Gezelliana. Jaargang 11
(1981-1982)– [tijdschrift] Gezelliana (1970-1986)– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
J Boets
| |
[pagina 74]
| |
laten liggenGa naar voetnoot(1), maar dat m.i. van Gzelle moet zijn. En wel op grond van de volgende argumenten. De inleiding luidt: ‘Ik heb verleden jaar mijne lezeressen wat caffé geschonken - op bladz. 85, - dit jaar en mag ik niet ten achteren blijven, zoo:’ (volgt dan het gedicht). De tekst uit die vorige jaargang is van Gezelle. In de inhoudstafel aan het eind van die jaargang, bij de gemeenschappelijke titel van de groep waartoe hij behoort: ‘Uitstap in de warande’, voegde Gezelle zijn initialen toe, nl. Dr. S, G.G., waarbij dan Dr. S. een vaak voorkomende herinnering is aan zijn vroegere schuilnaam Spoker. Overigens bundelde hij dat opstel in de boekuitgave van 1882 onder de genoemde titel, op blz. 30-35.
In het derde jaar van RdH. schrijft Gezelle weer over de koffie (op blz. 380 vv. in nr. 48 van 24 oktober 1868). En daar begint hij als volgt: ‘Ik heb mijne geeerde lezers en lezeressen, tot nu toe alle jare, ter caffé-bale genood, en bovendien hun, rond mijnen Heerd, een hertelijk potje geschonken, 't zij in rijm, en zangersche wijze, 't zij in meer gezetener ende aangenamer prosa, ofte alledaagschen klap. Van dezen jare zal ik het wederom in prosa wagen...’
Er kan niet aan getwijfeld worden, het bedoelde stuk over de koffie in de tweede jaargang ‘in rijm, en zangersche wijze’ is van de hand van de hoofdopsteller van Rond den Heerd.
Maar wat dan met de ondertekening: P. Gruys, van Moere?
Een argument temeer! De keuze van die schuilnaam, want dat is het, is typisch Gezelliaans. Hij gebeurde zelfs op een stramien dat overeenstemt met dat van Pet. van Waereghem, een naam die hij bijna dertig jaar later onder een speels rijmpje zal plaatsen en waarover we schreven in Gezelliana II, 1971, op blz. 28 v. We vergelijken ze even.
Waregem en Moere zijn beide gemeenten; maar beide zijn ze véél meer. Pet. is, behalve de mogelijke afkorting van een bestaande voornaam, welvoeglijkheidshalve Frans, maar in de gegeven omstandigheden verstaanbaar genoeg. Op dezelfde wijze, al is het met minder contrast, is de P., uit Moere, niet alleen de mogelijke afkorting van dezelfde Petrus, uit Waregem, maar tevens ‘uitgesproken’ een pee, nl. die van de cichoreiwortel of de bitterpee, gebruikt voor de koffie. En Gruys is, eenvoudiger gespeld, ook ‘kaffiegruis’ ofte ‘koffijdik, fr. mare de café’; dit lezen we | |
[pagina 75]
| |
in De Bo s.v. Kaffi, Kaffie. Op dezelfde wijze tenslotte waarop Waregem het dorp is dat van nabij verband houdt met die ‘ware’ waarover het in het eerste gedicht gaat, is Moere een dorp waarvan de naam ‘letterlijk’ te maken heeft met ‘moere van caffee, caffeemoere’ zoals we dat lezen in Loquela, s.v. moere.
Hier volgt, op weg naar het Verzameld dichtwerk en in het gezelschap van oude bekenden als Mette Moeie en Wantje (Wekkers), het niet onplezierige koffiepraatje op rijm. | |
Kan, kan, caffékanKan, caffékan, wat zijt gij weerd geprezen,
En bovenal van 't vrouwgeslacht bemind!
Gij zijt het liefste en 't aangenaamste wezen,
Dat men in stad, in dorp of land bevindt.
5[regelnummer]
Kan, kan, caffékan,
Gij verkwikt zoo menig man,
Kan, kan, etc.
Komt Trijns gebuurnege een bezoek te bringen,
Sa, rap! de moor moet hangen over 't vier;
't Meulentje 't draait, het water is aan 't zingen,
10[regelnummer]
En seffens zijn de vrouwkens in 't plaisir.
Kan, kan, etc.
Heeft Drieskens wijf heur pakken afgesponnen,
Zij giet goed op, en haalt een koeke of drij.
Ja, 't mag er af, zij heeft het wel gewonnen,
Vrouw Drieskes schinkt, en Drieske zet hem bij.
Kan, kan, etc.
15[regelnummer]
Komt Kaatjes man een baatjen af te schieten,
Heeft hij in stad nen rooverskoop gedaan,
Kaatjen 't herleeft, en het gaat op gaan gieten;
Ei! lieve kan, gij moet er weerom aan.
Kan, kan, etc.
| |
[pagina 76]
| |
Heeft Tante Tree niet al te wel geslapen,
20[regelnummer]
Sa, noom, giet op, en schinkt een goeie tas;
Dat drijft van 't hert dat geeuwen en dat gapen,
En Tante Tree is seffens op heur pas.
Kan, kan, etc.
Maakt Mette Moeie een lang en treurig wezen,
Kwelt heur in 't hoofd wat zwijmten ofte pijn,
25[regelnummer]
Kan caffékan alleen kan haar genezen,
Dat is voor 't hoofd de beste medecijn.
Kan, kan, etc.
Wordt Wantje wat van haren Cis verweten,
Of heeft hij haar te bitterlijk veracht,
Kan, caffékan doet haar het leed vergeten,
30[regelnummer]
En 't ongelijk dat haar is toegebracht.
Kan, kan, etc.
Speelt nichte No zoo somtijds wa' van 't truntjen,
Heeft heur gemoed een plooitjen dat heur smert
Geeft haar een tas met een schoon suikerkluntjen,
Schinkt zwart op wit, dat brengt de vreugd in 't hert
Kan, kan, etc.
35[regelnummer]
Wie zal de deugd en al het goed verkonden,
Dat caffé kan doen smaken vrouwe of man?
Caffé verdient dat m'hem bij volle monden
Drinke ende roep': viva de caffékan!
Kan, kan, etc.
P. Gruys, van Moere.
| |
Woordverklaring7 buurvrouw / 9 de koffiemolen / 10 in hun schik, in hun element, op dreef / 11 haar pakken wol / 13 verdiend / 14 Drieske komt erbij zitten / 15 winst te maken / 16 iets ver onder de waarde gekocht / 20 nonkel / 22 onmiddellijk weer in orde / 23 wezen = gezicht / 24 flauwte (vgl. in zwijm vallen) / 27 krijgt Wantje verwijten van Cis, haar man / 31 hangt zij het truntjen uit, d.i. het kwezeltje of kleinzerig persoontje / 32 een gesteltenis die leed veroorzaakt / 35 v. (het is de koffie die aan vrouwe of man dat genot - deugd - kan verschaffen, doen smaken) |
|