't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– Auteursrechtvrij
[pagina 280]
| |
Op de wijse: Ick roep u o Hemelsche Vader aen, etc.Die van herten ghebroken
En van bedroefden Zielen zijt,
Al door der sonden strijt,
Ga naar margenoot+Want den ghenaden tijt
Is u seer soet ontloken.
Staet op, en gaet, niet langh en beyt
Na Bethlehem de stede:
Ga naar margenoot+Siet wat daer in een kribbe leyt,
Weent, ende deerlijck schreyt
In lijden en droefheyt
Totg uwer Zielen vrede.
Herodes die wert seer verstoort,
Met alle sijn dienaren,
Als hy die tydingh heeft gehoort
Van deese blyde gheboort,
Soo dat hy heeft vermoort
Kinderkens van twee jaren.
Vergeefs Herodes ghy u quelt
Om Christum te ontleden,
Ga naar margenoot+Hy soeckt niet u rijckdom, u gelt,
V schat, noch u ghewelt,
‘t Rijcke van desen helt
En is niet hier beneden.
In op ghepronckte hoven jent
En is hy niet te vinden,
| |
[pagina 281]
| |
Maer den vernederden ontrent
Heeft hy syn logement,
Ter werelt onbekent,Ga naar margenoot+
Maer niet sijne beminden.
Hem neertsigh offerhande doet,
Schoon Goudt hooghe van weerde,
Dats een door-loutert herte goet,
‘t Welck in geen tegenspoet
Afwijckinge en doet
Maer trouw is in ‘t volherden.
Brenght VVieroock op sijnen ontaer,Ga naar margenoot+
Ia Vierige Ghebeden
Al uyt een hert suyver en claer,
Niet voor de menschen, maer
Voor Gode openbaer
Moeten sy sijn beleden.
Een buffel Myrrhe maeckt bereet
Om voor hem uyt te gieten,
Dat is een uyt ghepijnde sweet,
En bitter tranen heetGa naar margenoot+
Daer mede toont hoe leet
De sonden u verdrieten.
Voor hem is weerdigh en bequaem
Sodanigh offer-hande,
Hy geeft oock voor ons al te saem
Sijn heylighe lichaem,
Als offer aenghenaem,
Vrywilligh hier te pande.
Lof Godt die ons soo heeft bemint
Dat hy tot ons bevrijden
Ghesonden heeft sijn lieve kint,
Dat crachtigh overwint,
Al wat ons hier begint
Vyandigh te bestrijden.
|
|