De Gemeenschap. Jaargang 2
(1926)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Van André Gide tot André Breton
| |
I. Inleiding.Wie met een enkel woord de karakteristiek van een deel der jongste Fransche letteren zou willen geven, vindt dat door een der woordvoerders van het Surréalisme uitgesproken over den schilder Max Ernst: een ‘panique de l'intelligence’. Daarmee toch is, behalve deze schilder, meteen het complex der verschijnselen gekenschetst, dat zich meer en meer als een samenhangend geheel van André Gide tot André Breton gaat afteekenen. En geeft men zich rekenschap van deze ontwikkeling dan vindt men als naasten voorbereider André Gide, als crisis Dada met Tristan Tzara als eenigszins luidruchtig manifestant, met Philippe Soupault en Louis Aragon als de meest karakteristieke auteurs, - in derde stadium gevolgd tenslotte door het Surréalisme als de voorloopige voltooiing in een volkomen val. | |
[pagina 54]
| |
Deze noodlottige ontwikkeling in eenige van haar kenmerken overschouwend, in eenige van haar tendenzen ontledend, in eenige van haar neigingen ondervragend, teekent zich den beschouwer plotseling een figuur af, waarin wij verwante kenmerken, verwante tendenzen, verwante neigingen gaan herkennen maar ditmaal grooter, trotscher, hijgender; ditmaal opgestooten tot schier gigantische proporties; ditmaal geleefd op een slagveld van zielen voor elke van wie het ging om zijn of niet-zijn en daarom zoo verhevigd geleefd, dat de litteratuur waarschijnlijk niets heeft dat daaraan gelijk komt: Dostojewski. Ofschoon geenszins getracht zal worden een samenvattend en min of meer definitief oordeel over dezen schrijver te geven zal, waar wij een oogenblik in de gelegenheid zijn den wezenlijken invloed ten booze van Dostojewski bijna handtastelijk vast te stellen, ongetwijfeld wèl deze Rus - deels althans - verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor eenige dier afwijkingen in het Europeesche denk- en gevoelsleven, welke via André Gide tot hèm teruggebracht kunnen worden. En deze afwijkingen zijn vooral de negatie van het verstand en van den wil en (in vereeniging ook met Freud's theorieën) de ontdekking van het onderbewustzijn, sinds Dostojewski en Adré Gide gevaarlijk gëxploiteerd. En al is het ongetwijfeld waar, dat Gide voorzoover hij als intermediair in dit proces optreedt, het beeld van Dostojewski heeft vervalscht of beter: verkleind - hij bekent trouwens oprecht bij voorkeur zichzelf in Dostojewski gezocht te hebben - toch is het boven allen twijfel, dat deze beide afwijkingen in het werk van den Russischen schrijver - en als integreerend deel - aanwezig zijn en door Gide rijkelijk ontgonnen werden. Schetsmatig 'n oogenblik de negatie van het verstand in Dostojewski's werk aangevend - en 't is juist deze tendenz welke zich 't eerste uit dit werk opdringt - herinner ik er aan, dat Dostojewski van het verstand alleen het verdervende der opperste toespitsingen kent, waaraan in zijn eersten grooten roman de Raskolnikow-figuur ten onder gaat. En wanneer deze gebroken is kondigt de roman aan het slot de sfeer aan waarin de nieuwe Raskolnikow leeft en waarin het psychisch proces van de centrale figuur uit den volgenden roman zich gaat voltrekken: Indessen war er an diesem Abende nicht imstande, lange und dauernd an etwas zu denken und seine Gedanken auf einen bestimmten Gegenstand zu konzentrieren; auch hätte er jetzt keine Denkaufgabe lösen können; er konnte nur fühlen.... ganz neue Triebe begannen sich in seiner Scele hindurchzuarbeiten. Inderdaad is dit de korte samenvatting van vorst Mischkin's gesteldheid. Hij dan ook is de goede mensch. Maar van den anderen pool in Dostojewski's werk, Stawrogin uit de ‘Dämonen’, wordt uitdrukkelijk vermeld, dat hij ‘den feinsten, den erlesensten Verstand hat’, - maar | |
