De Gemeenschap. Jaargang 7(1931)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 343] [p. 343] Anton van Duinkerken De schaduw Ik zit met mijn schaduw alleen in de kamer en allebei heffen wij 't glas, roekeloos ik, en mijn schaduw bezonnen, alsof hij een ander was. Maakt hem de lichtval een trager gestalte dan schaduwen dienen te zijn of wordt het gezicht van mijn oogen verlangzaamd door dezen snel werkenden wijn? Hoe kan ik raden wat wijsheid mijn schaduw van mij gescheiden bezint, welk somberder lied op zijn duisteren polsslag wellicht te zingen begint? Nimmer gekend volgt hij elke beweging: een slaaf - en dien niemand bevrijdt -, droomende tusschen den dood en het wezen des levende werkelijkheid. Vorige Volgende