in een sfeer, waarin geen ander het heffen kon. De belangrijkste episoden uit 's dichters leven spreken eruit: zijn vereering voor en geestelijk verkeer met Hugo de Groot, het sterven van zijn dierbaren, zijn overneigen naar het katholieke geloof, zonder hetwelk te verstaan men de zeventiende eeuw niet verstaat. Al Vondel's dichterlijkste voortreffelijkheden klinken eruit, vande stalen bondigheid van de Triomftorts over den scheepsstrijd op het Slaak of Huigh de Groot's Verlossing, tot den fonkelendsten gloed van zijn rijnste zangen.
Doch dit alles was niet, wat ik U te zeggen had. Waarom rees, bij het lezen van Sterck's rustig en zakelijk, door diepen eerbied gedragen levensverhaal en het herlezen van dit en dat gedicht, aanstonds naast dat van Vondel uw beeld bij mij op, alsof iedere eigenschap, die hij van genen roemde, mij in een wonderlijk akkoord op den rand bracht van het grijpen van een innige verwantschap, een zijns-eenheid, tusschen Vondel en U?
Vondel's schreeuw naar de rechtvaardigheid, zijn drift tot het heroïsche, belichaamd in zooveel pralende verheerlijking, maar het best in zijn trouwevereering voor die, twee leidende sterren’ Oldenbarnevelt en De Groot, den staatkundigen bloedgetuige en den balling van het verheven ideaal, - Vondel's bloeiende lust tot al wat natuurlijk geluk en genot is, zijn pijnlijk gewond mededoogen, zijn diepe barmhartigheid, - ik vind ze alle in U terug.
Vondel's zuiverheid en zucht tot wat zuiver is, zijn teere vereering voor vrouwenleven, zijn indringen in het kinderleven (lees het grafschriftje op Isabel Le Blon), zijn eerbied voor de verhoudingen des gewonen levens, zijn diepe eenvoud, het argelooze en het wijze in hem, - het zijn alle de menschelijke dingen, die ons U dierbaar maken.
En wat den dichterlijken vorm en de verbeelding betreft: de verheffing van de verwardheden der wereld tot stijl van figuren, die vlucht en vleugelslag, waarin hij de aardsche steden Amsterdam en Keulen uit de vlakte ophief, dat altijd weer stijgen tot de hoogten van sterren en hemellicht. Werd ooit het wonder in het woord verwezenlijkt zooals in De Kruisbergh bloed tot rozen wordt?