handeling ook iets in 's mensen geest worden uitgeschakeld of verduisterd. De televisie beperkt zich tot een lichtstraling van scherm tot oog. De donkere huiskamer en de donkere hersenkamer vormen haast onafscheidelijke attributen, die de beelduitzending beter tot haar recht doen komen. Zien zonder meer, zonder denkflitsen, zonder geestelijke belichting. Zien, gedachteloos en in het duister van de omgeving, in de black-out van 's mensen innerlijk. Het oog treedt uit zijn kas, wordt autonoom. Of beter, de mens wordt verengd tot enkel oog. De mens wordt, in die zin, weer holen-mens, onderhevig aan alle door Bacon beschreven idola specus, waan-beelden, ditmaal echter juist niet door individuele voorstelling, doch door massale projectie opgewekt. De mens kan zo door merkwaardige regressie in een fatale kringloop geraken. De holen-mens emancipeert en evolueert door met behulp van de verfijning van het menselijk denken gerichte activiteit. De moderne Westerse televisie-mens is de omgekeerde yogi: hij verstaat de kunst van de bewuste uitschakeling van alle nog aanwezige, storende denk-activiteit. Hij is de gepersonifieerde spirituele passiviteit, de volstrekte antipode van geestelijke concentratie en meditatie, de volstrekte identiteit met het zintuigelijk zichtbare, met de tastbare wereld der zinnen. Hij is, kortom, de holle en uitgeholde mens, de mens, wiens geestelijke woning een hol geworden is. Aldus kan de televisie een bijdrage van grote betekenis leveren in de ‘stille revolutie’, welker werking de spil vormt in het drama van de hedendaagse mens. Het is de omzetting van deze mens van deelnemer in tot toeschouwer van 's werelds gebeuren. Televisie ‘is bringing the world to people's doorsteps’. Alle bewegen in de wereld wordt waarneembaar zonder enigerlei eigen beweging. De berg komt naar Mohammed. Bij de kinderen verdringt de televisie spel, sport en straat. Bij de volwassenen elke andere actieve vorm van vrijetijdsbesteding (van lezen tot uitgaan) en zelfwerkzaamheid (van handenarbeid tot kunstbeoefening). De physieke invloed reeds nu klinkt anecdotisch, bij voorbeeld dat in Amerika recordverkopen zijn geconstateerd voor vermageringsmiddelen, luie stoelen en huisjasjes. De psychische invloed valt meer te duchten. Deze is vergelijkbaar met de werking van een narcoticum, tegelijk prikkelend en verdovend. Eerst werkt de overgave van de vrije tijd aan het nieuwe medium ontspannend, dan met verslapping van actieve energie afstompend. Ten slotte wordt het beeld de meester en de mens zijn slaaf. De meester verbreedt met zijn toverstaf de huiskamer tot de ganse globe, tot elke plek van aarde, zee of lucht, waar een camera kan doordringen - het menselijk oog volgt slaafs het camera-oog en niets dan dat. | |
[pagina 323]
| |
Voor een levenskrachtige en waarachtige democratie bestaat er welhaast geen groter gevaar dan dat der passieve instelling van haar gemeenschapsleden. Aan zichzelve overgelaten, de mens in zijn zwak tastend, kan de televisie het vlees zwakker en de geest onwillig maken. De wereld wordt eerst recht een kijktoneel. De kijker, niet verantwoordelijk voor wat hij ziet, wordt als de gevloekte ‘spectateur impassible’ van de klassieke economie. Maar nu ligt niet meer de schuld bij een ‘dismal science’, doch in de realiteit. De toeschouwer komt losser te staan van het gebeuren. Het gebeuren wordt door anderen gespeeld en gemaakt. Wat zal men zich nog druk maken? De anonyme massa participeert niet meer, doch parasiteert. Een parasiet, die niet mee-eet als ongenode gast aan tafel, doch mee-kijkt naar het tafereel der wereld, teneinde materieel vermaakt te worden. Inderdaad nog het oude recept van brood en spelen - maar er is toch iets wezenlijks veranderd. Namelijk een metamorphose van het uitzonderlijke in het stelselmatige, het verachtelijke in het achtenswaardige, het dynamische in het statische, het openbare volksfeest in besloten kamertjeszonde. | |