[pagina 55]
| |
werd hij juist niet voorbestemd den menschen tot een verderf te zijn? Bovendien is het verstand, behalve verderfelijk, ook inferieur en zoo zal Schatoff, die den schrijver zelf het naast verwant is, aan Stawrogin voorhouden, dat in de geschiedenis der volken het verstand altijd slechts een secondaire rol heeft gespeeld. Gekweld door den demon van het verstand, die Kiriloff naar de zelfvernietiging dreef, is het in den familie-roman der Karamazows juist Iwan, die wellicht het ondragelijkst lijdt:.... und ich lebe, wenn auch wider die Logik, want hij is het, die tot die menschen behoort: die nicht Millionen brauchen sondern das Problem lösen müssen, - en die Aljoscha's hartstochtelijke Lebensbejahung voorloopig niet begrijpen: Vor der Logik musz man das Leben lieb gewinnen.... Aljoscha en Dimitri staan in hun Lebensbejahung, waartoe de door het verstand bezetenen nimmer geraken zullen, vlak bij elkaar en op hun voorbeeld zullen wij deze redelooze, door niets getoomde leefdrift, maar beredeneerder, eerst in André Gide (Les Nourritures Terrestres), later ten deele ook onder andere invloeden in een Dada-auteur als Philippe Soupault zien opstaan. Maar op een gegeven moment zal de, wat ik zou willen noemen: redelooze Dada-leefdrift, zichzelf niet meer voldoende zijn en gekweld door den ouden onrust zal de mensch opnieuw den kooi, waarin hij zich tòch ook nu gesloten had, willen breken. Maar ditmaal zal de verachting voor verstand en rede zich noodlottig - en misschien noodgedwongen - handhaven en de machtelooze mensch gaat ditmaal, in de verwachting eener nieuwe moraal, zich keeren naar den modder dien hij in zich draagt: in het Surréalisme voltrekt zich de val van Dada, - val en straf voor de vermetele verwerping van het verstand, val en straf voor deze aantasting van de orde der natuur. Gide heeft over de Versiloff-figuur deze karakteristiek uit Dostojewski geciteerd: Il me (Versiloff) semble que je me partage en deux..... Oui, vraiment, je me partage en deux, et de cela j'ai véritablement peur. C'est comme si votre sosie se tenait à côté de vous. Vous-même, vous êtes intelligent et raisonnable et l'autre veut absolument commettre quelque absurdité. Soudain, vous remarquez que c'est vous-même qui voulez la commettre. Vous voulez sans le vouloir, en résistant de toutes vos forces.Ga naar voetnoot1) Behalve Versiloff karakteriseert deze passage meteen het Surréalisme dat uitsluitend en met verwerping van elke verstands-tusschenkomst de troebele regionen, waar deze dubbelganger van den bewusten | |
[pagina 56]
| |
mensch heerscht, exploreert, - regionen waarheen ook Gide's aandacht zich bijna uitsluitend toespitste. Gide sneed zichzelf uit Dostojewski - maar hoeveel grooter was de Rus! - en profeteerde daarna de nieuwe moraal. | |
