De Gemeenschap. Jaargang 4
(1928)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 352]
| |
KroniekOver de Litteraire Gids.‘De litteraire gids’, maandblad, uitgegeven door de ‘Litteraire Boekwinkel’, directie Verbraeck en Colmjon te Den Haag, kondigt het verschijnen van haar derde jaargang aan. Ik heb dit blaadje van A-Z gelezen, tot en met dit nummer. En omdat ik het nu in het vervolg niet meer zal lezen, wil ik afscheid ervan nemen met een korte kroniek. Dit blad is nimmer een gids geweest, nòch op litterair, nòch op ander terrein. Het is onbelangrijk, pedant, kwasterig en kinderachtig. De heeren Verbraeck en Colmjon geven het uit en schrijven het vol. Het is hun eenigste uitgave, meen ik, naast de ‘Klappertjes’ van Cornelis Veth. Het is hun eenigste litteraire product (meen ik)
‘Kalderionen’ is hun litteraire toetssteen: je bent er voor of je bent ter tegen. Hun blaadje is giftig, jaloersch, en kan alleen maar bestaan onder een provinciaal lezerspubliek, dat tenminste door zijn boekhandes laar graag voor ‘vol’ wordt aangezien. Ik hoop van harte, dat het de ‘litteraire gids’ slecht gaat en haar leiders geen romans meer schrijven. Dat dit stukje misschien afbreuk zal doen aan de verkoop van onze boeken in de | |
[pagina 353]
| |
‘Litteraire Boekwinkel’ beschouwen wij als ‘bedrijfs-risico’. KUYLE. | |
Das Deutsche Kraftbewusztsein.Op de Pressa maakt een meter tafelvlak propaganda voor de Haeusserbund. Wat dat is, is niet van belang, en eerlijk gezegd weet ik het ook niet. Er is een triestige juffrouw, die volslagen wanhoopt aan de menschheid. Haar groote voorganger schreef een dik werk, en ik bracht een prospectus mee, waaruit wij de navolgende hoopvolle en moedgevende zinsneden aan de lezers van ‘De Gemeenschap’ niet willen onthouden. Bitte sehr: DAS FURCHTBARSTE WERK DER MENSCHHEITSGESCHICHTE! HAEUSSER, am Rande des Grabes, den Abgrund hinüber und herüber messend, Raum und Zeit aufhebend, den Makro- und den Mikro-Kosmos durcheilend, durchfliegend, durchwühlend, hat in einem 3600 Seiten umfassenden Manuskript - Alle - Mensch und Gott - Diesseits und Jenseits - Hohes und Niederes - Zeitliches und Ewiges - In- und Ausland - Vaterland und Politik - Deutsche und ewige Heimat - Presse und Partei - Regierung und Diktatur - Währung und Verfall - Leben und Tod umfassenden Fragen aufgeworfen und gelöst, restlos gelöst - so gelöst - wie sie Lao-Tse - Nietzsche - Mose - Luther - Jesu - Spinoza - Stirner - Tolstoi - Rousseau | |
[pagina 354]
| |
- Bruno - Kant - Fichte - Hegel - Haeckel - Hebbel - Schleiermacher - Lessing - Goethe - Schiller - Friedrich der Grosze - Napoleon und Bismarck - Lenin - Mussolini - Poincaré nicht gelöst haben. Gewalt, Grösze, Ungeheuer, Drache reden Ihre Sprache - reden mit Gewalt! - Dieses Haeusser-Testament offenbart den Verfasser als den Höchsten Geist aller Zeiten! Und sein neunmonatlicher Todeskampf hat Ihn die letzten Dinge sehen lassen. Ganz besonders
Trink, trink, Brüderlein trink, lasse die Sorgen..... Prosit! KUYLE. | |
Laten we ons blameeren!Onze eenige Nederlandsche specialist op filmgebied, de eenige autoriteit voor alles wat de bioscoop und was d'rum und d'ran ist betreftGa naar voetnoot(1), heeft in zijn blad ‘De Maas- | |
[pagina 355]
| |