VIIEen laatste essentieel element verdient afzonderlijk nog korte vermelding om het beeld van de werking, die het televisie-beeld indien niet geremd en beheerst - ik zeg niet: uitoefent, maar - kan uitoefenen, scherp te stellen. In haar overwegend vrije (aanvankelijk slechts naar aantal beeldlijnen en zendstations beperkte) ontwikkeling in Amerika komt dit reeds meer geprononceerd tot uiting dan elders. Om te beginnen het systeem van uitzending ‘round the clock’. Daarnaast, en daaraan gekoppeld, de idee van een veelheid in die doorlopende zendtijd van kortlopende programmanummers. De continuiteit der uitzending versterkt haar intensiteit, haar alom-aanwezigheid, haar service op elk gewenst moment, wanneer en voorzolang als men daartoe gedisponeerd is, steeds met simpel handgebaar disponibel. Niet alleen dat, doch elke beeld-uitzending is als die Amerikaanse krant (tabloid) in tablet-vorm: geconcentreerd en gecomprimeerd. Elke minuut van uitzending is in de hoogste mate kostbaar - elke seconde is verantwoord besteed. Men telt de programma's bij kwarturen als gemiddelde tijdseenheid. Het etmaal heeft een kleine honderd kwartieren en geeft geen kwartier. De televisie is atomistisch wat de samenhang - of liever de onsamenhangendheid - der beelden betreft, atomistisch ook wat de mense- | |
[pagina 324]
| |
lijke ontvangers aangaat, die zij zelve kweekt. De moderne zending gaat niet meer naar primitieve en barbaarse volkssstammen, doch maakt ze, onder de naam van uitzending. De continuiteit van de beeld-uitzending is gebonden aan haar discontinuiteit. De televisie is het instrument van het ogenblik als ogen-blik. Zij rijgt ogenblikken aaneen, onverbonden als zandkorrels, die toch tezamen in een zandloper de tijdsduur meten. Alle ogenblikken worden aan elkander gelijk, gelijk naar uiterlijk, grootte en nietszeggendheid, gelijkgeschakeld. Het gaat niet zozeer om wat de beelden te zien geven, als wel daarom, dat ze iets te zien geven. Bij voortduring en afwisselend: slechts elk ogenblik vullend, het uiterlijk rakend, vlug en vluchtig, alweer vergeten voordat ze voorbij zijn, elkander verdringend en verwarrend. Hierbij past en past zich de mens met een verbrokkeld innerlijk, zichzelf en zijn wereld ontvluchtend, aan de mens zonder eigen karakter en kwaliteit, de mens, die zich niet meer onderscheidt van de evenmens, de gelijkgeschakelde mens, de mens, die letterlijk een optelling van losse ogenblikken wordt, een verzameling van prikkels. De mens niet-uit-een-stuk, wiens leven uiteenvalt in duizenden brokken en beelden, die niet leeft maar wordt geleefd, niet zelf kent en keurt, maar voor wien in zinloze en zielloze wirwar door anderen gekozen voorstellingen als dagelijks menu worden opgedist. Mechanische beweging van opeenvolgende, verspreide beelden voor een mechanische mens: gedachteloos, stijlloos, wezenloos, geheugenloos, grondeloos, willoos en doelloos. De gesplitste, zwervende en zwevende beelden zijn tevens beelden van het nieuwe schizophrene, op drift geraakte mens-type. Voor het beeld-scherm zit de on-beschermde, geestelijk naakte mens. Het is zaliger te geven, dan te ontvangen. Ook hier dringt zich weer de vergelijking met verdovende middelen op. De televisie werkt door injectie van krachtige doses, met korte tussenpozen aanhoudend toegediend. De overdosering leidt tot tweeërlei. Het is enerzijds onmogelijk, faute de combattants, een continu-uitzending op enig niveau te brengen of te houden (gesteld dat men het zou willen). Hoe meer uitzendingen, des te groter de middelmatigheid en vervlakking, overigens passend bij de aanvankelijke behoefte van de meerderheid der kijkers. Anderzijds, teneinde te voorkomen, dat deze kijkers blasé raken en hun toestellen met een ‘we are not amused’, zouden afzetten, is het noodzakelijk de uitzendingen steeds meer te differentiëren. Een snelle afwisseling der beelden is vereist om gewenning te voorkomen. Verslaving vraagt steeds meer nieuwe sensaties en sterker prikkels. Televisie wordt ‘de opium des volks’. De moderne jacht en het tempo van alle dag weerspiegelen zich in het | |
