dien Palinghaak met nog twee medebestuursleden op den avond van ‘Plicht en Recht’ maakte, toen door driehonderd en zeventig tegen twintig stemmen, drie arbeiders in hun plaats werden gekozen, waaronder Jan het Lam en een der vier knechts die bij zijn concurrent ontslagen en door hem met een goed woord afgescheept waren. In de week daarna stichtte een aantal renteniertjes een nieuwe kiesvereeniging, genaamd ‘Gezag en Troon’, die met eigen candidaten voor de Gemeenteraads- en de Kamerverkiezingen uit zou komen, en waarvan J.P. Palinghaak op speciaal verzoek voorzitter werd.
Op den een-en-dertigsten October verzocht Jan het Lam aan zijn baas om op Allerheiligen vrij te mogen hebben om naar de Mis te kunnen gaan. J.P. Palinghaak krabbelde eens achter zijn oor en keek zuur. Nog meer dan de antipathie die hij sedert diens verkiezing tegen Jan het Lam had, zat hem nu het vele werk dwars, waarbij geen mensch gemist kon worden.
Een knecht als Jacob de Haas zou hem niet met een dergelijke vraag lastig gevallen zijn, daar was immers de dispensatie voor. Hij vertelde dan ook aan Jan het Lam dat het erg moeilijk ging en of hij zelf niet vond, dat het werk voor moest gaan. Toen de knecht hem zijn omgekeerde meening voorhield, antwoordde hij korzelig, dat hij 't dan zelf maar weten moest en het als ‘verlet’ kon nemen. Jan het Lam rekende na wat een dag verlet hem kosten ging, doch door zijn laag loon was dit zoo weinig, dat hij er bijna geen schade van had en de baas volgens zijn gedachten evenmin. Hij vroeg dan ook waarom Palinghaak zijn heele zaak morgen niet sloot, doch kreeg daarop geen ander bescheid, dan: het werk gaat vóór de kerk. Hij streed er niet verder over en was blij morgen zijn plicht te kunnen vervullen.