Prins Napoleon, ‘prins Plonplon’, in de Poolzeeën. Na de krijgsmisère trouwde hij een deftige Deensche en kwam te Parijs op een effectenkantoor, waar hij het elf jaar uithield en op het laatst 40.000 frs. verdiende. Intusschen maakte hij toevallig kennis met Camille Pissarro. Acht-en-twintig jaar oud, had hij nog nooit een penseel ter hand genomen. Vijf-en-dertig jaar oud, zei hij om een schilderstoekomst het kassierskantoor, alle weelde of welvaart en zelfs vrouw en kroost vaarwel. ‘Désormais je peins tous les jours’. Nu gaf hij toe aan den zwerverslust, waaraan zijn schepelingsleven voldaan had en waarbij men aan zijn afkomst kon denken, daar hij door zijn moeder afstamde van hidalgo's, uit Spanje naar Peru overgestoken. Hij vertrok naar Martinique, kwam een tijd lang terug naar Frankrijk, doch ging in 1891 voor goed weg, eerst naar Tahiti, later naar de Markiezen-eilanden.
Wat heeft deze exode beteekend? Om den drang in Gauguin te begrijpen kan men aan de Lettres wat hebben. Veel zegt hij er - aan zijn vriend de Monfreid - over zijn kunstinzichten in; doch daarachter ziet men hem als den in het boven aangehaalde zinnetje zoo wel geschetste: ‘plutôt posté à un état primitif’. De romanticus Vincent bewonderde, naar Gauguin aan Bernard schreef, Daubigny en Rousseau; hij zelf deed het Ingres en Raphaël. Alleen.... hij wou van ‘de techniek’ niet weten. Voelt of weet men, dat hij voor deze geringschatting bijzondere redenen had, namelijk het gemis van alle technische opleiding; hij zelf wordt ook wel eens openhartig en hoopt dan in zijn werk te hebben neergelegd ‘tellement d'angoisse, de souffrance, que cela peut relever la maladresse d'exécution’. Dit klinkt weinig Ingres-achtig; het toont de tweespalt in Gauguin: den strijd tusschen wat hij kon en wat de ‘koele beredeneerdheid’, waar mevrouw Van Gogh-Bonger van spreekt, verlangde.
Zooals Decamps, Fromentin e.a. vroeger in Algiers, heeft hij ‘nieuwe’ onderwerpen op Tahiti gezocht. Doch hij wilde meer er vinden: ‘l'état primitif’. En nu dreef technisch onvermogen hem vanzelf den romantischen kant uit. De Perzen en Egyptenaren verklaart hij boven de Grieken te stellen. ‘La grosse erreur, c'est le grec - si beau qu'il soit’. Doch daarmee was hij er immers nog niet! Een te lange arm... heeft niets bezwaarlijks, zoodra de bedoeling verbeelding is, mysterie, belofte... Gaat men voltooien, men stelt slechts grenzen aan de verbeelding...
Toch had hij, in Frankrijk, van het symbolisme zijner tijdgenooten, der bevriende dichters uit het quartier latin niet