De Gemeenschap. Jaargang 6(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 260] [p. 260] Anton van duinkerken Patroklos Van wederszij omtwist, maar onbewogen in zijnen schoonen dood, ligt op de baar Patroklos. Koele wind beroert zijn haar en zon weerkaatst in zijn gebroken oogen. Wanhoopt zijn schim en doolt door 't oevergras der eeuwigheid vergeefs, zoolang niet goden of vrienden haar de obool der doorvaart boden? Of deert deez' rust hem, die zoo rustloos was? Wat weten hieromtrent, die grimmig strijden bij 't lijk? Zij kennen maar elkanders nijd. Hem echter - in doods diepe eenzelvigheid gekeerd - doet dit gering krakeel niet lijden. Vorige Volgende