De Gemeenschap. Jaargang 6(1930)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] J.J. van Geuns De droomvogels De droomenman, de droomenman Die komt nu door den avond aan. Hij draagt een groote ronde kooi De vogels zingen er zoo mooi Maar is hij midden in het bosch Dan laat hij alle vogels los De vogels vliegen snel en stom Over de wijde wereld om Ik heb ze duidelijk aanschouwd Toen ik alleen was snachts in 't woud Maar iemand anders heeft misschien Zoo'n droomevogel nooit gezien Zij vliegen zonder één geluid Door open vensters in en uit En vinden ze in een kamer stil Een kind dat maar niet slapen wil Dan zetten zij zich op den rand Van het beschaduwd ledikant En is de droomevogel blauw Dan droomt het kind van eene vrouw Met om het haar een sterrenband, Die leidt het naar het hemelsch land. [pagina 114] [p. 114] En is de droomevogel wit Dan droomt het dat 't te spelen zit Onder een zon-doorschenen boom En is gelukkig in zijn droom. Maar is de droomevogel rood Dan droomt het kind van bloed en dood En woelt zich om in 't bed en schreit - Totdat de morgen het bevrijdt. Want 's morgens is het weer alleen Dan vliegen stil de vogels heen Naar waar, bij 't einde van den nacht, De droomenman al op hen wacht En in de ronde kooi hen sluit - En laat hen vóór den avond niet meer uit. Vorige Volgende