Gezelliana. Jaargang 9
(1978)– [tijdschrift] Gezelliana (1970-1986)– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
J. Boets
| |
[pagina 113]
| |
Bij het ordenen van vroeger door mij voor het Centrum voor Gezellestudie verzameld materiaal, stel ik nu vast dat de Stadsbibliotheek te Kortrijk de gelukkige eigenaar is van zulk een stuk. Het is ingeplakt in een van de twee exemplaren (nl. in nr. 352) van Vlaemsche dichtoefeningen die tot het boekenbezit van het Bethunefonds behoren. Van het drukspecimen met daarop, onder de titel De bedroefde, de tekst van O! 't Ruischen van het ranke riet, dat volgens de genoemde bronnen bij dit prospectus was gevoegd, is hier echter ook geen spoor te bekennen. Het stuk ziet er als volgt uit: vier uiteraard niet gepagineerde bladzijden, duidelijk van het formaat van Vlaemsche dichtoefeningen al zijn ze bij het afsnijden wat kleiner geworden: 15,9 × 24,7 cm. De eerste twee bladzijden zijn voorzien van een sierlijntje in groene inkt, hetzelfde als in de bundel. De volgende twee bladzijden vormen samen een vel dat bestemd was om als inschrijvingsformulier naar de uitgever teruggestuurd te worden. Op de achterzijde komt het adres van de drukker als volgt voor: Mynheer Juist boven, onder, links en rechts van dit adres is over heel de lengte en breedte van dit blad een doorlopende horizontale en verticale streep getrokken die aangeeft hoe het moet gevouwen worden om, op het formaat van een naamkaartje, naar de uitgever gezonden te worden. Op de keerzijde staat, gespreid over het blad, de volgende tekst: Bewys van Inteekening. Dezen Prospectus terug te zenden, franco tegen 1 centime, en voor den 25 April eerstkomende, naer Stock-Werbrouck en Zoon, te Rousselaere. | |
[pagina 114]
| |
Hier volgen titel en tekst van het eigenlijke prospectus zoals die voorkomen op de eerste twee bladzijden. Vanaf de derde tot en met de zesde regel is de letter van de boekuitgave identiek met die van het prospectus; de eerste twee zijn echter in een slanker lettertype herzet. In de zevende regel werd nog een lidmaatschap bijgevoegd, nl. ‘(en) van de “Vlaemsche jeugd” (alhier)’. Blijkbaar heeft de titel van het prospectus gefungeerd als model bij de opmaak van de titelbladzijde van het boek. VLAEMSCHE M.
Deze myne Vlaemsche Dichtoefeningen worden u aengeboden met het gevoelen als van iemand die een speeltuig uit de middeleeuwen zou trachten weer in te voeren; met het zelve wantrouwen op goeden uitval toch ook met geen mindere overtuiging dat er wel iets mêe te doen ware mogt het in betere handen geraken. Immers het zyn Vlaemsche Dichtoefeningen, vlaemsche uit Vlaenderen, zoo gy wilt, ten minsten wenschte ik dat ze voor zoodanige, niet alleen van stoffe en van styl, maer ook van woorden en wendingen mogten gelden. By het werken daeraen heb ik liefst naer oude Vlaemsche Dichters opgezien, en zoo veel mogelyk die op de keerzijde: tale gebruikt die by Maerlant en andere te boeke staet en die, God lof, alhier nog levende gehoord en gesproken wordt. | |
[pagina 115]
| |
Rousselaere, in 't Kleen Seminarie, op Passiezondag, A.D. 1858, onderaan op het blad: Rousselaere, drukkery van Stock-Werbrouck en Zoon. |
|