II. Andre Gide.Schrijvend over Nietzsche heeft Gide opgemerkt, dat de geschriften van een wijsgeer noodwendig monotoon zijn, - immers elke tegenspraak met zichzelf moet zorgvuldig geweerd worden; iedere contradictie zal als een vergissing worden aangerekend. Zoo bouwt de geest zijn huis maar het huis sluit den geest in: géén ontsnappingen. Gide zelf - en misschien moest hij, dit schrijvend, er zich onwillig rekenschap van geven, dat dit gevaar zijn eigen werk zou bedreigen, - is aan die monotonie niet ontkomen. Want zelden - en zoo onvruchtbaar tevens - trekken meditaties over het leven zoo voortdurend op dezelfde elementen eener levensleer zich samen; zelden voelt men zoo den vermoeienden toeleg niet met zichzelf in strijd te komen en - prijzenswaardig in zekeren zin! - de beginselen dier levensleer tot hun laatste consequenties, cynisch en schijnbaar onverschrokken, te volgen. En misschien zou men geneigd zijn, die onverschrokkenheid argeloos gehéél te aanvaarden, ware het niet, dat men in die eindelooze verzekeringen ten overstaan van zichzelfGa naar voetnoot1a) en in de stoutmoedigheid de eigen afwijkingen aan de afwijkingen van anderen te rechtvaardigen, een kleine onzekerheid, een kleine lafheid, een kleine aarzeling vermoedt, welke - en bedenkt wàt daaraan voorafging en hoe schijnbaar onbewogen en vermetel deze levensleer zich ten einde bouwt, - op 't onverwacht in een vluchtigen maar ongemaskeerden twijfel zich bloot geven: even groeft een verholen pijn zich langs dit gelaat: Je ne sais point si je réclamais la vie, avant d'être.... - en de zin voltooit zich met den imperatief, welken Gide door heel zijn werk paraphraseert, naar alle richtingen verlengt en d'une folie très méditéeGa naar voetnoot2) (zóó bekent hij, werd een zijner boeken geschreven) tot demonische raffinementen zal exalteeren: mais à présent que je vis, | |
[pagina 57]
| |
tout m'est dû.Ga naar voetnoot3) Stilzwijgend rechtvaardigen zich in dezen imperatief de beide karakteristiek Gidiaansche afwijkingen, welke Gide tot in zijn jongste geschriften zal cultiveeren en die later de noodlottige stimulans in het werk van een aantal jongere Fransche schrijvers geworden zijn: een binnenwaarts gerichte, onverzadigbare nieuwsgierigheid - Lafcadio laat hij spreken van den ‘démon de la curiosité’,Ga naar voetnoot4) - welke op haar beurt een in aandrift onberedeneerde onrust verwekt. Deze nieuwsgierigheid en deze onrust - hoe scherpen zij elkander aan, - zijn de innerlijke beweegkrachten van wat men noemen kan: Gide's levensleer. Geeft men zich van Lafcadio's wezen rekenschap, dan vindt men aan het begin zijner troebele corruptie een zichzelve zeer bewuste maar overigens ijdele en spelende nieuwsgierigheid naar die schemerende gebieden van het eigen Ik, waar de donkere mogelijkheden voor de uiterste raffinementen der zonde latent en dreigend aanwezig zijn; een vermetele nieuwsgierigheid naar den modder, welke iedere menschelijkheid kàn vertroebelen maar een vermetelheid welke zeer klein is en eer hun booze caricatuur dan verwant aan de groote vermetelen: Raskolnikow, Dmitri Karamazow, Stawrogin. Mogen zij de groote roofdieren zijn, koningen waarachtig der woestijn, wier schreeuw ongelaafd zich schroeit aan het heete zand, - Lafcadio is het klein en stinkend roofdiertje, dat zich onverhoeds op het leven heeft vastgezogen. Gide, die in zijn Dostojewski-boek over ‘les paysages intérieures de la psychologie’Ga naar voetnoot5) spreekt, geeft de theorie van Carey boven die van Ricardo den voorkeur om haar vervolgens als beginsel zijner psychologie te hanteeren. Leert Ricardo dat de vruchtbaarste gronden het eerst in cultuur gebracht worden, die van Carey leert dat de mensch pas het laatst en eerst nadat alle andere gronden in cultuur gebracht zijn, van