§. 12.
De Maan-burger wordt van zyne prilste jeugd af onderricht, dat geen dier; maar alleen de mensch, uit de schepselen, de grootheid van den Schepper kan erkennen. Dit vermogen der ziele nu om uit de werken de kracht van de Almagtige hand Gods te doorzien, noemt hy het Theologisch verstand. Op deezen grond beweert hy met recht, dat alleen de mensch, en niet het vee, een Theologisch verstand bezitte; en dat alleen hierin voornaamelyk en wezenlyk de mensch zich van het vee onderscheidt. -