De redactie:
Verantwoording 1928
Uiteraard is onze verantwoording in hoofdzaak een recapitulatie. De vrijheid binnen de beperking van de katholieke levensaanschouwing is altijd ruim genoeg geweest voor de vrije ontplooiing van de artistieke geest, voor een door liefde gedreven critiek, welke - omdat de liefde eerst waarachtig vrij maakt - ook in alle vrijheid spreken kan.
Deze vrijheid komt ook overeen met de grondbeteekenis van het woord Katholiek. Wij wenschen ‘algemeen’ te zijn, zooals het goede en de waarheid algemeen zijn. Zij worden gevonden in alle landen, onder alle menschen. En wij zullen kleinere verschillen trachten te vergeten, om in waarheid ‘algemeen’ te zijn, zooals ook velen onze medewerkers zijn, die de bindende waarheid belangrijker vinden dan het scheidend verschil.
Voor ons komen - dit zij nogmaals gezegd - niet de artistieke idealen in de eerste plaats, maar de Katholieke. Doch daar de kunstenaar zijn katholieke beleving in het kunstwerk uit, of liever nog zijn kunstwerk als vanzelf uit zijn Katholieke beleving voortkomt, trachten wij ons te uiten door middel van het kunstwerk, van het eigen handwerk, en niet door het schrijven van predicaties en tractaten, waarvoor wij niet geroepen zijn.
Tenslotte gelooven wij, dat het doel van een kunstenaar of van een tijdschrift niet moet zijn de gevoelens en opinies van de massa weer te geven, noch haar te stijven in het verkeerde,