hen bezit neemt en Gide deze economische wet als psychologische gebruikend, zet de dorre taal van den staathuishoudkundige in de zijne om als hij vraagt: wat zijn die vruchtbare gronden? -: Forêts luxuriantes et ténébreuses, où l'enchevêtrement des ramures fatigue la marche du pionnier; terres peuplées d'animaux sournois et féroces; terres marécageuses, mouvantes, aux exhalaisons délétères.... ces terres inespérérement fécondes sont les dernières exploitées. Longtemps l'homme reculera devant les dangers et les fièvres des terres basses; longtemps, de plus d'un lac Strymphale, les rives incertaines attendront en vain leurs héros....Ga naar voetnoot6) | |
[pagina 58]
| |
Na DostojewskiGa naar voetnoot7), den eenige - zooals hij verzekert - die hem inzake psychologie iets vermocht te leeren, moet Baudelaire hem een pionier naar deze ‘paysages intérieurs’ geweest zijn. Van hem toch, - maar men zij er op verdacht ,dat Gide, speurend naar zijn eigen afwijkingen, elk beeld verkleint naar het beeld van zichzelf, - zal hij in 1917 in een voorrede op de Fleurs du Mal schrijven: On vient nous répéter souvent qu'il n'y a rien de nouveau dans l'homme. Peut-être; mais tout ce qu'il y a dans l'homme on ne l'a sans doute pas découvert. Oui, je me persuade avec tremblement que bien des trouvailles restent à faire, et que les cadres de l'ancienne psychologie, d'après lesquels nous jugeons, pensons, agissons même, avons agi jusqu'à ce jour, paraîtront bientôt plus artificiels et perimés que les cadres de l'ancienne chimie depuis la découverte du radium. Si maintenant les chimistes en viennent à nous parler de la décomposition des corps simples, comment ne serions-nous pas tentés, ‘nous autres psychologues’ d'envisager la décomposition des sentiments simples? Ce qui permet de croire aux sentiments simples, c'est une façon simple de considérez les sentiments. Hoe deze vermetele verwachtingen reeds een noodlottigen resonans vonden, begrijpt men uit de verwachtingen van hen, die sindsdien - gedreven wel door denzelfden ‘demon de la curiosité’ - de door Gide gebaande wegen verder gingen: | |
[pagina 59]
| |
...j'aimerais savoir comment seront juges les premiers actes délictueux dont le caractère surrealiste ne pourra faire aucun doute... Il faudra bien alors qu'une morale nouvelle se substitue à la morale en cours, cause de tous nos maux.Ga naar voetnoot9) Mag Gide levenslang zoo noodlottig gefascineerd zijn door Dostojewski, dan is dat deels en niet het minst omdat hij meende in hem ‘cette sorte de mystérieux renversement des valeurs’Ga naar voetnoot10) gevonden te hebben en ten andere een bevestiging van zichzelf, voorzoover hij de cultiveering van ‘la vie intime’ boven de verhouding van mensch tot mensch stelt en juist daarin - zoo oordeelt hij bij het eeuwfeest van den Rus - is de grootheid van Dostojewski gelegen. De diepste waarheden toch, die de menschheid van hem zal leeren, liggen in de psychologische orde ‘.... et j'ajoute que, dans ce domaine les idées qu'il soulève restent le plus souvent à l'état de problèmes, à l'état de questions. Il ne cherche point tant une solution qu'un exposé, - qu'un exposé de ces questions précisément qui, parce qu'elles sont extrêmement complexes et qu'elles se mêlent et s'entrecroisent, demeurent le plus souvent à l'état trouble.’Ga naar voetnoot11) Hem, die bepeinst hoe in het Westen de nieuwsgierigheid een domein is, dat slechts aan de vrouw voorbehouden bleef, treft in de