De Gids. Jaargang 113(1950)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 401] [p. 401] H.W.J.M. Keuls Een vrouw Zij maakte een kleed van de geringste hulde En tooide zich met vonken van den lof, Maar soms kon haar gemoed geen glans meer dulden En werd haar blik meedoogenloos en dof. Dan kon het in een zieken nacht geschieden Dat zij vertrok en niemand wist waarheen, En niemand had de kracht haar te gebieden; Zij ging en keerde, hopeloos alleen. Ik heb haar weergezien na lange jaren: Zij was in geen gedaante meer vermomd, Vaal haar gelaat gelijk dorrende blaren, De mond in bitterheid verstrakt, verstomd. [pagina 402] [p. 402] H.W.J.M. KEULS II Sinds jaren schenkt gij geen geluk, En wat gij geeft, ik weet het niet: Misschien de bloem waarnaar ik buk, Misschien den aanhef van een lied; Ofwel in een doodstille laan De ritseling, waarvan ik schrik, Of van een ongerepte maan Het wijd-gespannen oogenblik. Sinds jaren schenkt gij geen geluk, Haast alle paden blijven zwart, Geen hand verlicht den stagen druk Op het te diep vermoeide hart. Maar soms nog droom ik dat eenmaal Verjongd de wereld opengaat En uw gestalte straal na straal Verovert op den dageraad. Vorige Volgende