De Gids. Jaargang 93(1929)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Vader en zoon. Tusschen de spijlers door van 't ledikant Kan ik zijn slapend hoofdje net bereiken En met de vingers van mijn rechterhand Over zijn zachte haartjes strijken. - Dat heb 'k, voorzichtig, iedren nacht gedaan - Hij wordt niet wakker. Door het diepe duister Hoor ik zijn kleinen adem deinend gaan. Als iedren nacht ben 'k weer geroerd en luister. En denk in angst aan leelijkheid en haat, Die oovral woekeren en welke ellenden, Welke gevaren en wat onherroeplijk kwaad Dit nu nog zuivre leven kunnen schenden. Ik zal al oud zijn eer zijn taak begint. Hoe spoedig slaat wellicht mijn laatste stonde.. Wat zal zijn lot zijn? O mijn teeder kind, Zoo weerloos en zoo licht te wonden.... Maar als straks nacht weer voor den morgen zwicht En vinkeslag ons wekt, dan zijn wij beiden Even verwonderd om de streepjes licht, Die langs 't behangsel en de dekens glijden. P. Otten. Vorige Volgende