Duizend-en-een-Nacht ‘une inlassable curiosité’Ga naar voetnoot12) en na den zelfmoord van Maurice Léon zal hij geïnteresseerd noteeren: nulle cause extérieure à son suicide, nulle maladie, nulle intrigue, nulle complicité d'amour...Ga naar voetnoot13) - alzoo de befaamde ‘action gratuite’, welke hij twaalf jaar nadien in Lafcadio verwerkelijkt als resultaat dier binnenwaarts gerichte en voor elke afwijking gevoelige nieuwsgierigheid, die hem over Barrès' ‘Déracinés’ deed schrijven, dat indien Racadot Lotharingen niet verlaten had, deze nimmer een moord zou hebben bedreven maar dat dàn ook Racadot hèm, Gide, niet zou geïnteresseerd hebben. Datzelfde jaar - want de giftige folie très méditée van dezen mensch deinst niet terug voor een cynische oprechtheid, - datzelfde jaar bekent hij Nathanaël: Hérétique entre les hérétiques, toujours m'attirérent les opinions écartées, les extrêmes détours des pensées, les divergenees. Chaque esprit ne m'intéressait que par ce qui le faisait différer des autres.Ga naar voetnoot14) | |
[pagina 60]
| |
Ziedaar ook Lafcadio,Ga naar voetnoot15) wiens nieuwsgierigheid zich 't eerst openbaart in de kleine overweging, dat niets zich zoo voltrekt als aanvankelijk verwacht wordt; het fascineerend gevaar van het avontuur verschuilt zich prikkelend in dit onberekenbare. Want tusschen het berekende resultaat der daad en het werkelijke resultaat, schuift zich verleidelijk ‘un petit laps par où l'imprévu se fait jour’. En voor Lafcadio, die zich de Schepping verklaard heeft als: dat álles zij, wat zijn kàn, wordt dit onvoorziene de prikkel zijner daad: amoureux de ce qui pourrait être.... En - alléén met 'n passagier in een coupé van den avondtrein naar Rome, - verscherpt deze nieuwsgierigheid zich zoo, dat zij zich een uitweg boren moet; de schrikkelijke ‘démon de la curiosité’ is gewekt en drijft zich snel naar dat uiterste, waar zijn duistere luciditeit blindelings de meeste mogelijkheden vermoedt, - een moord. Zonder overhaasting, - want aviver son désir is een der maximen van de Gidiaansche levensleer, - berekent Lafcadio: ‘Là, sous ma main, cette double fermeture - tandis qu'il (de reiziger) est distrait et regarde au loin devant lui - joue, ma foi! plus aisément encore qu'on eût cru. Si je puis compter jusqu'à douze, sans me presser, avant de voir dans la campagne quelque feu, le tapir est sauvé. Je commence: Une, deux, trois, quatre. (lentement! lentement!) cinq, six, sept, huit, neuf.... Dix, un feu!.... Eén druk op den portierknop en Lafcadio stoot den reiziger uit den voortsnellenden trein. Méér dan de nieuwsgierigheid hoe de justitie het probleem eener ongemotiveerde misdaad zal oplossen - déze overweging heeft hij slechts spelend gehad, - dreef de nieuwsgierigheid naar zichzelf, Lafcadio tot deze daad: Ce n'est pas tant des événements que j'ai curiosité, que de moi-même, - overwoog hij even tevoren. Géén misdadiger echter acht hij zich, veeleer een avonturier: mot aussi souple que son castor et dont il pouvait relever les bords à son gré. Zooals zijn daad geen motief van buiten als prikkel heeft (louter toch curiosité), zoo kent zij ook geen berouw als reactie; hoogstens zou men een mogelijke onhandigheid, een tekort aan élégance betreuren kunnen. En waarmee men zich later ten overstaan van anderen en van zichzelf rechtvaardigt, beperkt zich tot dit: ik heb het zeer snel gedaan, toen ik lust had het te doen.Ga naar voetnoot16) | |
[pagina 61]
| |
