Alleen dit korte artiekel van P. Molenaar maakt 't Annuarium al waardevol, en 't zou 'n goede daad zijn deze bladzijden te verduizendvoudigen en ze te verspreiden als kiemkrachtig zaad.
Cor Hesseling schrijft over ‘De Heemvaart en de Nijmeegse Zomerbijeenkomst’. Wat P. Molenaar in 't bovenaangehaalde artiekel zo spiritueel-zakelik uiteenzette is de grondidee van de Heemvaart-beweging, die stil blijkt dóór te groeien als 'n innerlike verdieping der studenten. 't Program van de Nijmeegse Zomerbijeenkomst wijst op 'n prachtige aktiviteit en richt zich sterker naar 't wezen dan 10-tallen overladen programma's van Katholiekendagen.
Tussen 't Mengelwerk staat de lezing afgedrukt, door Gerard Panhuysen op die Zomerbijeenkomst gehouden: ‘Koncentratie’. 't Is 'n praktiese ontleding van de grondgedachte der Heemvaartbeweging. Wat P. Molenaar rustig bemediteerde wordt hier gedwongen in 't moeilike, nivellerende leven van alle-dag. De noodzaak der vormelike koncentratie (de volgehouden regeling van ons leven) en de vruchtbaarheid der diepere koncentratie van héél ons denken op God, zijn overtuigend uiteengezet. Dat zulke eerlike, klare woorden op bijeenkomsten van studenten gesproken worden, bewijst, dat er 'n geest aan 't opkomen is, die de minder-goede elementen uit de R.K. Studenten-verenigingen vergeten doet.
Hoor de toon van deze lezing uit 'n enkele zin: ‘Want wanneer wij ons leven vormelik zó hebben geregeld, dat 't werkelik gericht is naar God, en wanneer wij uit verlangen naar vereniging met Christus, naar 't volledig volbrengen van Zijn wil, al véél hebben gelaten, en al véél hebben gedaan, dan komt dat ogenblik, dat een grote benauwenis worden kan: 't besef dat je met de beste wil van de wereld géén stap meer verder kunt; en dan is de enige bevrijding deze eerlike erkenning: nu kan mijn wil, mijn wereldse wil, mij ook werkelik niet meer helpen; nu kom ik alléén, en ook héél alléén nog maar verder door die beste Wil van de Hemel, Die genadige Almacht is.’
Van de wetenschappelike bijdragen behandelt die van M. Bruna 'n brandende kwestie: de behandeling van het organiese leven tot het levenloze. In 'n duidelik overzicht schetst hij de ontwikkeling der ideeën, van de machinetheorie van Büchner en Haeckel tot het Vitalisme van Driesch. Hij bewerkt deze stof zo, dat de lezer, die zich niet speciaal op dit terrein beweegt, tòch geboeid wordt door dit probleem. En dat is 'n grote verdienste. 'n Interessante studie over ‘Hugo de Groot's “De Jure Belli ac Pacis” en de Index’ door Ez. van der Helm O.F.M. en 'n bijdrage van Max Franssen over ‘De Subjecten in het Volkenrecht’ vormen 't verdere deel van 't Mengelwerk, dat ook nog litteratuur bevat. Als we 't proza van Wim Snitker tot op zekere hoogte uitzonderen (hij is hier 'n grovere Van Schendel) blijft er niets over (m.i.). De sonnetten van W. Bär lijken op 't eerste gezicht parodieën, maar de zeer zwakke linolcumsneden duiden toch op ernst. Toch... 'n beslissing nemen is gevaarlik. Deze laatste opmerkingen (om de wille van de volledigheid slechts gemaakt) doen echter niets af aan de totaal-indruk van dit besnoeide Annuarium; en die is er een van blijdschap om de zékere tekenen van nieuw leven in de studentenwereld.
H.K.