Antwoord 2. Dat komt beter uit met de maat.
Antwoord 3. Waarom? Waarom? Een poëet kan meer dichten en een schoolmeester meer vragen, dan tien nuchterdenkenden kunnen begrijpen. Die hartelooze twijgjes missen sociaal gevoel, ze kennen de Rerum Novarum niet; dat dunkt me de eenige reden.
Antwoord 4. Het woord ‘zaagzeurt’ drukt een abominabele stoplap uit; scandeer den regel maar eens. Maar 't rijmt op ‘beurt’, dat klopt precies.
Antwoord 5. Ze heeft nooit veel ‘sjans’ gehad.
Antwoord 6. Ze bibbert ervan.
Antwoord 7. Er moest eigenlijk staan gesprokkeld geluk, maar dat kwam met de maat niet uit.
Antwoord 8. Ze gaat thuis bij 't fornuis een lekker dutje doen.
En na deze prompte bantwoording zou ik de examencommissie op haar beurt willen vragen:
I. Wat bewoog u dit klinkdicht met den klank van een gebarsten bel te kiezen?
II. Waarom moet deze nougat-poëzie juist in haar allerminst-smakelijke deelen tot lange draden uitgekauwd worden?
III. Verklaar de dichtregels:
Zu fragmentarisch ist Welt und Leben,
Ich will mich zum Sonnettenpoët begeben.
Der weisz das Leben zusammenzusetzen
Und er macht ein verständlich System daraus.
Mit seinen Nachtmützen und Schlafrockfetzen
Stopft er die Lücken des Weltenbaus.
(Vrij naar Heine.)
J.B.