Hoe ver Lafcadio en Gide elkaar verwant zijn en hoezeer gene de Gidiaansche levensleer verkondigt, hebben zij zich niet geheel met elkaar vereenzelvigd. Want dieper dan tot Lafcadio heeft Gide in de verste en ignobelste zijner afwijkingen zich tot Protos bekend, - tot Protos die als een verderfengel tusschen de menschen is: het kwade uitzaaiend, de duisternissen in elke ziel oproepend, de fascineerende ‘détours des pensées’ arglistig prikkelend: - Si je vous entends bien, Protos a eu sur vous de l'influence. Maar later! later wanneer Lafcadio den moord bedreven heeft zal Protos plotseling voor hem staan en schaamteloos bekennen: Je n'agis pas: je fais agir. Lafcadio heeft de gedachte in de daad voltooid maar de daad is keuze en elke keuze - Gide heeft het Nathanaël, aan wien de Nourritures Terrestres gericht zijn, geleerd: - elke keuze is schrikwekkend want altijd impliceert zij een afstand van al het andere; wie zich in een keuze fixeert beperkt zich, sluit uit en niets worde uitgesloten! want al het uitgeslotene is verkieslijk boven het eene waaraan men zich bond. Hier denkt Gide's levensleer, vervreemd van elke beperking, zich ten einde: de daad limiteert datgene wat men zou kunnen doen. En logisch vindt men uit de Protos en Lafcadio-figuren het laatste woord: wie de zelfbeperking in de daad ducht, - hem blijft, indien hij den demon der nieuwsgierigheid niet weerstaan kan, slechts dit eene: niet zelve te handelen, maar te doen handelen. Van deze zelf-beveiliging geeft Gide het schaamteloos getuigenis als hij zijn ontmoeting met een uit de gevangenis ontslagen Duitscher verhaaltGa naar voetnoot18) en deze hem bekent: ...de seulement étendre mon bras, j'éprouve plus de joie qu'à ècrire le plus beau livre du monde. L'action, c'est cela que je veux; oui, l'action la plus intense... intense... jusqu'au meurtre... | |
[pagina 62]
| |
- Non, dis-je enfin, désireux de bien prendre position, l'action ne m'intéresse point tant par la sensation qu'elle me donne que par ses suites, son retentissement. Voilà pourquoi, si elle m'intéresse passionnément, je crois qu'elle m'intéresse davantage encore commise par un autre. J'ai peur, comprenez mol, de m'y compromettre. Je veux dire: de limiter par ce que je fais, ce que je pourrais faire. De penser que parce que j'ai fait ceci, je ne pourrai plus faire cela, voilà qui me devient intolérable. J'aime mieux faire agir que d'agir.Ga naar voetnoot19) Maar wij verstaan nu, waarom Anthime Armand Dubois, ‘céde à un maniaque besoin de blasphéme’Ga naar voetnoot20) in tegenwoordigheid van een kind en wij verstaan het gesprek van den Verloren Zoon met zijn jongsten broer, indien Gide niet al reeds in de Nourritures Terrestres bekend had: Parfois, invicible de nuit, je suis resté penché vers une vitre, à longtemps regarder la coutume d'une maison. Le père était là, près de la lampe; la mère cousait; la place d'un aïeul restait vide; un enfant, près du père, travaillait; - et mon coeur se gonfla du désir de l'emmener avec moi sur les routes Door den demon eener ijdele nieuwsgierigheid tot dezen diepsten val gedreven, geeft hij zich ten overstaan van Nietzsche en Dostojewski opnieuw rekenschap van deze verdervende passie en ontdekt haar andere beweegkracht. In Nietzsche toch ervaart Gide, dat deze den modernen, atheïstischen mensch na de oude kwellende vragen: vanwaar? waarheen? wat is de dood? wat is de waarheid? een nieuwe en kwellender vraag stelt: wat kàn de mensch? waartoe is hij in