Geuzenliedboek
(1924-1925)–Anoniem Geuzenliedboek– Auteursrecht onbekend11.
| |
[pagina 21]
| |
Hier teghen nu is den Paus soo rijck,
Men vint ter Wereldt niet zijns ghelijck
Van Steden ende van sloten;
Dat heeft hy vercreghen al met practijck
Ga naar voetnoot24.,
25[regelnummer]
Maer theeft Godt eens verdroten.
Siet aen Christum, Gods levende soon,
Hy heeft ghedraghen een doornen Croon,
Men mocht niet by hem gheraken,
Want hy den Berch is opghevloon,
Ga naar voetnoot29.
30[regelnummer]
Doemen hem Coninck wilde maken.
De Paus hemselven heeft ghestelt
Boven alle Coninghen met ghewelt,
Hy draecht dry Croonen van gouden,
Veel Christen bloets stort hy int velt,
35[regelnummer]
Dat moetmen voor heylicheyt houden.
Zijn Leere gelt meer dan Gods ghebodt,
Met Christus woort hout hy zijnen spot,
Zijn doen en is niet dan lieghen,
Zijn Jongeren gaen geschoren als een sot
Ga naar voetnoot39.,
40[regelnummer]
Om de Armen te bedrieghen.
Christus heeft den doodt ghesmaeckt,
Hier uut heeft de Paus een Craem ghemaeckt,
End Afflaet Brieven gheschreven,
Op dat daer niemant aen en gheraeckt,
45[regelnummer]
Hy en moeter veel ghelts om gheven.
Ga naar voetnoot45.
Vande Misse maeckt hy een Offerhant,
Ga naar voetnoot46:
Hy seyt dat daer onse salicheydt aenhanght,
Is dat niet seer gheloghen,
Diemen doch alle door Christum ontfanght?
Ga naar voetnoot49:
50[regelnummer]
Dus heeft hy ons bedroghen.
Ja Christus waere noch vermaledijt,
Hadden hem de Missen niet bevrijt,
Want als sy haer Canon Lesen,
Soo bidden sy den Vader altijt,
55[regelnummer]
Zijnen soon ghenadich te wesen.
| |
[pagina 22]
| |
Christum heeft hy oock vast gheleydt,
Ga naar voetnoot56
In Ysere sloten, alsoomen seydt;
Alsmen hem ghelt gheeft by hoopen,
Soo moet Christus dan zijn bereyt,
60[regelnummer]
Om de Zielen te laten loopen.
Hy heefter ghemaeckt dat Vaghevuer,
Daerinne set hy de Zielen puer
Ga naar voetnoot62.,
Alsmen hem gheldt wil toegheven;
Dus heeft hy de heele Werelt schier,
65[regelnummer]
Met valscheydt inghecreghen.
Hy zeyt, Godt heeft ghemaeekt d'Oorbiecht,
Daer hy doch valschelijck aen liecht,
Hy heeftse selfst ghevonden,
Waer hy den menschen door bedriecht,
70[regelnummer]
Om gheldt vergheeft hy haere sonden.
Hemselven heeft hy daer toe verknocht,
Ga naar voetnoot71.
En menighe Vrou ter schanden ghebrocht,
Als sy claeghden haere ghebreken:
Och Vrouken ick heb my soo bedocht,
75[regelnummer]
Alleen moet ick u wat spreeeken.
Dees sonden die acht den Paus soo slecht
Ga naar voetnoot76.,
Daerom ghebiet hy zijn gheschoren dreck
Ga naar voetnoot77.,
Dit is den Mensche der sonden,
Ga naar voetnoot78.
Daer Sinte Paulus af heeft ghesecht,
80[regelnummer]
Dat wort nu al bevonden.
Dit is den rechten Antekerst,
Die t'bloedich zweet den Armen uutparst,
Met bannen ende met jaghen;
Nu is hy ghevallen dat hy barst:
85[regelnummer]
Godt en wilt niet langher verdraghen.
Ick bidde u, Vader ghebenedijt,
Dat ghy hem doch ghenadich zijt,
End wilt hem gracy gheven,
Dat hy zijn sonden doch eens belijt,
90[regelnummer]
End eeuwich met u mach leven.
|
|