Gezelliana. Jaargang 3
(1972)– [tijdschrift] Gezelliana (1970-1986)– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
J. Boets
| |
Djent en FeintigGa naar voetnoot(1) Kortrijkse TongvalZ'hên kleere lik princessen
D' iefrouwkes, ze zijn djent,
Ze maken dienaressen
Bi ieder kompliment,
Ze keune feintig dansen,
Ze zingen ook romancen,
Ja, mê stijf veel talent;
Maar peizen ip de morge
En 't huiswerk goê bezorge,
Das sijn ze niet gewent!
De overeenkomst met Een' witte schorte, en binders is treffend. In de eerste plaats inhoudelijk: een opvallend zwierige beschrijving van de elegante persoontjes overgaand in een moraliserend slot. Minder in de | |
[pagina 36]
| |
beschrijving van de ‘kindermaarten’, maar zeker in die van de ‘djente iefrouwkes’ onderkennen we wel een vleugje geamuseerde sympathie. De ‘kindermaarten’ worden echter veel omstandiger onder de loep genomen en langduriger en ook scherper gehekeld, uiteindelijk zelfs bijna met de morele ondergang bedreigd, terwijl de dichter de ‘iefrouwkes’ zeven regels lang gratievol in hun element laat zijn, en slechts in de laatste drie, en dan nog aarzelend, tegen hen een vermanende vinger opsteekt. Ook technisch is de overeenstemming tussen de twee gedichten opmerkelijk. Als we de eerste vier verzen van beide gedichten na elkaar lezen maakt de viervoetige jambische maat, ondanks het afwijkende rijmschema (aabb tegenover abab), haast dezelfde indruk. Toch is er een verschil. Die jambische maat doet in Een' witte schorte, en binders in de zeven strofen, die als eenheden van gelijke waarde naast elkaar staan, en met hun afwisselend vrouwelijk en mannelijk rijmende rijmparen, zeer vlug eentonig aan, terwijl dezelfde maat in Djent en feintig sierlijk en speels en vol verrassingen doorloopt tot het einde. Dit ook valt dus, bij een vergelijking, in het voordeel van Djent en feintig uit. Het rijmschema van dit laatste: ababccbddb (waarin de cursieve letter b telkens hetzelfde mannelijk rijm aanduidt) is tekenend voor het verloop van het gedicht. Dit valt in vier bewegingen uiteen. Eerst twee van telkens twee regels waarvan de tweede de haast identieke herhaling is van de ritmische eenheid die we in de eerste groep leerden kennen. Dan, in de derde groep (3 regels). voelen we als het ware de dansbeweging verbreden, beweging die dan nog eenmaal ingehouden herhaald wordt. De viermaal, aan het einde van elke beweging, terugkerende rijmklank -ent verbindt de groepen meesterlijk tot een volmaakt afgerond en gesloten, maar zeer lenig geheel. Het gedicht kan in al zijn vaardigheid niet vrijgesproken worden van een zekere beperktheid in de visie. Daartegenover staat echter dat wat in het blikveld valt van die beperkte visie, met slechts enkele toetsen, met vaste pen wordt uitgetekend. Zodat we, niet alleen in het ritme, maar ook in deze uiterst taalvaardige tekening de hand van de meester herkennen. We weten overigens dat Gezelle in de GvK. herhaaldelijk gedichten liet verschijnen zonder te laten blijken dat ze van hem waren. Zelfs zijn Een' witte schorte, en binders had hij in zijn eigen rubriekje Leermaren ingelast met een inleiding die de lezer zou kunnen doen geloven dat hij het gedicht van een vriend had toegespeeld gekregenGa naar voetnoot(2). |
|