bode’ weer eens over de centrale filmkeuring geschreven. Dat moet hij natuurlijk zelf weten, zooals wij wel weten hoe hoog wij zijn beweringen omtrent de waarde dezer keuring moeten aanslaan. P. Hyacinth Hermans doet echter meer. Hij wijst erop, ‘dat er over de toelaatbaarheid van een film voor volwassenen ook van katholiek standpunt wel een sterk persoonlijk verschil van inzicht kan bestaan.’ En hij doet dit op zijn eigen bekende manier, fijntjes en raak! Er is daarbij gelegenheid om enkele bladen (meer speciaal de ‘Meierijsche Courant’, die blijkbaar gewaagd heeft het oneens te zijn met P.H.H.) een veeg uit de pan te geven en de integraliteit van het eigen orgaan naar voren te brengen. (O, heel bescheiden hoor!). Hij wijst er op (o, neen, heelemaal niet scherp hoor!), dat er soms in de genoemde courant advertenties worden opgenomen van films, die ontoelaatbaar zijn, iets wat ‘De Maasbode’ nooit zou doen, foei neen! Hoor hoe P.H.H. deze tweeslachtige houding zacht en vaderlijk gispt. ‘Daarbij, lang vóórdat de Centrale Filmkeuring was ingevoerd, hebben wij ons vaak ten zeerste verwonderd, dat in de Zuidelijke Katholieke bladen vaak advertenties en recensies van filmen stonden vermeld, die door “De Maasbode” en ook door mij absoluut voor katholieken ontoelaatbaar werden geacht. Natuurlijk verschil van appreciatie en inzicht, dat wel altijd zal blijven bestaan. In hetzelfde nummer van de “Meierijsche | |
[pagina 356]
| |
Courant”, waarin het artikel over Filmkeuring voor komt, staat o.a. ook een advertentie van de film “Variété”, welke “De Maasbode” niet zou opnemen, en nog een advertentie van “de donkere Sloppen van Algiers”, een film, welke door de zedenpolitie van Rotterdam absoluut verboden werd ook voor volwassenen. Ik heb nog een recensie voor mij liggen, zoowel uit de “Meierijsche Courant” als uit het “Eindhovensch Dagblad”, waarin hemelhoog geprezen wordt “What Price Glory”, een film die om zijn sterke erotische sfeer door “De Maasbode” met een “afgekeurd” werd geclassificeerd. Wij halen dit nu niet aan om de “Meierijsche Courant” eventjes een hak te zetten, of onaangenaam te zijn ....’ Wat een nobele houding toch van P.H.H., hij wil geen hak zetten, hij wil niet onaangenaam zijn, neen heusch niet hoor! Maar .... Ik zou P.H.H. er toch nóg wel eens op willen wijzen, dat zijn eigen blad ‘De Maasbode’ verscheidene malen een advertentie opnam van ‘De donkere sloppen van Algiers’, ‘een film’, volgens P.H.H., ‘welke door de zedenpolitie van Rotterdam absoluut verboden werd ook voor volwassenen’, en die, mag ik er misschien nog aan toevoegen, ook door de redactie van P.H.H.'s eigen orgaan ‘De Maasbode’ ten sterkste werd afgekeurd. Ik heb in een onzer vorige nummers al eens gewezen op deze eigenaardige verhouding tusschen redactioneele uitspraken en aan- | |
[pagina 357]
| |
prijzende advertenties, op de moreele en de financieele zijde van de krant. Natuurlijk mag ik niet aannemen, dat P.H.H. dit vlegelachtig tijdschrift leest, de ‘Meierijsche Courant’ lijkt mij hem beter te liggen, maar heeft niemand hem attent gemaakt op deze onverkwikkelijke slopjesgeschiedenis? Het zou heusch zoo erg niet zijn als P.H.H. iemand, die het verdient, wel eventjes een hak zet, laat P.H.H. gerust onaangenaam zijn tegen iemand, die het verkorven heeft (zie ‘Heilige Toorn’), maar laat P.H.H. voor alles eerlijk zijn! C.B. | |
Briefje aan de Redactie van RoepingTer vergemakkelijking van haar arbeid, stellen wij ons voor, de redactie van ‘Roeping’, maandschrift voor verdieping van Leven en Kultuur, in den vervolge per brief op de hoogte te stellen van de door ons voorgenomen wijzigingen in inhoud en vorm van ons maandblad. Het is dan niet noodig dat zij wachten tot ons nummer is verschenen met het bezoeken en schrijven aan onze nieuwe medewerkers, terwijl de conferentie met haar hardleersche drukker tijdig kan aanvangen. Eveneens zal het ons een feest zijn, eens de leiders van het maandblad aan onze koffietafel te zien. Een zoo innige sympathie immers voor ons werk en onze ideeën, zal ongetwijfeld eerst aan een gemeenschappelijke lunch tot haar volle uiting komen. Alsdan zullen wij hen eveneens van dienst | |
[pagina 358]
| |
kunnen zijn met waardevolle gegevens voor de binnenkort zeker te verwachten Roepinguitgeverij.
