De Gemeenschap. Jaargang 2(1926)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 346] [p. 346] De Maagd Zegenend zijt gij in het prisma van uw stralen breekt het ongeschapen licht zijn schoon sterren dansen over uw sandalen de sneeuw voor uwe voeten is blauw uit wilde kammen en kobalt stort hooger lachen matelooze dauw des avonds ruischt de boom van uw genade op onze oogen met zeer zware kronen bid voor hen die uw mantelspoor bewaken - ontsteld en duizelend schrijden zij overbrug het zwarte stroomen krijtwit in den nacht ligt een verschrikte meridiaan menschen vallen stom als schaduwen tusschen schepen is een continent vergaan uw morgenster blijft op azuur geslepen staan norscher wassen wij dan de klimplant: hècht onze drift in spelonken onder uw moederlijke hand liggen als vogels wij verzonken als gij speelt met het witte kind sla mijn ziel in zijn lachend net de boom van uw genade ruischt eeuwig wie trouw bemind heeft wordt gered JAN ENGELMAN Vorige Volgende