Zwak verweer.
- De wijze, waarop de leider van onze grootste omroepvereeniging in zijn lijfblad gereageerd heeft op de kritiek, die in de laatste maanden op het instituut radio is uitgeoefend, geeft weinig hoop, dat de omroep zich de geuite klachten ter harte zal nemen en haar houding zal herzien.
Een omroepvereeniging, zoo was o.m. betoogd, is noodzakelijk de slaaf van haar leden, want als de programma's hun niet bevallen, houden ze hun bijdragen in; de omroepleiding moet dus in hooge mate den smaak der groote massa vleien en ziet zich hierdoor belemmerd in haar cultureele taak, die in de veredeling van dien smaak bestaat.
Hoe kunt ge, aldus ongeveer de repliek van den heer Vogt, toch zoo redeneeren; getuigt niet het groote aantal van onze contribueerende leden van wijdverspreide tevredenheid over onze gestie?
Dit antwoord strekt den heer Vogt niet tot eer: niet, wanneer hij het zelf voor afdoend houdt en nog veel minder, wanneer hij er zelf de volkomen voosheid van inziet. Iemand, die het verwijt, dat hij gedwongen is, de groote massa der luisteraars naar den mond te praten, meent te kunnen weerleggen door er met een trotsch gebaar op te wijzen, hoe groot die massa wel is, heeft òf het verwijt niet begrepen òf hij heeft geen al te hoogen dunk van de intelligentie van zijn lezers.
Het is intusschen duidelijk, dat de leider van een radio-omroep in het hier te lande gevolgde en zeer ten onrechte verheerlijkte systeem der vrijwillige bijdragen altijd in een moeilijk parket zal blijven verkeeren; als het aantal tevreden luisteraars groot is, moet hem dat commercieel een reden tot vreugde, maar cultureel een aanleiding tot bezorgdheid zijn.
Zoo blijft ondanks de ietwat hooghartige wijze, waarop de kritiek is afgewezen, het radio-probleem in vollen ernst bestaan. De onontwarbare vermenging van goed en kwaad, die aan dit met alle paradoxen der hedendaagsche technische cultuur geladen instituut eigen is, vereischt diepere en van sterker gevoel voor verantwoordelijkheid blijk gevende bezinning dan er tot dusver aan geschonken is. Wanneer het mocht blijken, dat de omroepvereenigingen tot die diepere bezinning niet in staat zijn, kan het voor de overheid plicht worden, in te grijpen.