L.K. | |
De Rede van Dr. PoelsMet een verbluffende openhartigheid is door een groot gedeelte van de pers de striemende, onbarmhartig-rechtvaardige rede van Dr. Poels uitvoerig afgedrukt. Het is gelukkig dat Dr. Poels het allemaal heeft gezegd, want nu is het niet met zooveel verontwaardiging tegengesproken, dan het geval zou zijn geweest wanneer wij of een ander het hadden durven wagen. Intusschen worden zulke belangrijke uitlatingen altijd te snel vergeten, en daarom achten wij het nuttig om, tegen onze gewoonte om stukken ergens uit te nemen, eenige belangrijke fragmenten ervan te doen volgen.
Ga naar margenoot+Is er overigens wel iemand, die werkelijk meent, dat, als wij zwijgen, de menschen peper in de oogen krijgen?
Vuur blijft van nature altijd jong. Het zijn oude en versleten en daarbij misschien heel verkeerde dingen, die de hier bedoelde ‘conservatieven’ in het verleden dikwijls verdedigd hebben met hand en tand.
Wat ik echter vóór meer dan dertig jaren openlijk een schande noemde en wat ook thans nog een ware schande heeten moet, is dit, dat onder ons, Katholieken, die nog steeds zoo dapper blijven strijden tegen de | |
[pagina 359]
| |
schimmen van Arius, Pelagius, Luther en Calvijn, de thans levende tegenstanders, vooral als zij vermomd in eigen kamp rondloopen, in tal van streken dikwijls jaren lang volkomen met rust gelaten worden.
Ga naar margenoot+Theologische handboeken hebben wij voorloopig genoeg. Wat wij aan onze katholieke Godgeleerden vragen, is de oplossing van de moeilijke brandende quaesties van den dag. Als iedereen slechts hoort hoevelen hunner daarover z w ij g e n, zullen ook onze eigen menschen gaan luisteren naar wat andere menschen daarover zeggen, die aan die quaesties dikwijls oplossingen geven welke volkomen in strijd met onze christelijke beginselen zijn. Moeten ook onze eigen menschen dan niet soms den indruk krijgen dat de katholieke geleerden geen weg weten met de moderne moeilijkheden?
Voorzichtigheid is heel zeker, vooral bij actueele brandende vraagstukken, een, gelijk wij zeiden, hoog noodige en zeer edele deugd.
Ga naar margenoot+Wat zich echter onder den mantel dier edele deugd verbergt, is zeer dikwijls niet anders dan gemakzucht, lafhartigheid, schuldige onkunde en soms nog veel grooter kwaad. Is het niet merkwaardig, dat het wel altijd hooggezeten, maar dikwijls geen hoogstaande en soms zelf heel kleine menschen zijn, die zoo hoog geprezen worden, dat niet alleen hun kortzichtigheid voortdurend wordt goedgepraat, maar dat hun dwaasheden bovendien tot slaande bewijzen van groote wijs- | |
[pagina 360]
| |
heid worden omgepraat? Het eenige waarvan gij kunt zeker zijn, is, dat zij door hun geld of door hun positie invloed hebben, waarvan ook andere menschen nu en dan eens willen profiteeren.
Ga naar margenoot+Het gewone liedje ‘trek maar aan een touwtje’ zullen juist onze groote mannen nooit medezingen. Zij deugen niet voor het Jan-Klaasen-spel, wat kleine menschen, ook als zij ouder zijn, zoo gaarne spelen. Het zijn daarom' juist zij, die dikwijls, omdat zij stukken zouden maken in het Jan-Klaasenspel, geweerd worden door de ‘voorzichtigen’ en ‘slimmen’, die aan de touwtjes trekken. Door het na zijn dood alom weerklinkend ‘leve Schaepman’ heen, zal echter ook na eeuwen het nageslacht nog steeds van verre blijven hooren het, toen hij nog leefde, door zoovelen aangeheven ‘kruisig hem’. (Wordt voortgezet). |
|