't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: Moetnu in alles sich versaken, &c.Eenich, stil, en af ghescheydenGa naar margenoot+
Hier van al,Ga naar margenoot+
s’Menschen herte wel bereyden,Ga naar margenoot+
Voor Godt sal,
Maer aenhanck // van verganckGa naar margenoot+
In ‘t gene dat hier is,
Maeckt duysternis.
Een gelaten hert ootmoedich,Ga naar margenoot+
Hout hem stil,
En het voeght hem altijt spoedigh,
| |
[pagina 90]
| |
Na Gods wil,
Hoe het gaet // goet of quaet,
Ga naar margenoot+Wat Godt toelaet, of schickt,
Hem niet en schrickt.
Ga naar margenoot+Want hem is voor al wel condich,
Datter geen,
Dingen en zijn quaet oft sondich,
Dan alleen,
Ga naar margenoot+’t Goddeloos // wesen boos,
Waer van des menschen gront,
Diep is ghewont.
Ga naar margenoot+Creatuerelick beweghen,
Dus oft so,
Daer en is hem aengelegen,
Niet een stroo,
Ga naar margenoot+Of ‘t ghedacht // schreyt of lacht,
Van ‘t gene dat het siet,
‘t En raeckt hem niet.
Isser dan geen pijn noch smerte,
Noch ghevaer,
In sulcken gelaten herte?
Ga naar margenoot+Iae ‘t voorwaer,
Ga naar margenoot+Smerte groot // totter doot,
‘t Welck niemant en versint,
Dan die ‘t bevint.
Ga naar margenoot+Mochtet hier hem selfs verteeren,
Ga naar margenoot+Om den mensch,
Ga naar margenoot+Tot de ware deucht te keren,
Na Godts wensch,
Hem geen pijn // soudet zijn,
Ga naar margenoot+Vyt liefde die het heeft,
Tot al wat leeft.
Ga naar margenoot+Dat is hem het grootste lyden,
Alst niet can,
Van de slavernye bevryden
| |
[pagina 91]
| |
|