Woord vooraf
Dit deel van de Gezellekroniek mag niet in zee zonder een woord vooraf. De heer J. van Dyck, die in 1961 mede aan de wieg van het Guido-Gezellegenootschap heeft gestaan en sindsdien zowel het secretariaat van het Genootschap als dat van de Gezellekroniek heeft gevoerd, heeft namelijk eerst op 5 oktober 1971, daarna met klem op 16 februari 1973 gevraagd van zijn functies ontheven te worden. De omvang van zijn bezigheden verhindert hem deze activiteiten ten bate van het Genootschap voort te zeten.
In zijn vergadering van 14 april 1973 heeft het Genootschap uiteraard bewilligd in het tot tweemaal toe gedane verzoek en de heer Van Dyck op de meest eervolle wijze ontheven van zijn functies. Het heeft dat echter niet gedaan dan na de heer Van Dyck zéér hartelijk te hebben gedankt voor het zéér vele dat hij in de loop van bijna twaalf jaar voor het Genootschap heeft gedaan.
De redactie van de Gezellekroniek wil zich daar graag bij aansluiten: mede - en vooral - door de activiteiten van de heer J. van Dyck hebben vanaf 1963 tot en met 1971 een zevental Kronieken het licht gezien. De voorbereiding ervan berustte voor het overgrote deel in zijn handen, terwijl ook de verdere verzorging, redactionele zowel als een deel van de technische, voor zijn rekening kwam. De redactie hoopt in de geest van zijn activiteiten voort te gaan.
De eerste Gezellekroniek opende met een bijdrage van de hand van de heer J. van Dyck Bij de stichting van het Guido-Gezellegenootschap. Het doet ons genoegen te kunnen berichten, dat de heer J. van Dyck zich bereid heeft verklaard voor Kroniek 9 de geschiedenis van het Genootschap in het eerste-achtste eeuw van zijn bestaan in een artikel vast te leggen. Het moge het eerste zijn in een lange reeks die wij graag van zijn hand zullen opnemen.
Redactie Gezellekroniek