staat? door Dostojewski in Kiriloff tot het zelf-vernietigend einde beantwoord, door Nietzsche in zijn Ubermensch ontkomen, door Gide zelf - en wederom d'une folie très méditée - beredeneerd: de negatie van God impliceert de volledige affirmatie van den mensch. Maar wat kán dan de mensch? waartoe is hij in staat? De angst begint daar, waar deze mensch zich niet in de daad kan bevrijden, begint daar, waar het antwoord niet onmiddellijk op de vraag kan volgen en hij ontdekken moet, dat wie dènkt zonder handelen zich vergiftigt of zooals Gide aan Blake ontleent: L'homme qui désire, mais n'agit point, engendre la pestilenceGa naar voetnoot22) - Nietzsche moest in waanzin sterven. God | |
[pagina 63]
| |
is ontkend, maar: Comment affirmer son indépendance? Ici l'angoisse commence. Tout est permis. Mais quoi? Tout! Que peut un homme?Ga naar voetnoot23) En evenwel de denkende mensch kán niet handelen, want elke daad zal hem een begrenzing van den geest zijn, een vergelijk, een verzwakking, - zóó kan men verstaan, wat Lafcadio even voor den moord overdacht: Qu'il y a loin, entre l'imagination et le fait. Daaraan ontkomt de denkende mensch slechts in dit: de geest handelt niet, hij doet handelen. Raskolnikow dacht èn handelde, - en hij kwam er aan om. Maar Iwan Karamazow heeft zijn aap: Smerdiakow, Stawrogin den zijne: Peter Stepanowitsch en Protos den zijne: Lafcadio: L'être intellectuel est heureux de dominer l'autre, mais tout à la fois il reste exaspéré par cet autre, qui lui présente dans son action maladroite comme une caricature de sa propre pensée.Ga naar voetnoot24) Van verantwoordelijkheid heeft Gide zich ontdaan, - en dit niet zoozeer in den ietwat pathetischen proloog op de Nourritures Terrestres: Et quand tu m'auras lu, jette ce livre et sors, noch in de gelijk-geaarde waarschuwing van den epiloog: Nathanaël, à présent, jette mon livre. Emancipe-t-en. Quitte moi, quitte moi.... maar veeleer daar, waar hij zich - en wederom d'une folie trés méditeé - rekenschap geeft van moraal en verantwoordelijkheid Scherp heeft hij zich het probleem der verantwoordelijkheid en zijn verhouding tot dit probleem belicht: - ....Dois-je, en parlant, songer au plus ou moins d'écho qu'aura ma voix? | |
[pagina 64]
| |
Rond dezen kern heeft zich de gansche ethica en aesthetica van Gide gevormd, - hetzij hij zich korter nog formuleert dat de moraal ‘une dépendance de l'Esthétique’ is, hetzij hij in cynische oprechtheid overweegt dat den kunstenaar zijn immoraliteit slechts verweten mag worden indien deze immoraliteit vervelender mocht zijn dan de deugd, hetzij hij den eisch stelt dat de kunst tot elken prijs haar recht losbandig te zijn moet handhaven. Zijn, zichzelf zijn, volledige affirmatie der eigen persoonlijkheid, - niet ànders zijn dan naar eigen wil en willekeur en neiging op het voorbeeld gaarne der Grieken, die evenveel Goden als driften erkenden. Nog eens: mais á présent que je vis, tout m'est dû, - niet ànders zijn, dan naar eigen wil en willekeur en neiging. En aan Nathanaël zal geleerd worden: ga aan alles voorbij, blijf nooit en zoodra een omgeving naar onze gelijkenis is geworden: vlucht! Niets toch is den mensch gevaarlijker dan zijn familie, zijn kamer, zijn verleden en gelukkig hij, die zich aan niets op (aarde hecht, et promène une éternelle ferveur á travers les constantes mobilités’Ga naar voetnoot26) wat de korte formuleering van het wezen van Dada is geworden. Gehaat zij het gezin, gehaat de