[pagina 325]
| |
vluchtig beeld, in de reeks van onrustige beelden, die holderdebolder voorbijschieten. De neurotische mens van onze tijd krijgt nieuwe mechanische impulsen te verwerken door middel van de televisie, die hem vertegenwoordigt èn voortbrengt, mede via de opgroeiende generatie. Hier ziet men ook op haar scherpst toegespitst de tegenstelling met het boek, dat vooral gedurende de lange winteravonden een voortgezette rustgevende, harmonische invloed kon uitoefenen, tegenover de kaleidoscopische spanning en onophoudelijke verspringing van het televisiedraaiboek. Het straatbeeld der moderne megalopolis bij avond, met haar flitsende lichtreclames, knipperlichten en signalen, overgebracht naar de sfeer van de huiskamer. Onrust en overprikkeling buitenshuis, nu ook thuis onontbeerlijk. Gevolg: verdere vergroving en afstomping, onbevredigdheid en frustratie. Uitmondend in een verwarring van schijn en wezen, van levende beelden en beeld van het leven. De televisie-kijker is burger van twee werelden. De wereld van het dagelijks brood en de wereld van de spelen. De verknochte kijker bezit de typisch-moderne ‘split personality’. De werkelijke wereld wordt hoe langer hoe meer vervelend en dus onwerkelijk. Hij ontsnapt naar het niet-meerwassen-, doch wasechte beeldenspel, de wereld der aan touwtjes bewogen marionetten. Deze oneigenlijke, ‘figuurlijke’ wereld, eerst nog tegen-wicht tegen dodelijke verveling in de vrije tijd, krijgt allengs het hoofd-gewicht. Het kleinbeeld van het televisie-scherm wast tot normale proporties de werkelijkheid daarentegen schrompelt weg in materiële dagdromen, zonder enige geestelijke inhoud. De beeld-ontvanger neemt nog slechts waar via het oog van de beeld-uitzender, en slechts dat, wat hij aldus waarneemt, wordt, wanneer en daardat hij het ziet, tot werkelijkheid, niet eerder en niet anders, niet minder en niet meer. De massa-onmens leeft niet meer echt in de menselijke samenleving, doch verkeert met beelden als zijns gelijken. De televisie schept de mens van kind-af-aan naar haar gemillimeterd beeld: de geestelijke lilliputter. | |
VIIIVindt ge dit beeld van de beeld-uitzending een mistekenende uitbeelding van de werkelijkheid, uitkomst van te sombere verbeelding? Ge moogt er, als u dit verlichting schenkt, mijnentwege gerust een forse streep door halen. Het is noch als weergave van de huidige stand van zaken bedoeld, noch als voorspelling van het onvermijdelijk komende. Ik wilde u slechts doen zien welke potentiële gevaren inhaerent zijn aan de televisie, indien | |
[pagina 326]
| |
deze zich verder kan ontwikkelen volgens haar ‘innere Dämonie’. Natuurlijk hoeft dit zo niet te gaan. De toekomst ligt nog open. Het kan ook heel anders. Maar bepaald niet vanzelf. De televisie bevat potentieel evenveel goed als kwaad. Het kwade echter ontwikkelt zich als het ware vrijwel automatisch - het goede alleen doelbewust. Voor de televisie zal een laissez-faire naar de natuur der dingen leiden tot de gesignaleerde groeiverschijnselen, welke gezamenlijk onze Westerse cultuur ernstig bedreigen. Men kan ze etiketteren zoals men wil: materialisme en massificatie, ontpersoonlijking en passiviteit, massa-propaganda en politieke perversie, bederf van de jeugd, ontwaarding van de cultuur, vulgarisatie van de kunst, neurotisering en frustratie etc. Evenwel, dit moge met de grootste nadruk worden gesteld, men kan met de televisie ook precies in de tegengestelde richting werken. In plaats van een nekslag kan de televisie een hefboom voor de cultuur zijn. De televisie kan jeugdigen en volwassenen opvoeden, de individuele persoonlijkheid ontwikkelen, de zelf-werkzaamheid activeren, de kunstzin aankweken, de cultuurwaarden levend maken, het