't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: Syon mijn lieve vriendinne, &c. Oft van de Groot-Vorst.O Godt Vader vol goetheden,
Die den Hemel hebt gemaeckt,
En het Aertrijck hier beneden,
En daer op ghedurich waeckt,
Ga naar margenoot+Siet op my u creatuur,
Die nu ben in swaer ghetruur.
Reynicht my mijn hert en nieren,
Ga naar margenoot+Heer door uwen goeden Geest,
Ga naar margenoot+Wilt mijn tongh en sinnen stieren,
Dat u name sy ghevreest,
Geeft my ‘t geen dat ghy gebiet,
Ga naar margenoot+Van my selven ben ick niet.
Ga naar margenoot+Dickwils als ick voorgenomen
Ga naar margenoot+Heb om uwen wil te doen,
| |
[pagina 181]
| |
Sijn de feylen meest gecomen,Ga naar margenoot+
Dit en can ick niet bevroen,
Is dan uwe hant vercort,Ga naar margenoot+
Dat my niet gheholpen wort?
Hebt ghy my dan niet gheschapen
Tot u evenbeelt o Heer!
Waerom moet ick liggen slapen,Ga naar margenoot+
Sonder u te kennen meer?
Waerom moet ick henen gaen,Ga naar margenoot+
Sonder u te schouwen aen.
Ick en heb doch geen vermaken,
In dit eertsche wesen kranck,
Laet my dan het Hemelsch smaken,Ga naar margenoot+
Dat ick u mach geven danck,
Treckt my met u aenschijn soet,Ga naar margenoot+
Tot vertroostingh van ‘t gemoet.
Maer belieft u my te proeven,
Dat ghy my niet haest en troost,
Och soo wil ick geern vertoeven,
Want ghy niet bedroeft altoost,Ga naar margenoot+
Maer na uwe wijsheyt fijn,Ga naar margenoot+
Geeft ghy druck en Sonne-schijn.
Nochtans blijft by my verholen
Vwe Liefd’ in alle noot,
Want ghy hebt mijn hert gestolen,Ga naar margenoot+
Doen ghy uwe pijlen schoot,
In het diepste van mijn hert,Ga naar margenoot+
‘t Welck my baert een soete smert.
Smert als ick u niet can voelen,Ga naar margenoot+
Soetheyt als ick aen u denck,
Bitter is my ‘t aertsche woelen,Ga naar margenoot+
Slavernye is haer geschenck,
Sint dat ick, Heer, u lief kreegh,
Had ick noyt ter werelt deegh.
| |
[pagina 182]
| |
Sy is my nu afgheweken,
Ga naar margenoot+Staet dan by u Duyfjen teer,
Weerdight u met my te spreken,
Ga naar margenoot+Wilt my niet verlaten meer,
Want ghy zijt mijn toeverlaet,
Daer alleen mijn hoop op staet.
|
|