De Gids. Jaargang 92(1928)– [tijdschrift] Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 318] [p. 318] Verzen. I. Godweet, indien ik eindelijk mijn oogen kwam te luiken, waar of je met die bikkers van ons beiden wel belandde; waar vreemd als eigen volk tot in mijn bloed me zoekt te fnuiken, naar 't schijnt wijl 'k hun verwachtingen moedwillig miek te schande. Want laten ze schijnheilig in mijn bijzijn me beklagen: - ik weet hoe, z'eens te gare, zich verkneukelen in 't vuistje, en hoe de grootste zeemers zelfs niets beters zouden vragen dan dat je met me ruzie kreeg en zei: ‘Ik scheer mijn puistje!’ Zoodat ik hoogstwaarschijnlijk in mijn graf niet eens de ruste zou vinden die we beiden op dit bolleken ontbeerden; wij die ons nooit bekommerden of 't pezewevers lustte wanneer we rechts of averechts ons uithangbordje keerden. [pagina 319] [p. 319] II Eén boom heb ik bewonderd bovenal, één wiens verschijning feller me verraste dan als men had gedacht dat kon bestaan in dagen van behoeftigheid als deze. Zoo was de schijnbaar achtelooze wijze waarop hij tot zijn buren zich verhield niet weinig in mijn kaart. Op 't eerste zicht geleek het of hij gansch niets met ze inzat en wederkeerig niets van ze verlangde dan dat men op zijn eenigheid hem liet betijen. Dat hij echter niet vanzins was met zich te laten sollen, moest een ieder bekennen, die zijn oogen voor iets anders gebruikte dan de meesten, zal 'k maar zeggen, wier oogen zijn van was. Tot aan mijn dood, en lánger, zal 't me heugen hoe zijn klauwen uit zelfverweer steeds verder om zich heen den grond in alle richtingen doorploegden waardoor men als verijdeld kon beschouwen het plan van die omringden hem, de louter op eigen heil bedachten, wier bedoeling inmiddels bleek te wezen: in 't geniep den bodem leeg te pompen onder hem opdat hij doodeenvoudig bij gebrek aan voedsel mocht vermemelen tot pulver.... Niet minder levensdriftig als die boom daar stond, in zijn beheerschtheid, heb ik eenmaal er eentje weten staan (hoe lang geleden!) wiens waakzaamheid, doorgaans met schuine streken, onnuttigen beproefden te verschalken, wat keer op keer mislukte. O die Boom! Sindsdien zie ik steeds weer in mijn verbeelding die andere, die óók op stalen klauwen kon wijzen, eens, en wortelvasten voet. Amand Simoens. Vorige Volgende