besef van sociale verantwoordelijkheid wekken en een democratisch burgerschap doen opbloeien. Zij kan dit alles en nog veel meer. Ja, zij is wel het machtigste medium, dat voor deze doeleinden in werking gesteld kan worden. Alles wat de zwakke zijde van de televisie vormt volgens haar natuurlijke neiging, kan, bij planmatige leiding, tot haar meest verrassende kracht worden omgezet. Men kan van elke huiskamer een school maken en zelfs een lucht-universiteit. De mogelijkheden voor ‘look-learning’ zijn vrijwel onbegrensd. Men kan in een scala van kleuters tot ouden van dagen, van beiderlei kunne, voor alle lagen der bevolking en voor alle beroepen, per televisie brengen, watop geen enkele andere wijze zo a.h.w. ‘spelenderwijs’ kan worden gebracht. Men zal dan het ‘eigen gezicht’ der televisie, met speciale technieken en concepties moeten ontwikkelen, in stede van haar te beschouwen als imitatie van bestaande vormen van amusement. Voor de samenstelling der programma's betekent dit echter een oneindig verzwaarde taakopdracht. Hier botsen commerciële en culturele belangen. Amerikaanse programma's keren terug tot de jungle en druipen van de bloedbaden. Blijkbaar is dit naar commerciële opvatting dat, wat ‘de meerderheid wenst te zien’ en dus geheel in overeenstemming met de eisen van ‘culturele democratie’. Een programma van één week bevatte, naar verluidt, aldaar bij steekproef: 91 moorden, 10 diefstallen, 7 berovingen, 4 inbraken, 3 kinderroven, 3 ontvoeringen, 2 vergiftigingen, 2 zelfmoorden, 2 gevangenisontsnappingen, 1 chantage, etc. | |
[pagina 327]
| |
Anderzijds evenwel, heeft de gezaghebbende autoriteit ten deze in Amerika, de F.C.C. (Federal Communications Commission), thans na lange strijd bepaald, dat 10% van de met vergunning aanwezige televisie-stations moet worden gereserveerd voor zuiver educatieve televisie-zendingen. Het is bekend, dat de paedagogische experts op het terrein van de televisie nog eerst in het experimentele stadium zijn en dat er dus voorshands nog een kloof bestaat tussen hun willen en hun kunnen. Toch opent deze belangrijke beslissing hoopvolle perspectieven. In het algemeen wijst, dunkt mij, dit verordenend ingrijpen van overheidswege, juist in het bolwerk van ‘free enterprise’, wel op de onvermijdelijkheid van openbare contrôle door en medezeggenschap voor de gemeenschap in de ontwikkeling van dit in de toekomst almachtige massa-medium. Evenals de televisie (en elke techniek) is ook deze overheidsbemoeiing (zelve eveneens een toepassing der techniek, ditmaal van culturele planning) te beschouwen in het licht der ambivalentie: als een mogelijk goed èn - bij verkeerd gebruik - als een mogelijk kwaad, in het laatste geval stellig een zéér groot kwaad. Een groter kwaad kan het echter nog zijn de televisie te laten in de handen van enkelingen, in hun beslissingen geleid volgens overwegend commerciële normen, die zelve weer worden bepaald door de veronderstelde, niet zeer verheffende en als onveranderlijk beschouwde behoeften van de clièntele. Wellicht is dit, zelfs zuiver commercieel bezien, op den duur geen juist beleid; in elk geval ware het, naar culturele maatstaven gemeten, zonder de minste overdrijving als een bepaald noodlottige misgreep te beschouwen. In onze benauwdheid voor de atoombom, die eens kan komen, dreigen wij de even explosieve kracht van ‘vreedzame’, reeds werkzame uitvindingen voorbij te zien. Misschien hebben wij voor een ‘ver-ziende’ bewustwording van de ernst van de zich voor de mensheid ontwikkelende situatie niet minder nodig dan goede televisie. Vraagt men tenslotte, ‘wat is dan goede televisie?’, dan zou ik, moest dit worden uitgedrukt in één enkele zin, willen antwoorden: die televisie is goed, welke de vrije mens in zijn vrije tijd, direct of indirect, in kleine dingen of in grote lijnen, het besef van zijn individueel- en sociaal-verantwoordelijk mens-zijn geeft (of hergeeft). |
|