familie, gehaat elke plaats waar de mensch rust waant te vinden: Familles! je vous hais! foyers clos; portes renfermées; possessions jalouses du bonheur....Ga naar voetnoot27) en Lafcadio overweegt: En fuite, et vers un nouveau monde; quittons l'Europe en imprimant notre talon sur le sol!.. S'il est encore á Bornéo, au profond des forêts, quelque anthropopithèque attardé, lá-bas, nous irons supputer les ressources d'une possible humanité....Ga naar voetnoot28) Zoo stijgt het vertrek bij Gide - en later bij den meest karakteristieken auteur van Dada: Philippe Soupault, - tot een hymnische verrukking over het avontuur, het leven, het nieuwe: altijd nieuw herboren onder een nieuwen hemel temidden van vernieuwde dingen: la vue d'un train qui s'en va me cause une tristesse inexprimable, - weet Julius Baraglioul van zichzelf. En wanneer Gide een artikel tegen Barrès' ‘Déracinés’ gaat schrijven zal hij den traditionalist hartstochtelijk bewijzen willen: le déracinement peut être une école de vertu,Ga naar voetnoot29) - en elders zal hij vanzelf bekennen: je ne me sens vivre qu'en marchant. Echter niet bezitten! Want niet het bezit maar het verlangen naar het bezit zij des menschen hoogste bevrediging. Nog één nuance verijlt zich deze gesteldheid: het zij zelfs geen verlangen, geen gericht en | |
[pagina 65]
| |
zich begrenzend verlangen ‘mais simplement une disposition à l'accueil’. Zich verteren laten door alle hoop, door alle verwachtingen, door alle driften, - zich verteren laten door het leven!Ga naar voetnoot30) Dat is geluk. En zal eenmaal elk kleinste oogenblik - Gide viert den cultus van het oogenblik - een totaliteit van leven en geluk in zich besluiten, dan zal dit oogenblik sterker zijn dan de dood: het zal den dood ontkennen. Het oogenblik zal God zijn. Hier vindt de levensleer van Gide haar besluit: Ne distingue pas Dieu du bonheur et place tout ton bonheur dans l'instant.Ga naar voetnoot31) Dit mag een dier talrijke en bedriegelijke uitspraken van Gide zijn, welke hij met zoovele teksten uit de H. Schrift van uit het Katholicisme in zijn levensleer misleidend en ontwijdend transponeert. Want, - telkens waar Gide over God spreekt, - bedenkt dat hij Nathanaël gewaarschuwd heeft: il ne faut parler de Dieu que naturellementGa naar voetnoot32) en dat gansch zijn werk een hymne is aan de ‘volupté’ en de ‘sensualité’, - begrippen, welke hij met geen twijfel-latende duidelijkheid heeft omschreven.Ga naar voetnoot33) Wat daarboven is, duwt hij willens weg: Mais, Nathanaël, je ne veux te parler ici que des choses, - non point de L'INVISIBLE REALITE - car Aldus in haar essentieele overwegingen de levensleer van André Gide. Want dat hij een levensleer heeft willen geven, dat hij zichzelf als een verlosser beschouwt van de komende geslachten en den profeet eener eindelijk bevrijde menschheid: hij mag het trouweloos en misschien lafhartig ontkennen, - dat is tenslotte weinig meer dan een zich vruchteloos onttrekken aan de laatste verantwoordelijkheid, omdat een mensch zichzelf - willens en wetens: d'une folie très méditée, immers, - in gedachten en gevoelens niet zóó perverteeren kàn of | |
[pagina 66]
| |
er blijft een beet in het vernield geweten. Ge hebt dien met mij gevoeld in de welhaast eenige plaats, waar hij zich in dit rampzalig werk een vluchtig moment blootgaf, en waar ik in den aanvang op wees: Je ne sais point si je réclamais la vie, avant d'être....
GERARD BRUNING.
(Wordt vervolgd). |
|