§. 161.
En nu heb ik nog te verhaalen, hoe Minos de Scheepvaart der Vorstendommen en Eilanden, welken ter zee handel dreeven, regelde. Ieder Vorstendom, dat aan de zee lag en elk groot en een iegelyk klein Eiland, als zy slechts niet al te klein waren, moesten bestendig een klein Schip, zo als onze Kapers zyn en dat met tien kanonnen gewapend was, in gereedheid hebben. Dit Schip heette het Schip van den Staatsraad. Buiten dit mogt geen ander kanon voeren en zy stonden met elkander onder het bevel van den Staatsraad. Zy wierden met de Landtroupen der Vorstendommen bezet. Het Congres hadt het opperbevel daar over, en deszelfs woord maakte hen in den uitersten spoed zeilvaardig, en van daar dat 'er ook geen oorlog ter zee ontstaan konde: want