No. 189. Naar L. Verder alleen in M. Ook niet bij V.L. Dit refrein behoort omstreeks 1617. Er zullen natuurlik meer
koepletten van hebben bestaan dan dit ene.
Zij worden vergeleken met de Pelagianen
(Pelagius, 5e eeuw, lochende de erfzonde en de onmisbaarheid der
genade voor de zaligmaking; tegenstander van
Augustinus).
Hier schijnt de dichter te zeggen, dat het
Pelagianisme de mensen tot Rome brengt. Maar waarschijnlik nam de dichter dat
zoo nauw niet; hij had hier de naam van een afschuwelike ketterse secte nodig
en Arminianen, Pelagianen, Socinianen, Arianen, Roomsen — het was hem
alles gelijk. Hij wist alleen, dat
Maurits goed Hervormd was, evenals hij
zelf.